ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3670

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
325633 - FA RK 12-3461
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het echtscheidingsconvenant met betrekking tot partner- en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de man verzocht om wijziging van het echtscheidingsconvenant, dat onderdeel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking van de Rechtbank 's-Hertogenbosch. Het convenant bevat een niet-wijzigingsbeding voor de partneralimentatie. De man verzoekt primair om de partneralimentatie met ingang van 1 mei 2012 op nihil te stellen en subsidiair om de kinderalimentatie met ingang van dezelfde datum op nihil te stellen. De vrouw verzet zich tegen deze verzoeken en stelt dat de man voldoende draagkracht heeft om de kinderalimentatie te blijven voldoen. Tevens voert zij aan dat het convenant een niet-wijzigingsbeding bevat, wat een wijziging van de partneralimentatie in de weg staat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2010 zijn gescheiden en dat er twee minderjarige kinderen zijn. De man heeft zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie gebaseerd op gewijzigde omstandigheden, waaronder het samenwonen met een nieuwe partner en het starten van een eigen bedrijf. De rechtbank overweegt dat een wijziging van de alimentatieovereenkomst alleen mogelijk is bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 1:159 lid 3 BW. De rechtbank oordeelt dat de door de man aangevoerde omstandigheden geen ingrijpende wijzigingen zijn, aangezien de man bij het aangaan van het convenant al samenwoonde met zijn nieuwe partner en de keuzes die hij heeft gemaakt, zoals het verlaten van zijn baan, voor zijn eigen rekening komen.

De rechtbank wijst de verzoeken van de man af, omdat hij onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een wanverhouding tussen de overeengekomen alimentatie en de wettelijke maatstaven. Ook het subsidiaire verzoek om de kinderalimentatie te verlagen wordt afgewezen, omdat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet meer kan voldoen aan de verplichtingen. De beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 7 november 2012.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector Familie & Toezicht
zaaknummer / rekestnummer: 325633 / FA RK 12-3461
wijziging levensonderhoud
Beschikking van 7 november 2012
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen de man,
advocaat mr. M.E. Visser,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.H. van Gerwen.
1. Verloop van de procedure
1.1. De man heeft op 12 juni 2012 bij deze rechtbank een verzoekschrift (met producties 1 t/m 6) ingediend.
1.2. De vrouw heeft op 29 juni 2012 een verweerschrift (met producties 1 t/m 5) ingediend.
1.3. Nadien heeft de rechtbank kennisgenomen van de navolgende stukken:
- de brief van mr. Van Gerwen d.d. 4 september 2012 met producties 5 t/m 15,
- de brief van mr. Visser d.d. 7 september 2012 met producties 7 t/m 16.
1.4. De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 17 september 2012. Hierbij zijn verschenen:
- de man met zijn advocaat,
- de vrouw met haar advocaat.
2. Vaststaande feiten
2.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Tussen hen is de echtscheiding uitgesproken door de Rechtbank ’s-Hertogenbosch bij beschikking van 22 januari 2010. Deze beschikking is op 4 februari 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te [woonplaats].
2.2. De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[kind 1], geboren op [2001] te [geboorteplaats], en
[kind 2], geboren op [2005] te [geboorteplaats].
2.3. Bij echtscheidingsconvenant, dat deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking, is bepaald dat de man moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met een bedrag van EUR 300,-- per kind per maand, alsmede in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van EUR 1.240,-- per maand.
Op grond van de wettelijke indexering zijn deze bedragen thans EUR 306,64 per kind per maand respectievelijk EUR 1.267,42 per maand.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. De man heeft wijziging verzocht van het echtscheidingsconvenant, dat deel uitmaakt van de beschikking van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch van 22 januari 2010.
Hij verzoekt primair om de partneralimentatie met ingang van 1 mei 2012 op nihil te stellen. Subsidiair verzoekt de man om de kinderalimentatie met ingang van 1 mei 2012 op nihil te stellen. De vrouw heeft zich hiertegen verweerd. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de man voldoende draagkracht heeft om de kinderalimentatie te blijven voldoen. Met betrekking tot de partneralimentatie heeft de vrouw aangevoerd dat het convenant een niet-wijzigingsbeding bevat, hetgeen aan een wijziging van de partneralimentatie in de weg staat.
3.2. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:401 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd indien zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Hiervan is sprake als, uitgaande van dezelfde gegevens, er een duidelijke wanverhouding bestaat tussen de onderhoudsbijdrage waartoe de rechter zou hebben besloten en die welke partijen zijn overeengekomen. Het betreft gevallen waarin partijen onopzettelijk door onjuist inzicht of onjuiste gegevens van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie is dit artikel in geval van een bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven niet van toepassing.
