ECLI:NL:RBUTR:2012:BY4634

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/700061-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor brutale inbraken en deelname aan criminele organisatie

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 28 november 2012 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee voltooide brutale inbraken in supermarkten en vier pogingen tot inbraak in winkels. De verdachte heeft ook deelgenomen aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbraken op geraffineerde en professionele wijze zijn uitgevoerd, waarbij aanzienlijke schade is aangericht en een groot bedrag aan geld en goederen is buitgemaakt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 52 maanden.

De rechtbank heeft in haar oordeel de betrouwbaarheid van de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en stemherkenningen, meegewogen. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen zijn zwijgrecht ingeroepen, waardoor de rechtbank zelf de feiten en omstandigheden heeft moeten interpreteren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte en zijn medeverdachten in nauwe samenwerking hebben gehandeld, wat blijkt uit de modus operandi die bij de gepleegde feiten is gehanteerd.

De rechtbank heeft ook de impact van de delicten op de slachtoffers en de samenleving in overweging genomen. De verdachte heeft een aanzienlijk strafblad en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank heeft daarom een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd geacht, met het oog op genoegdoening voor de slachtoffers en ter preventie van toekomstige misdrijven. De schadevergoedingsmaatregel is opgelegd aan de verdachte, die hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/700061-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Utrecht – Huis van Bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 25 september 2012 en
14 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1: in de periode van 15 augustus 2011 tot en met 16 augustus 2011 met anderen in de [benadeelde 1] supermarkt te Delft heeft ingebroken;
Ten aanzien van feit 2 primair: in de periode van 11 december 2011 tot en met 12 december 2011 met anderen in de [benadeelde 2] te Hoofddorp heeft ingebroken;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: in de periode van 11 december 2011 tot en met 12 december 2011 heeft geprobeerd met anderen in de [benadeelde 2] te Hoofddorp in te breken;
Ten aanzien van feit 3 primair: in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 met anderen in [benadeelde 3] supermarkt te Doetinchem heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 3 subsidiair: in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 medeplichtig is geweest aan een poging inbraak in [benadeelde 3] supermarkt te Doetinchem;
Ten aanzien van feit 4: op 5 januari 2012 met anderen in de [benadeelde 1] supermarkt te Deventer heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 5: in de periode van 5 januari 2012 tot en met 6 januari 2012 met anderen in de [benadeelde 4] supermarkt te Tilburg heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 6: in de periode van 11 januari 2012 tot en met 12 januari 2012 met anderen in de [benadeelde 5] supermarkt te Assen heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 7: in de periode van 1 februari 2012 tot en met 2 februari 2012 met anderen in de [benadeelde 6] te Zoetermeer heeft ingebroken;
Ten aanzien van feit 8: in de periode van 15 augustus 2011 tot en met 14 februari 2012 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft daartoe, kort samengevat, gewezen op:
- de aangiften,
- de gevolgde modus operandi bij de ten laste gelegde feiten en in de andere zaken in het onderzoek Doega,
- de gedane herkenningen, die door verbalisanten die verdachte reeds kenden zijn gedaan en die zij betrouwbaar acht,
- het vastgestelde telefoongebruik door verdachte en medeverdachten,
- de gemaakte tijdlijn naar aanleiding van telecomanalyse en bewakingsbeelden,
- de in dit onderzoek relevante getapte telefoongesprekken en
- de processen-verbaal van stemherkenning betreffende de medeverdachten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 8 kan komen en wijst daarbij onder meer op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman is van mening dat het koppelen van een telefoonnummer aan verdachte op onjuiste grond is gebeurd, dat de processen-verbaal van stemherkenning onbetrouwbaar zijn omdat de stemherkenning niet volgens een deugdelijke, gewaarborgde procedure met wetenschappelijke grondslag is uitgevoerd en dat de processen-verbaal van beeldherkenning eveneens onbetrouwbaar zijn, nu niet de in de jurisprudentie geldende waarborgen in acht genomen zijn.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak 09Zoetermeer
Uit diverse tapgesprekken blijkt dat via de telefoon voor en ten tijde van de inbraak in de [benadeelde 6] supermarkt te Zoetermeer diverse gesprekken zijn gevoerd waarvan de inhoud, mede gelet op de in het onderzoek 09Doega11 gehanteerde modus operandi, is te duiden als gerelateerd aan het plegen van de bedoelde inbraak. Anders dan een enkele stemherkenning van verdachte in een gesprek gevoerd via één van de getapte nummers over een lijn die door meerdere personen werd gebruikt bevat het dossier geen andere bewijsmiddelen waaruit een concrete relatie tussen het feit en een mogelijke betrokkenheid van verdachte [verdachte] valt af te leiden. Deze herkenning is –in tegenstelling tot veel andere stemherkenningen- expliciet door verdachte betwist en vindt geen steun in ander bewijsmateriaal. De rechtbank acht deze stemherkenning dan ook van onvoldoende gewicht om op basis daarvan tot een veroordeling te komen. De rechtbank ziet derhalve onvoldoende wettig bewijs in het dossier om het onder 7 ten laste gelegde feit te bewijzen en zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6 en 8 wel wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De vindplaatsvermeldingen van de onderstaande bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van een (zaaks)dossier, zoals bijvoorbeeld ‘p. 1 van Einddossier, Algemeen, map 1’ of ‘p. 1 van 09Delftplus’ (oftewel pagina 1 van het dossier 09Delftplus (zaak 1) met dossiernummer PL0910-2012087226), tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Voor zover er sprake is van het bestaan van beeldmateriaal in de vorm van camerabeelden, zijn deze beelden ook door de rechtbank bekeken.
