sector handel en kanton
kantonrechter
zaaknummer: 794331 UC EXPL 12-1684 MJ(4221)
vonnis van 7 november 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr.drs. E.W.W. van Burken,
1. de vennootschap onder firma
[VOF],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [VOF],
2. [gedaagde 2], vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde 3], vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats],
verder alle gezamenlijk ook te noemen [VOF] c.s.,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D. Oberink.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 21 maart 2012.
De comparitie is gehouden op 31 mei 2012. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. [eiser] is van 12 april 2007 tot 1 juni 2010 in dienst van [VOF] werkzaam geweest. Zij verrichtte kapperswerkzaamheden. [VOF] heeft haar functie in de loop van het dienstverband achtereenvolgens ingedeeld als Salonstyliste, Haarstyliste en Haarstyliste I. Op de arbeidsverhouding is de CAO Kappersbedrijf van toepassing.
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [VOF] c.s. om aan haar te voldoen € 4.235,15 bruto achterstallig salaris, vermeerderd met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW en het geheel vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, en voorts de veroordeling van [VOF] c.s. tot afgifte van een deugdelijke bruto/netto specificatie van de hiervoor genoemde bedragen en tot betaling van buitengerechtelijke kosten vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [VOF] c.s. in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt aan die vorderingen ten grondslag dat zij gedurende haar dienstverband in een te lage functie is ingedeeld en daardoor te weinig salaris heeft ontvangen. Zij stelt alle in de kapsalon van [VOF] voorkomende werkzaamheden te hebben verricht en dat [VOF] om die reden haar functie ten onrechte achtereenvolgens slechts heeft ingedeeld als Salonassistente, Haarstyliste en Haarstyliste I. Haar functie had ingedeeld moeten worden als Haarstyliste III en haar salaris had op dat niveau moeten zijn gesteld. Op grond van de CAO Kapper is voor de functie-indeling beslissend welke werkzaamheden in de praktijk worden verricht. Zij had alle diploma’s gehaald. Ten tijde van haar indiensttreding bij [VOF] had zij bij derden al alle functies doorlopen, zij was in haar laatste functie voorafgaand aan de indiensttreding bij [VOF] werkzaam als Haarstyliste III bij kapsalon Reina in Leerdam. Zij heeft tijdens haar dienstverband mondeling bezwaar gemaakt tegen haar functie-indeling maar ze heeft niet willen aansturen op een arbeidsconflict.
[eiser] maakt aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten nu [VOF] in verzuim is geraakt, respectievelijk [eiser] de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3. [VOF] c.s. voert het volgende verweer.
Zij heeft [eiser] bij haar indiensttreding ingedeeld als salonassistente omdat zij niet alle voorkomende werkzaamheden zelfstandig kon uitvoeren. [VOF] betwist dat [eiser] al eerder werkzaam is geweest als Haarstyliste II of III en verwijst naar het door [eiser] aan haar destijds verstrekte c.v. Kapsalon Reina bestaat niet eens en volgens het c.v. van [eiser] was zij daar manager, een functie die niet voorkomt in de gehanteerde functie-indelingssystematiek en die niet is die van Haarstyliste III. [eiser] heeft in het eerste jaar bij [VOF] geleerd om zelfstandig te knippen waarna zij in 2008 is ingedeeld als haarstyliste. Wegens het redelijk beheersen van modelvorming is [eiser] in maart 2009 ingedeeld als haarstyliste 1 hoewel ze nog niet aan alle functie-eisen voldeed. [VOF] bestrijdt dat [eiser] de werkzaamheden verrichtte die behoren bij de functie van Haarstyliste 3. [VOF] bestrijdt dat [eiser] tijdens het dienstverband bezwaar heeft gemaakt tegen haar functie-indeling.
3.4. Op hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd zal hierna worden ingegaan voor zover dat voor de beoordeling relevant is.
4.1. De kantonrechter stelt het volgende voorop. De CAO Kappersbedrijf is voor periodes van het dienstverband van [eiser] bij [VOF] algemeen verbindend verklaard. Nu echter [VOF] blijkens haar conclusie van antwoord onder 7. zonder meer uitgaat van de toepasselijkheid van het in de CAO Kappersbedrijf genoemde Functiehandboek, gaat de kantonrechter ervan uit dat de toepasselijkheid van deze CAO tussen partijen is overeengekomen.
