ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3670
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van het echtscheidingsconvenant met betrekking tot partner- en kinderalimentatie
In deze zaak heeft de man verzocht om wijziging van het echtscheidingsconvenant, dat onderdeel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking van de Rechtbank 's-Hertogenbosch. Het convenant bevat een niet-wijzigingsbeding voor de partneralimentatie. De man verzoekt primair om de partneralimentatie met ingang van 1 mei 2012 op nihil te stellen en subsidiair om de kinderalimentatie met ingang van dezelfde datum op nihil te stellen. De vrouw verzet zich tegen deze verzoeken en stelt dat de man voldoende draagkracht heeft om de kinderalimentatie te blijven voldoen. Tevens voert zij aan dat het convenant een niet-wijzigingsbeding bevat, wat een wijziging van de partneralimentatie in de weg staat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2010 zijn gescheiden en dat er twee minderjarige kinderen zijn. De man heeft zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie gebaseerd op gewijzigde omstandigheden, waaronder het samenwonen met een nieuwe partner en het starten van een eigen bedrijf. De rechtbank overweegt dat een wijziging van de alimentatieovereenkomst alleen mogelijk is bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 1:159 lid 3 BW. De rechtbank oordeelt dat de door de man aangevoerde omstandigheden geen ingrijpende wijzigingen zijn, aangezien de man bij het aangaan van het convenant al samenwoonde met zijn nieuwe partner en de keuzes die hij heeft gemaakt, zoals het verlaten van zijn baan, voor zijn eigen rekening komen.
De rechtbank wijst de verzoeken van de man af, omdat hij onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een wanverhouding tussen de overeengekomen alimentatie en de wettelijke maatstaven. Ook het subsidiaire verzoek om de kinderalimentatie te verlagen wordt afgewezen, omdat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet meer kan voldoen aan de verplichtingen. De beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 7 november 2012.