Onderzoek 09Doega11
Op 30 oktober 2011 werd onder leiding van de officier van justitie van het arrondissementsparket Utrecht een onderzoek gestart onder de naam 09[benadeelde 7]11, naar aanleiding van een aangifte waaruit bleek dat men kennelijk voorbereidingshandelingen trof voor een overval op supermarkt [benadeelde 7], gevestigd in Utrecht. In het kader van dit onderzoek werden op vordering van de officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris van het arrondissement Utrecht, diverse telefoons getapt. Gedurende het onderzoek bleek uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de paallocaties en het door het team ingestelde onderzoek, dat in dat onderzoek in beeld gekomen personen zich kennelijk tevens bezig hielden met het plegen van insluipingen en (dak)inbraken in onder andere supermarkten. Daarnaast bleek dat de verdachten die in onderzoek 09[benadeelde 7]11 naar voren kwamen, deel uit maakten van een criminele jeugdgroep uit de stad Utrecht waarnaar op 27 september 2011 een onderzoek was gestart onder de naam 09Doega11. Derhalve werd besloten het onderzoek naar deze insluipingen en (dak)inbraken voort te zetten onder de naam 09Doega11.
Modus Operandi
Door het onderzoeksteam 09Doega11 zijn meer dan 20 feiten, gepleegd op locaties verspreid over heel Nederland, in behandeling genomen. Uit het onderzoek naar deze zaken kwam naar voren dat de daders veelal een min of meer vaste werkwijze hanteerden om een inbraak te plegen. Deze vaste werkwijze, de modus operandi, kenmerkte zich onder meer door een voorverkenning, de insluiting van een mededader, en door de verdere uitvoering van de inbraak.
Voorverkenning:
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken, in combinatie met de gegevens voortkomend uit de historische printgegevens en in combinatie met de beschikbare beelden van de diverse supermarkten, bleek dat een inbraak over het algemeen werd voorafgegaan door één of meerdere voorverkenningen.
Een voorverkenning in een pand werd veelal uitgevoerd door twee tot vier personen. Een voorverkenning was kennelijk bedoeld om te onderzoeken of het betreffende pand geschikt was voor een inbraak c.q. insluiping. Uit de incidenten die door het onderzoeksteam werden onderzocht bleek dat de verdachten bij deze voorverkenning met name op zoek waren naar het magazijn, kennelijk om vast te kunnen stellen waar de alarmkabels van het alarm zich bevonden. Dit, gezien het feit dat bij iedere (geslaagde) inbraak de alarmkabels waren gesaboteerd. Daarnaast bleek uit onderzoek van een bij een verdachte in beslag genomen computer dat op de site Google naar diverse supermarkten door heel Nederland was gezocht.
Insluiting:
Nadat een voorverkenning was gedaan vond over het algemeen een insluiting plaats. Eén verdachte liet zich insluiten in de meterkast of magazijnruimte van het betreffende pand. Vervolgens werd door deze persoon gewacht tot de winkel was gesloten en al het personeel van de betreffende winkel het pand had verlaten. Daarna, al dan niet op (telefonische) aanwijzingen van een ander, knipte of zaagde deze persoon de alarmkabels door, kennelijk om te voorkomen dat er een alarm af zou gaan. Gedurende de tijd dat de persoon ingesloten was in het betreffende pand terwijl het personeel daar nog aanwezig was, werd het pand van buitenaf door één of meerdere personen vermoedelijk in de gaten gehouden. Dit is onder meer af te leiden uit (de inhoud van) diverse telefooncontacten met de ingesloten persoon.
Tevens bleek dat de mededaders veelal op afstand wachtten totdat duidelijk was dat het alarm onklaar was en er kennelijk geen gevaar voor betrapping meer was. Uit de geslaagde inbraken werd duidelijk dat de ingesloten persoon het pand na het doorknippen van de alarmkabels verliet. Enkele uren later werd de inbraak dan afgemaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van professioneel gereedschap.
