ECLI:NL:RBUTR:2012:BY4065

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
329305 - HA ZA 12-1057
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdige betaling griffierecht door eiser

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Utrecht op 21 november 2012, was de eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, [bedrijf 1], vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Kolkman. De gedaagde, een andere besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, [bedrijf 2], was niet verschenen. De procedure begon met een dagvaarding en het verlenen van verstek aan [bedrijf 2]. De rolrechter had besloten om de beslissing over de zuivering van het verstek aan te houden totdat er een uitspraak was gedaan over de niet tijdige betaling van het griffierecht door [bedrijf 1].

De rechtbank constateerde dat [bedrijf 1] het griffierecht niet tijdig had voldaan, wat volgens de wet vereist was om de zaak voort te zetten. De griffier had op 4 oktober 2012 geconstateerd dat de betaling niet was gedaan en had mr. Kolkman hierover geïnformeerd. In zijn reactie voerde mr. Kolkman aan dat ontslag van instantie zou leiden tot een onbillijke situatie en ongewenste complicaties, en vroeg hij de rechtbank om geen ontslag van instantie te verlenen op basis van de hardheidsclausule in artikel 127a Rv.

De rechtbank oordeelde echter dat het belang van beide partijen bij toegang tot de rechter niet geschaad zou worden door ontslag van instantie. De rechtbank merkte op dat de wetgever met de regeling van niet tijdige betaling van griffierecht een vertraging in het proces beoogde. De argumenten van [bedrijf 1] werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Daarom leidde de niet tijdige betaling van het griffierecht tot ontslag van instantie, waarbij [bedrijf 1] werd veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van [bedrijf 2] op nihil werden begroot.

De rechtbank besloot om [bedrijf 2] van instantie te ontslaan en [bedrijf 1] te veroordelen in de kosten van het geding. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. S.C. Hagedoorn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 329305 / HA ZA 12-1057
Vonnis van 21 november 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
verder te noemen: [bedrijf 1],
advocaat mr. F. Kolkman,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
verder te noemen: [bedrijf 2],
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen [bedrijf 2] verleende verstek
- de beslissing van de rolrechter tot aanhouding van de beslissing om zuivering van het tegen [bedrijf 2] verleende verstek toe te staan en de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie te accepteren tot het moment dat er een beslissing is gegeven op de niet tijdige betaling van het griffierecht door [bedrijf 1].
- de brief van de griffier d.d. 4 oktober 2012 aan mr. F. Kolkman inzake niet of te laat betalen van het griffierecht
- de akte uitlating van mr. F. Kolkman d.d. 17 oktober 2012 over de niet-tijdige betaling van het griffierecht.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. [bedrijf 1] is griffierecht verschuldigd vanaf de eerste uitroeping van de zaak ter
terechtzitting en dient ervoor zorg te dragen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel daar ter griffie is gestort (artikel 3 lid 3 WGBZ).
In deze zaak houdt dat in dat het griffierecht uiterlijk woensdag 3 oktober 2012 op de rekening van het gerecht bijgeschreven had moeten zijn.
2.3. De griffier heeft op 4 oktober 2012 geconstateerd dat [bedrijf 1] het griffierecht niet tijdig heeft voldaan. De griffier heeft de gemachtigde van [bedrijf 1] vervolgens aangeschreven om te reageren op het feit dat er niet tijdig is betaald.
2.4. In reactie hierop voert mr. Kolkman aan dat er als gevolg van ontslag van instantie een onbillijke situatie zou ontstaan in dit geval, gelet op het belang van beide partijen bij toegang tot de rechter. Verder voert hij aan dat ontslag van instantie tot ongewenste processuele complicaties en onnodige vertraging zou leiden voor beide partijen. Derhalve doet [bedrijf 1] een beroep op de hardheidsclausule zoals verwoord in artikel 127a Rv en verzoekt zij de rechtbank geen ontslag van instantie te verlenen.
2.5. De rechtbank is van oordeel dat het belang van partijen bij toegang tot de rechter niet geschaad wordt bij ontslag van instantie, nu niet gesteld of gebleken is dat het voor beide partijen onmogelijk is om de zaak opnieuw aan te brengen. Voorts merkt de rechtbank op dat de genoemde onnodige vertraging een beoogd gevolg van de wetgever is bij niet tijdige betaling van het griffierecht door de eisende partij. De door mr. Kolkman gestelde ongewenste “processuele complicaties” worden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
2.6. De door [bedrijf 1] aangevoerde argumenten kunnen dan ook niet tot de conclusie leiden dat het verbinden van gevolgen aan de niet tijdige betaling een onbillijkheid van overwegende aard oplevert. De niet tijdige betaling van het griffierecht moet derhalve op grond van artikel 127a Rv leiden tot ontslag van instantie, met veroordeling van [bedrijf 1] in de kosten. De kosten van [bedrijf 2] worden tot op heden begroot op nihil.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. ontslaat [bedrijf 2] van instantie;
3.2. veroordeelt [bedrijf 1] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [bedrijf 2] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.?