3.3. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant – bij de berekening van de draagkracht van de man – door de mediator wellicht (ten onrechte) rekening is gehouden met de fiscale bijtelling voor de auto van de man. Daar staat tegenover dat is uitgegaan van het (lagere) inkomen van de man over 2008 in plaats van 2009. Daarnaast zijn de bonussen van de man buiten beschouwing gelaten en is de man aangemerkt als een alleenstaande, terwijl hij ten tijde van de echtscheidingsbeschikking al samenwoonde met zijn nieuwe partner. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een duidelijke wanverhouding tussen de overeengekomen onderhoudsbijdrage en die waartoe de rechter zou hebben besloten. De rechtbank acht dan ook geen gronden aanwezig om de alimentatieovereenkomst op grond van artikel 1:401 lid 5 BW te wijzigen.
3.4. Voorts wordt overwogen dat op grond van artikel 1:159 lid 3 BW een alimentatieovereenkomst kan worden gewijzigd, indien sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat de verzoeker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het niet-wijzigingsbeding kan worden gehouden.
Doorbreking van het niet-wijzigingsbeding kan pas aan de orde zijn als er sprake is van een ingrijpende wijziging waarmee bij het sluiten van de overeenkomst geen rekening is gehouden. Daarnaast dient er ten tijde van de uitspraak op het wijzigingsverzoek sprake te zijn van een wanverhouding tussen wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond in relatie tot de huidige financiële situatie.
3.5. Thans dient beoordeeld te worden wat de omstandigheden waren ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, met welke eventuele toekomstige wijzigingen partijen rekening hielden en wie van partijen het risico van de wijziging voor zijn of haar rekening moet nemen. De rechtbank acht door de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat het bij het aangaan van de overeenkomst de bedoeling van partijen was dat de vrouw met de kinderen in de echtelijke woning kon blijven wonen. Vanuit dit oogpunt heeft de vrouw de man uitgekocht en heeft zij een overlijdensverzekering afgesloten op het leven van de man. Blijkens de door de vrouw overgelegde correspondentie tussen partijen en de mediator is de man meerdere malen gewezen op de verstrekkende consequenties van het niet-wijzigingsbeding. Partijen hebben desondanks voor dit beding gekozen, met het oog op de zekerheid voor zowel de vrouw als voor de man. Zij hebben hierbij expliciet wijzigingen in het inkomen van partijen, de bonus van de man en samenwoning van de man in aanmerking genomen.
Sinds het aangaan van de overeenkomst zijn de omstandigheden aan de zijde van de man gewijzigd. De man heeft (onder meer) naar voren gebracht dat hij is gaan samenwonen met zijn nieuwe partner en haar twee kinderen. Zij zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan en hebben een woning gekocht. Daarnaast heeft de man ontslag genomen bij zijn werkgever en is, tezamen met zijn nieuwe partner, een eigen bedrijf gestart. Vervolgens is de man in dienst getreden bij zijn huidige werkgever, waar hij thans slechts 80% kan werken wegens bedrijfseconomische redenen. Volgens de man is zijn nieuwe partner niet in staat om (geheel) in haar levensonderhoud te voorzien.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde omstandigheden geen ingrijpende wijzigingen zijn als bedoeld in artikel 1:159 lid 3 BW. De wijziging in de gezinssituatie van de man was te voorzien, aangezien hij bij het aangaan van de overeenkomst al (bijna) samenwoonde met zijn nieuwe partner en haar kinderen. Het prijsgeven van zijn baan en de aankoop van een woning betreffen keuzes van de man, die voor zijn rekening moeten blijven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de man onvoldoende heeft aangevoerd om voorbij te gaan aan het contractuele beding dat zekerheid moet bieden aan partijen. De rechtbank zal het primaire verzoek van de man dan ook afwijzen.
3.6. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de man overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens artikel 1:400 lid 1 BW gaat – kort gezegd – kinderalimentatie altijd boven partneralimentatie. Deze bepaling is ingevoerd bij wet van 25 november 2008 en in werking getreden op 1 maart 2009, te weten voor de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant van partijen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het de bedoeling van partijen is geweest om, overeenkomstig de wettelijke maatstaven, een bedrag aan kinderalimentatie vast te stellen, onafhankelijk van de (hoogte van de) partneralimentatie. De man heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij thans – los van de onderhoudsverplichting jegens de vrouw– het overeengekomen bedrag aan kinderalimentatie niet meer kan voldoen. Gelet op het voorgaande zal ook het subsidiaire verzoek van de man worden afgewezen.
4. Beslissing
De rechtbank wijst de verzoeken van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Verouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.?