(Voltooiing) inbraak:
Nadat het alarm was uitgeschakeld en hierop niet door de beveiliging en/of politie werd gereageerd, vond het vervolg van de inbraak plaats. Uit het onderzoek is gebleken dat dit vermoedelijk op de volgende manier gebeurde. De dader die ingesloten was knipte/zaagde de alarmkabels door, kwam uit de meterkast/magazijn ruimte, rende enkele malen door het pand (kennelijk om te onderzoeken of het alarm daadwerkelijk was uitgeschakeld), opende de nooddeur, zorgde ervoor dat die van buitenaf te openen was en verliet het pand. Na enkele uren maakten de daders de inbraak af, al dan niet inclusief een (poging tot) kluiskraak. Daarnaast is gebleken dat tijdens de inbraak kennelijk gebruik werd gemaakt van personen die buiten op de uitkijk stonden om de medeverdachten die in het pand met de inbraak bezig waren tijdig te kunnen waarschuwen indien de politie en/of beveiliging ter plaatse zou komen. Voor de communicatie onderling werd daarbij onder andere gebruik gemaakt van portofoons terwijl de mobiele telefoons dan kennelijk waren uitgeschakeld.
De aandacht van de daders was gericht op waardevolle goederen, zoals scheermesjes, sigaretten, batterijen en cosmetica, en op contant geld.
Stemherkenning
In een groot aantal zaken in het onderzoek 09Doega11 is sprake van opgenomen en uitgeluisterde telefoongesprekken. In veel van die gevallen is door verbalisanten gerelateerd dat en waarom de gebruiker van een specifiek aangeduid nummer wordt herkend als een/de vaste gebruiker van dat nummer. Daarnaast is in een aantal gevallen sprake van een herkenning van de gebruiker van een nummer op basis van diens stem. De betrouwbaarheid van die (stem)herkenningen is door de verdediging gemotiveerd betwist. Hiertoe is in de kern betoogd dat de stemherkenning niet volgens bepaalde wetenschappelijke methoden is uitgevoerd en de verbalisanten geen deskundigen op het gebied van stemherkenning zijn.
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat een oordeel omtrent de betrouwbaarheid van bewijsmiddelen aan de rechtbank is. Een positief oordeel van de rechtbank omtrent de betrouwbaarheid van een stemherkenning, en vervolgens het gebruik daarvan voor het bewijs, betekent naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aard en de strekking van het strafprocesrecht, slechts dat de diagnostische waarde van dit bewijsmiddel groot genoeg is om aan het bewijs van het daderschap te kunnen bijdragen. Of het bewijsmiddel op zichzelf betrouwbaar genoeg is, hangt dan ook mede af van het andere beschikbare bewijs.
Als uitgangspunt ten aanzien van stemherkenningen heeft naar het oordeel van de rechtbank te gelden dat herkenningen die mede gebaseerd zijn op aanvullende informatie in het algemeen meer betrouwbaar zijn dan herkenningen van stemmen in een vreemde context. Nu in casu in alle gevallen sprake is van stemherkenningen door opsporingsambtenaren die tevens konden beschikken over aanvullende informatie, wordt de betrouwbaarheid van hun constateringen naar het oordeel van de rechtbank, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging daaromtrent heeft aangevoerd, juist vergroot. De rechtbank waardeert het bewijsmiddel van een stemherkenning, voor zover gedaan door een verbalisant die relateert op basis waarvan hij/zij tot een herkenning komt, in beginsel dan ook als betrouwbaar. Toetsing van de methode van de stemherkenning aan de door de verdediging genoemde (wetenschappelijke) criteria is daarbij naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde, nu een stemherkenning in de onderhavige zaak niet een wetenschappelijke analyse betreft, maar het herkennen van de stem van een bij de uitluisterende verbalisant bekende persoon. Voor die herkenning geldt niet een bepaalde (wetenschappelijke) methodiek.
Bij de bespreking van de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank telkenmale aangeven (indien het geval) op basis van welke bewijsmiddelen de rechtbank tot het oordeel komt dat er sprake is van daderschap van verdachte. In lijn met hetgeen hierboven is aangegeven hanteert de rechtbank daarbij als uitgangspunt dat een veroordeling op basis van slechts een enkele stemherkenning niet zal plaatsvinden, maar dat er aanvullend bewijs nodig is. In die zin heeft een (aangevochten) stemherkenning in het geheel van de bewijsconstructie slechts een beperkte betekenis.
Beeldherkenning
In het onderzoek 09Doega11 bevinden zich in de meeste deelonderzoeken processen-verbaal van herkenning van een of meer verdachten die werden herkend op (foto’s van) camerabeelden gemaakt op de plaats delict. In de ‘Aanvulling op het Einddossier’ zijn processen-verbaal van bevindingen opgenomen, met daarin een nadere toelichting door de betreffende verbalisanten op de totstandkoming van de herkenningen. Over de herkenningen en de omstandigheden waaronder de herkenningen tot stand zijn gekomen en de wijze waarop processen-verbaal zijn opgemaakt is bij de rechter-commissaris voorts de teamleider van het onderzoek 09Doega11, [getuige 3], als getuige gehoord.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de gedane herkenningen gemotiveerd betwist.
De rechtbank overweegt voor wat betreft de betrouwbaarheid van de herkenningen in dit onderzoek als volgt.
Ook ten aanzien van de beeldherkenningen merkt de rechtbank in de eerste plaats op dat een oordeel omtrent de betrouwbaarheid van dit bewijsmiddel aan de rechtbank is.