4.2. De kantonrechter stelt vast dat het geschil tussen partijen in de kern een geschil betreft over de functie-indeling van [eiser] tijdens haar dienstverband voor [VOF]. Tussen partijen is niet in geschil, zo is uit de mondelinge toelichting van partijen ter zitting gebleken, dat de eerste tussen partijen gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomst - die niet door partijen in geding is gebracht - de functie van [eiser] omschreef als “Salonassistent”.
4.3. Door geen van partijen is gesteld, noch is anderszins gebleken, dat [eiser] de in de CAO geregelde bezwaar- en beroepprocedure in verband met haar bezwaar tegen de functie-indeling door [VOF] heeft gevolgd. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat die procedure niet is of wordt gevolgd. Nu in de CAO is bepaald dat de werknemer altijd de keuze houdt om het verschil van inzicht voor te leggen aan de bevoegde rechter, zal de kantonrechter over het geschil oordelen.
4.4. In het functiehandboek voor het kappersbedrijf behorende bij de CAO Kappersbedrijf 2008/2009 is over de referentiefuncties het volgende vermeld:
“Salonassistent
(…) salonassistent is een ondersteunende functie. Dit houdt in dat salonassistenten bijvoorbeeld niet knippen en/of snijden. (…)
Haarstylist
Basisfunctie
(…) haarstylist vormt de basisfunctie binnen de kappersbranche. Naast deze functie zijn er een aantal vaktechnische handelingen te noemen die de nodige kennis en ervaring vereisen.
In totaal zijn drie van dergelijke handelingen benoemd, namelijk:
1) zelfstandig kleuren;
2) modelvorming;
3) behandeling lang haar.
Haarstylist 1 Haarstylist 2 Haarstylist 3
(…) Als een haarstylist één van deze taken verricht volgens de functieomschrijving dan spreken we van een haarstylist 1. Verricht de werknemer twee taken, dan spreken van een haarstylist 2. Als de werknemer alle drie de taken verricht, dan spreken we van een haarstylist 3 (…).”
4.5. [eiser] heeft allereerst aangevoerd dat zij bij indiensttreding van [VOF] ten onrechte is ingedeeld als salonassistent nu zij voorafgaand aan dit dienstverband op 12 april 2007 in de periode van maart 2006 tot en met augustus 2006 werkzaam is geweest als haarstylist III bij kapsalon Reina te Leerdam. [VOF] heeft daartegenover aangevoerd dat het gezien de periode dat [eiser] al niet meer in een salon had gewerkt juist logisch was dat zij als salonassistent werd ingedeeld, dat zij pas in de loop van het eerste jaar onder haar toezicht de eerste klanten is gaan knippen en dat [eiser] blijkens haar c.v. in de periode van maart 2006 tot en met juli 2006 helemaal niet als haarstylist 3 maar als horecamedewerkster en bij kapsalon Reina als manager kapsalon heeft gewerkt.
4.6. De kantonrechter begrijpt uit de toelichting van [VOF] dat zij [eiser] heeft aangenomen om uit te groeien tot kapster, maar dat zij gelet op de tijd dat [eiser] niet meer als kapster werkzaam was geweest haar niet meteen als kapster heeft willen aannemen. Het feit dat [eiser] een schriftelijke arbeidsovereenkomst met [VOF] aangaat waarin het functieniveau van salonassistent is weergegeven vormt een bevestiging van de juistheid van dit standpunt van [VOF]. De kantonrechter volgt [eiser] niet in haar standpunt dat indeling als salonassistent reeds onwaarschijnlijk is, omdat zij voorafgaand aan het dienstverband met [VOF] al als haarstylist 3 werkzaam is geweest. Uit het door [VOF] overgelegde c.v. blijkt immers dat [eiser] zich in ieder geval niet als haarstylist 3 bij [VOF] heeft gepresenteerd. Volgens dat c.v. was haar laatste functie als kapster die van “hairstylist” in een kapsalon in Gorinchem in de periode van 1 februari tot en met december 2005 en is zij nadien bij de inmiddels niet meer bestaande (en volgens [VOF] nooit bestaan hebbende) kapsalon Reina in Leerdam anders dan als kapster werkzaam geweest. Dat zij daar een functie had van haarstylist 3 volgt daar niet uit. Dat de functie in Gorinchem een functie van haarstylist 2 is geweest, zoals [eiser] in de dagvaarding heeft gesteld, volgt overigens evenmin uit het overgelegde c.v. en is tegenover de betwisting door [VOF] ook onvoldoende door [eiser] onderbouwd. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] blijkens haar c.v. voorafgaand aan de functie in Gorinchem werkzaam is geweest in de functie van juniorstyliste B, welke functie volgens het functiehandboek een opleidingsfunctie is. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt dan niet in te zien dat [eiser] van een opleidingsfunctie meteen instroomt op het niveau van haarstylist 2, terwijl het volgens haar eigen stellingen gebruikelijk is dat een kapster de verschillende niveaus doorloopt. De betwisting door [eiser] dat haar c.v. van haar afkomstig is, wordt verworpen. [eiser] heeft ter zitting immers verklaard dat dit c.v. is toegezonden van het email-adres van haar tante.
