ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3523
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn
- A. van Maanen
- M.H.L. Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van uitkeringsfraude door gebrek aan opzet
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 21 september 2012, stond de verdachte terecht voor de verdenking van uitkeringsfraude. De officier van justitie beschuldigde de verdachte ervan in de periode van 1 januari 2004 tot en met 20 april 2011 opzettelijk te hebben nagelaten om vermogen op te geven aan de uitkeringsinstantie. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzet had, omdat het vermogen op de bankrekeningen toebehoorde aan zijn ouders en hij daar nooit over had beschikt.
De rechtbank onderzocht de feiten en kwam tot de conclusie dat de verdachte als gemachtigde van de bankrekeningen van zijn ouders was aangesteld. De verdachte verklaarde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het vermogen op de bankrekeningen niet van hem was, maar van zijn ouders. Dit werd ondersteund door het testament van zijn moeder, waarin stond dat de tegoeden eerst moesten worden aangewend voor de afwikkeling van een juridisch conflict en pas daarna verdeeld zouden worden onder de erfgenamen.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet van de verdachte om de banktegoeden niet op te geven aan de uitkeringsinstantie. De rechtbank achtte niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk had nagelaten de banktegoeden op te geven. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffiers en is niet door alle rechters ondertekend.