De herkenningen betreffen (gezichts)herkenningen van een voor de desbetreffende getuige (in casu: telkens een verbalisant van politie) bekend gezicht. De desbetreffende verbalisanten hebben bij de gedane herkenningen steeds aangegeven dat ze de desbetreffende verdachte uit hoofde van hun werk bij de politie al kenden vóórdat ze de foto’s/bewegende beelden zagen. Ook is aangegeven hoe lang en hoe ze de herkende verdachte kenden.
De rechtbank merkt op dat in het algemeen een bekende herkennen makkelijker is dan een herinnering aan een gezicht verwoorden of een onbekende herkennen. De strenge eisen die aan een (foto)Oslo-confrontatie worden gesteld hoeven dan ook niet in gelijke mate te worden gesteld aan een herkenning van een bekende. Dat neemt echter niet weg dat ook bij herkennen fouten gemaakt kunnen worden en dat zorgvuldig gekeken dient te worden hoe en onder welke omstandigheden een herkenning tot stand is gekomen.
De rechtbank merkt allereerst op dat de waarneming en opslag van informatie in het geheugen in positieve zin wordt beïnvloed door de taak van de waarnemer en datgene wat voor hem/haar interessant is. In casu is die taak telkens de handhaving van de openbare orde en de opsporing, meer in het bijzonder in een of meer specifieke wijk(en) van de stad Utrecht, wijken waar de desbetreffende verdachten woonachtig zijn. In het onderhavige onderzoek worden diverse verdachten bovendien (veelal) door meerdere verbalisanten herkend, zodat deze herkenningen elkaar ook ondersteunen. De herkenningen zijn allemaal gedaan op basis van beelden die aan het dossier zijn toegevoegd. De rechtbank heeft ook zelf kennis genomen van die beelden en zich daarom ook een oordeel kunnen vormen omtrent de kwaliteit van die beelden. De kwaliteit van de beelden is immers mede bepalend voor de mate waarin op basis daarvan een herkenning kan worden gedaan.
De rechtbank waardeert het bewijsmiddel ‘proces-verbaal bevindingen, betreffende een beeldherkenning’, voor zover gedaan door een verbalisant die relateert dat hij/zij verdachte ‘kent’ en op beelden herkent, in beginsel dan ook als betrouwbaar. Daar waar door de verdediging een concreet en specifiek verweer ten aanzien van een individuele herkenning is gevoerd, zal de rechtbank daar bij het desbetreffende feit nader op in gaan.
Gelet op het voorgaande en mede gezien de per bewezen verklaard feit in het dossier opgenomen bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat het (voorwaardelijke en herhaalde) verzoek van de raadsman tot het alsnog horen van een aantal verbalisanten die herkenningen deden, door de verdediging onvoldoende concreet is onderbouwd, zodat dat verzoek zal worden afgewezen.
Hierna zal de rechtbank, in het kader van hetgeen hierboven is overwogen, de bewijsmiddelen weergeven en nader motiveren waarom zij tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6 en 8 ten laste gelegde feiten komt.
Feit 1: 09Delftplus
Op 24 oktober 2011 doet [A] aangifte van inbraak in de supermarkt [benadeelde 1] aan de [adres] in Delft. In de aangifte staat dat op dinsdag 16 augustus 2011, omstreeks 05.45 uur, medewerker [B] bij de winkel kwam om deze te openen. Hij zag dat het kastje van de alarmcode geheel van de muur was verwijderd. Medewerkster [C] constateerde dat er meerdere plafondplaten uit het plafond waren gehaald. Dat was onder andere zo in het bestelkantoor op de eerste etage. De toegangsdeur van de kluisruimte, het kassakantoor, was verbroken. In de kluisruimte bleek dat de zijkant van een kluis open geslepen was. Uit deze kluis was een aanzienlijk geldbedrag weggenomen. Uit onderzoek van de politie en het onderzoek van Wesotronic bleek dat alle bedrading van het internet en de inbraakbeveiliging tijdens de inbraak was doorgeknipt. Dit is gebeurd in de meterkast.
Getuige [getuige 1] is eigenaar van de supermarkt [benadeelde 1]markt te Delft. Hij heeft verklaard dat op 15 augustus 2011 de winkel om 22.36 uur is afgesloten. Dat is ook het moment geweest dat het alarm erop is gezet. Het uit de kluis weggenomen bedrag wordt geschat op € 75.000,-. Het weggenomen bedrag wordt later vastgesteld op € 75.478,26.
Insluiting
In de [benadeelde 1]markt te Delft zijn camerabeelden opgenomen en veiliggesteld over de periode van zondag 14 augustus 2011 te 07.00 uur tot en met dinsdag 16 augustus 2011 te 6.00 uur.
Uit deze camerabeelden bleek dat twee manspersonen op maandag 15 augustus 2011 te 19.16 uur via de hoofdingang de nog geopende winkel in kwamen lopen. Verdachte 1, met een roze blouse, en verdachte 2, met een zwarte jas, liepen om 19.21 uur via de winkel naar het magazijn. Vervolgens liepen zij door de klapdeuren het magazijn in en, kennelijk doelbewust, in de richting van de meterkast. Dat het hier om het lopen in de richting van de meterkast gaat, leidt de rechtbank af uit de richting waarin zij lopen in combinatie met de plattegrond welke in het dossier zit. Twee minuten later, om 19.23 uur, verlaat verdachte 2 het magazijn via de klapdeuren en vervolgens de winkel via de kassa.