4.7. Het voorgaande brengt de kantonrechter tot de conclusie dat [eiser] er bij haar indiensttreding mee heeft ingestemd dat zij uitsluitend in dienst is genomen voor het verrichten van werkzaamheden op het niveau van een salonassistent. Uit het c.v. van [eiser] blijkt slechts dat [eiser] tot en met december 2005 werkzaam is geweest als haarstylist, wat volgens het functiehandboek de algemene functie van kapster is zonder bijzondere vaardigheden. De verklaring van [VOF] dat zij in april 2007 gelet op het inmiddels opgetreden tijdverloop heeft gekozen voor het aannemen van [eiser] in de functie van salonassistente is daarmee voldoende overtuigend. [eiser] heeft daartegenover onvoldoende feiten gesteld die nopen tot de conclusie dat de functie-indeling onjuist is geweest.
4.8. In de loop van het dienstverband heeft [VOF] de functie-indeling van [eiser] aangepast aan de gebleken vaardigheden. Voor een indeling in de functie van haarstylist 3 is volgens het functiehandboek vereist dat [eiser] de volgende bijzondere vaardigheden bezat en in de praktijk bracht:
1) zelfstandig kleuren;
2) modelvorming;
3) behandeling lang haar.
4.8.1. [VOF] heeft er ter zitting op gewezen dat het aspect “zelfstandig kleuren” niet alleen inhoudt dat een kleur wordt aangebracht, wat ook het werk van een salonassistent is, maar dat het tevens inhoudt dat de betrokken kapster zelfstandig vakkundig over de kleur kan adviseren en de kleur kan aanmaken. Het had tegenover de betwisting door [VOF] op de weg van [eiser] gelegen om concrete gegevens te noemen waaruit moet volgen dat [eiser] deze laatste taak in de dagelijkse praktijk uitvoerde. Ter zitting was [eiser] niet in staat om namen van klanten te noemen die door haar zelfstandig zijn geadviseerd anders dan een ter zitting aanwezige mevrouw [klant]. Deze mevrouw [klant] heeft daarop desgevraagd ter zitting verklaard dat zij wel door [eiser] is geknipt en gekleurd maar dat zij nooit heeft gezien dat [eiser] de kleur ging maken. [VOF] heeft daarnaast ter zitting bestreden de toelichting van [eiser] dat zij in het kader van de bijzondere vaardigheid “behandeling lang haar” haar heeft opgestoken van twee niet met name genoemde bruidjes en van mevrouw [VOF] zelf. Volgens [VOF] is in de periode dat [eiser] bij haar werkzaam was slechts één bruid klant bij haar geweest en wel op een zondag en betrof het opsteken van haar eigen haar een oefening. Gelet op dit verweer van [VOF] had het op de weg van [eiser] gelegen haar stellingen nader te onderbouwen. Nu dit is nagelaten, zal de kantonrechter haar vordering tot betaling van achterstallig salaris als onvoldoende onderbouwd afwijzen. De door [eiser] ingestelde nevenvorderingen zijn dan evenmin toewijsbaar.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [VOF] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 500,00 (2 punten x tarief € 250,00)
Totaal € 500,00
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [VOF], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.