Verdachte 1 is dan niet meer te zien op de beelden. Hij is niet via de personeelsingang of de hoofdingang naar buiten gegaan maar kennelijk ergens in het magazijn achter gebleven.
Verdere verloop inbraak
Op de camerabeelden is te zien dat op 16 augustus 2011 te 00.08 uur een paneel boven de deur van de meterkast met een elleboog wordt verwijderd door iemand die zich achter dat paneel bevindt. Te zien is dat verdachte 1, met de roze blouse, via het ontstane gat naar buiten komt en naar beneden springt. Met een schroevendraaier in zijn hand loopt hij vervolgens via de klapdeuren van het magazijn de winkel in. Om 00.12 uur loopt hij via de nooddeur de winkel uit.
Om 01.24 uur komt verdachte 1 via diezelfde nooddeur weer naar binnen. Hij draagt nu een zwarte jas en heeft een grote reistas bij zich. Om 02.30 uur komen twee personen, met bivakmutsen op, het pand binnen. Zij nemen de gereedstaande reistas verder mee het magazijn in en pakken er een breekijzer uit. Zij forceren hiermee de toegangsdeur naar de kluisruimte en maken daar de camera onklaar. Om 03.15 uur verlaten zij de kluisruimte en lopen terug naar het magazijn. Om 03.54 uur verlaten zij de winkel.
De rechtbank constateert dat de camerabeelden beelden zeer scherp zijn en dat de beide verdachten met onverhuld gezicht volledig in beeld zijn. Zowel verdachte 1 als verdachte 2 zijn vervolgens vele malen herkend. Verdachte [verdachte] wordt geïdentificeerd als verdachte 1 door Verbalisant [verbalisant 13] , verbalisant [verbalisant 1] , verbalisant [verbalisant 2] , verbalisant [verbalisant 3] , verbalisant [verbalisant 4] , verbalisant [verbalisant 5] en verbalisant [verbalisant 6] . De rechtbank acht deze herkenningen zeer betrouwbaar.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte tezamen met verdachte 2 de winkel in Delft tijdens openingstijd via de hoofdingang is binnengegaan, dat zij samen het magazijn in zijn gelopen, dat zij samen ongeveer twee minuten in de buurt van de meterkast zijn geweest en dat verdachte 2 vervolgens alleen de winkel heeft verlaten.
Verdachte heeft zich in de meterkast opgesloten of op laten sluiten, want op beelden is te zien hoe hij de meterkast enkele uren later (om 00.08 uur op 16 augustus 2011) verlaat, via een door hem kort daarvoor verwijderd paneel boven de deur van de kast. De politie heeft ter plaatse geconstateerd dat de meterkast (de rechtbank leest: de deur van de meterkast) was afgesloten en met een sleutel moest worden geopend. Enkele uren later, nog steeds gedurende de nachtelijke uren van 16 augustus 2011, vindt vervolgens het vervolg van de inbraak plaats, waarbij in ieder geval twee personen zichtbaar zijn op de beelden.
In het licht van de hierboven beschreven modus operandi ziet de rechtbank de insluiting in de meterkast als een uitvoeringshandeling van de inbraak. Nu uit de beelden blijkt dat er meerdere daders zijn kan het medeplegen van deze inbraak door verdachte worden bewezen.
Feit 2: 09[benadeelde 2]
Op 12 december 2011 doet [D] aangifte van inbraak in de [benadeelde 2] aan de [adres] te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer. De aangever verklaart dat op 11 december 2011 de winkel omstreeks 17.45 uur door het personeel is afgesloten. Vervolgens is de aangever op 12 december 2011 om 03.54 uur gebeld door de alarmcentrale, omdat er een melding was binnen gekomen van het pand van [benadeelde 2]. De aangever is hierop naar het pand gegaan en zag dat er diverse fotocamera’s en laptops waren weggenomen. Ook was de vitrine waar de I-pads in zitten verbroken en waren er I-pads weggenomen. Het glas van de vitrine lag versplinterd op de grond. Naast de nooduitgang was het ruitje van een kastje verbroken. Hierdoor gaat de nooddeur van het slot. De aangever voelde dat de deur niet meer afgesloten was. Via deze deur kom je in een trappenhuis, die eindigt op het dak. Vlak achter de deur die toegang geeft tot het dak stond een grote tas met daarin laptops en dergelijke, welke uit de winkel afkomstig waren. De politie vond verder op het dak nog een tas met goederen, welke afkomstig waren uit de winkel.
Op 12 december 2011, omstreeks 03:52 uur zijn verbalisanten ter plaatse gegaan. Verbalisant [verbalisant 7] ziet vervolgens twee personen in het donker gekleed, via de lichtmast van het dak van het winkelcentrum ‘Vier Meren’ afkomen. Via dit deel van het dak is het winkelbedrijf [benadeelde 2] te bereiken. [verbalisant 7] ziet dat deze personen meteen weg beginnen te rennen. Kort hierop ziet [verbalisant 7] de verdachte die hij eerder weg heeft zien rennen, in een aldaar gesitueerde nis staan. Op het moment dat de verbalisant het portier van zijn auto wil openen, ziet en voelt hij dat de verdachte met veel kracht tegen het portier van het dienstvoertuig aanduwde, waarna de verdachte meteen weer wegrende. Hierop heeft [verbalisant 7] de achtervolging te voet vervolgd met de surveillancehond. De verbalisant hoort een deur dichtvallen en hoort dat dit geluid komt uit de richting van een galerij die toegang geeft tot een aantal woningen. Tot het moment dat andere collega’s hun positie hadden ingenomen, heeft de verbalisant zicht gehouden op de galerij, opdat de verdachte niet ongezien zou kunnen vluchten. Vervolgens zijn de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] de galerij op gegaan. De surveillance-hond blaft en bijt dan in een grote boodschappentas die in het trappenportiek staat. Hieruit maakte [verbalisant 7] op dat de surveillancehond een tas heeft aangetroffen waarop verse menselijke lucht aanwezig was. [verbalisant 8] ziet dat er diverse I-pads in de tas zitten. Uit de kennisgeving van inbeslagneming blijkt dit te gaan om een witte draagzak met een zwart en rood ruitpatroon. Vervolgens zijn de verbalisanten verder gaan zoeken en zien ze de verdachte zitten tegen een muur, achter twee geparkeerde fietsen. De verdachte [verdachte] wordt aangehouden om 04:10 uur.
Verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 15] treffen bij de nooddeur van het winkelcentrum een rood/wit geblokte grote winkeltas aan. Hierin zitten elektronische goederen welke nog beveiligd zijn en duidelijk afkomstig zijn van een winkel. Voorts zien de verbalisanten een aantal losse goederen liggen, die ook nog beveiligd zijn en zien zij tevens verpakkingen van digitale camera’s. De verbalisanten treffen verder op het dak nog een zelfde soort tas aan, waarin ook elektronische goederen zitten.
De camerabeelden van [benadeelde 2] aan de [adres] te Hoofddorp, opgenomen op 12 december 2011, worden door verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] bekeken. Omstreeks 03:41 uur is op de beelden te zien dat vijf personen via een ladder vanaf het dak de galerij op komen. Vervolgens is te zien dat omstreeks 03:43 uur rood-wit geruite big-shoppers worden uitgevouwen door de personen. Op de beelden in de winkel is te zien dat vijf personen de winkel in gaan, via de nooddeur. Voorts is te zien dat vijf personen omstreeks 03:50 uur met tassen de winkel uitrennen, richting de nooduitgang, naar het trappenhuis dat naar het dak van het winkelcentrum leidt.
De verdachte heeft bij de politieverhoren en tijdens de terechtzitting de gelegenheid gehad om uitleg te geven op de vragen over bovengenoemde bevindingen en verbanden die op zijn betrokkenheid wijzen, maar hij heeft ervoor gekozen om zich te beroepen op zijn zwijgrecht. Om deze reden zal de rechtbank zelf de feiten en omstandigheden moeten interpreteren.
De rechtbank heeft daarbij gelet op het korte tijdsbestek tussen de inbraak, te weten 03:54 uur en het aantreffen en aanhouden van de verdachte, te weten om 04:10 uur, in de directe omgeving van de [benadeelde 2] in Hoofddorp, in een vreemde houding, verborgen achter twee fietsen, terwijl de verdachte zelf woonachtig is in Utrecht. In zijn nabijheid wordt voorts een big-shopper met elektronische goederen aangetroffen, waarbij de surveillancehond is aangeslagen, kennelijk vanwege de aanwezigheid van een verse menselijke geur op de tas. Dezelfde soort big-shopper is op de beelden van de inbraak in [benadeelde 2] te zien bij de verdachten en zijn tevens aangetroffen op het dak van het winkelcentrum.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de inbraak in de [benadeelde 2] in Hoofddorp, zoals onder 2 primair ten laste is gelegd.
Feit 3: 09Doetje
De feiten
Op 25 december 2011 deed [E], namens [benadeelde 3], aangifte van (poging) inbraak in de supermarkt [benadeelde 3], gelegen aan de [adres] te Doetinchem.
Zij heeft verklaard dat zij op 25 december 2011 omstreeks 01.00 uur gebeld werd door de meldkamer dat er een inbraak had plaatsgevonden. Toen zij ter plaatse kwam zag zij gelijk dat de deur van de nooduitgang open stond. Er waren wat lichte moetafdrukken in de deur te zien.
De meterkast zit direct naast de nooddeur. Aangeefster zag dat de blauwe telefoonkabel in de meterkast was doorgezaagd. Door het doorzagen van de telefoonkabel wordt het alarm uitgeschakeld. Het geluidsalarmkastje lag kapot op de grond. Aangeefster zag een schoenafdruk op de toonbank. De schoenafdruk is veiliggesteld door de politie. Op camerabeelden zag aangeefster dat een dader vanaf de nooddeur in beeld komt. Hij loopt daarna naar kassa 1 en klimt op de toonbank. Later bleek dat hij daar het alarmkastje van de muur heeft geslagen. Daarna rent de dader terug en verlaat hij de winkel via de nooddeur. Een halve minuut later komt de dader weer de winkel binnen. Hij loopt nu ook het magazijn in en voelt aan de roldeur.
Aangeefster heeft vastgesteld dat er niets is weggenomen. Zij vermoedt dat de knop van de nooddeur is opengedraaid, anders heeft zij geen verklaring voor hoe de dader is binnengekomen.
Op beelden van zaterdag 24 december 2011 van de bewakingscamera’s van supermarkt [benadeelde 3] in Doetinchem, gemaakt tijdens de openingstijd van de winkel, is door de verbalisant het volgende gezien. Rond 16.33 uur betreden twee personen enkele minuten na elkaar de supermarkt. Beide personen worden op de beelden herkend als de in Utrecht woonachtige verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte]. [medeverdachte] kijkt opvallend om zich heen. Beide personen lopen door de winkel en ontmoeten elkaar enkele malen en staan dan kort met elkaar te praten. Verdachte verlaat om 16.47 uur de supermarkt, op de beelden is niet te zien dat [medeverdachte] de supermarkt verlaat.
Conclusies van de rechtbank
Bezien in verband met de bovenomschreven modus operandi en het feit dat er in de nacht van 24 op 25 december 2011 vervolgens een poging tot inbraak in deze supermarkt heeft plaatsgevonden, waarbij niet is gebleken dat de dader zich de toegang van buitenaf heeft verschaft, is de rechtbank op basis van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden van oordeel dat door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 24 december 2012 een begin is gemaakt met de uitvoering van een poging tot inbraak in [benadeelde 3] door [medeverdachte] in de winkel achter te laten zodat deze zich na sluitingstijd en vertrek van al het personeel nog in de winkel bevond.
Vervolg feiten
Op de camerabeelden is te zien dat uren nadat verdachte de winkel heeft verlaten, om 00.38:20 uur op 25 december 2011, de verlichting van de supermarkt gaat branden en dat vervolgens een persoon door de winkel rent en het magazijn in loopt. De persoon verlaat de supermarkt via de nooduitgang om 00.41 uur. Een getuige ziet dat ’s-nachts in [benadeelde 3] het licht aan springt en dat er enkele seconden later een individu in de winkel rent. Getuige belt gelijk de politie. De meldkamer doet omstreeks 00.50 uur de melding van de inbraak uitgaan . Genoemde getuige geeft voorts aan de politie door dat de persoon [benadeelde 3] uit rent, weer terug gaat en dan de winkel weer verlaat via de nooddeur. Getuige geeft door in welke richting de persoon weg rent. De politie zet de achtervolging in, onder meer met de inzet van een politiehond. Om 01.25 uur wordt een verdachte aangehouden in een garagebox op locatie [adres] te Doetinchem, welke straat zich op ongeveer 200 meter afstand van de desbetreffen[benadeelde 3] bevindt. De aangehouden verdachte blijkt medeverdachte [medeverdachte] te zijn. [medeverdachte] komt, als de politie met hond de garage betreedt en hem maant zich te tonen, te voorschijn vanachter een manshoog kleed. Hij is geheel in het zwart gekleed en draagt geen schoenen. In de garage worden goederen aangetroffen die niet van de eigenaar van de garage of van zijn gezin zijn. Het betreft twee schoenen (zwart met vier zilverkleurige strepen), een accu van een telefoon, een deel van een simkaart en een Nokiatelefoon. De telefoon en de SIM-kaart zijn onderzocht en in de aangetroffen lijst met contacten stonden diverse telefoonnummers (met bijbehorende contacten) van personen die in Utrecht woonachtig zijn, waaronder die van verdachte.
[medeverdachte] heeft ontkend dat hij heeft ingebroken. Hij heeft verklaard dat hij die avond, eerste kerstdag, in Doetinchem was omdat hij daar had afgesproken met een meisje. Een naam kan/wil hij niet noemen, het was een meisje uit Arnhem. Hij was weggerend en had zich verstopt omdat hij schrok van een man die hem tegemoet kwam fietsen. Tijdens het rennen was hij zijn schoenen kwijtgeraakt.
In het licht van de feiten en omstandigheden zoals die uit dit onderzoek (09Doetje) naar voren zijn gekomen acht de rechtbank deze verklaring onaannemelijk. De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte] zich kennelijk in de supermarkt heeft laten insluiten op 24 december 2011 en vervolgens op 25 december 2011 degene is geweest die door een getuige in de winkel is gezien en is gevlucht.
Verdachte(n) op de A-12 ter hoogte van afslag Arnhem Noord, richting Duitsland.
Op zondag 25 december 2011, omstreeks 00.25 uur zien verbalisanten van de KMar een auto met kenteken [kenteken] met een snelheid van ongeveer 150 km/uur rijden richting Duitsland, ter hoogte van de afslag Arnhem Noord. Het voertuig wordt vervolgens omstreeks 00.30 uur staande gehouden. In de auto bevinden zich drie personen:
Medeverdachte [medeverdachte 1] als bestuurder, verdachte als bijrijder en een derde medeverdachte als passagier. Verdachte en de passagier roken een joint. Op grond van de Opiumwet wordt de auto doorzocht. Als de kofferbak wordt doorzocht gaat de passagier er rennend vandoor. In de kofferbak van de auto worden goederen aangetroffen die als inbrekerswerktuigen worden aangemerkt en vervolgens in beslag worden genomen. Het aangetroffen inbrekerswerktuig betreft drie koevoeten, een slijptol met slijpschijven, drie complete setjes donkere kleding, een bivakmuts, twee paar handschoenen, drie portofoons, drie setjes nieuwe donkere schoenen, een klopboormachine, vier beitels.
Verdachte heeft verklaard dat het gereedschap in de kofferbak van hem was. Hij had [medeverdachte 1] geholpen met het slopen van een badkamer en het gereedschap lag gewoon nog in de auto. Ze waren op weg naar Arnhem om daar uit te gaan..
Telefonische contacten met medeverdachte [medeverdachte] op 24 en 25 december 2011
Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] gebruik maakte van het getapte telefoonnummer [nummer]. Voorts is gebleken dat verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [nummer]. De in dit onderzoek van belang zijnde gesprekken werden beluisterd en in de gesprekken gevoerd met dit nummer werd de stem van de gebruiker herkend als de stem van [verdachte], met uitzondering van drie gesprekken, waarin kennelijk een ander persoon aan het woord is.
Nadat op 24 december 2011 rond 16.47 uur verdachte [benadeelde 3] heeft verlaten is er telefonisch contact tussen verdachte en [medeverdachte], zowel via sms-berichten als via gesprekken. De telefoon van [medeverdachte] straalt steeds een paal aan de [adres] in Doetinchem aan.
Om 16.58 uur vraagt [medeverdachte] aan verdachte of alles veilig is en verdachte antwoordt dat alles goed is. Verdachte vraagt [medeverdachte] om hem te sms-en als hij alleen is en zegt dat [medeverdachte] ‘die grijze niet moet raken’ maar ‘die dunne witte moet doen’.
Om 18.09 uur zegt [medeverdachte] tegen verdachte ‘Ze zijn weg’. ‘OK’ antwoordt verdachte.
Om 18.23 uur stuurt verdachte een sms naar [medeverdachte] ‘onderweg terug’. ‘Okej’, antwoordt [medeverdachte], ‘en op tijd hier zijn he.’
Om 22.16 uur vraagt [medeverdachte] ‘Wanneer komen jullie’. Verdachte antwoordt: ‘ik kom zo’.
Om 22.51 uur bericht verdachte aan [medeverdachte] ‘we zijn vertrokken’ en (om 23.38 uur): ‘ik ben onderweg, op de snelweg.’
Om 00.07 uur op 25 december 2011 sms’t verdachte naar [medeverdachte]: ‘We zijn stop gezet ik doe ff me tel uit.’
Om 00.15 uur belt een ander dan verdachte via het toestel van verdachte naar [medeverdachte] en vertelt dat ze door de politie zijn aangehouden op de snelweg. [bijnaam], heeft boetes openstaan en ze willen betalen. Deze persoon zegt dat ze de kofferbak nog niet hebben gezien. ‘Als ze de kofferbak zien, dan nemen ze ons allemaal mee.’ [medeverdachte] vraagt met hoeveel ze zijn gekomen en die persoon antwoordt via de telefoon van verdachte: ‘met z’n drieën’.
Om 00.29 uur belt verdachte met [medeverdachte] (in het Marokkaans) en zegt dat ze in de auto aan het zoeken zijn en de spullen zullen vinden en dan zullen ze meegenomen worden. Verdachte zegt dat ze morgen weer vrij zullen zijn en dat verdachte anders tot morgen kan wachten. [medeverdachte], zo zegt verdachte tegen hem, kan nu vast knippen en dan weg gaan. [medeverdachte] vraagt hoe hij naar huis gaat. Verdachte: ‘Ik weet het niet, bel iemand.’ [medeverdachte] zegt: ‘Ik ga hem knippen, alles regelen en dan bel ik iemand die mij komt ophalen.’ Verdachte antwoordt: ‘Is goed, anders, als je vandaag niet alles gaat doen, laat het dan tot morgen, we komen morgen vrij.’
[medeverdachte] heeft contact met een ander persoon en zegt (om 00.42 uur) tegen deze persoon: ‘(…) je komen deze kant op rijden, je moet niet via Arnhem want er is daar een controle.’ De telefoon van [medeverdachte] straalt nog steeds dezelfde paallocatie aan in Doetinchem.
Vervolg conclusies van de rechtbank
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 25 december 2011 heeft een poging inbraak plaatsgevonden in [benadeelde 3] in Doetinchem. Op 24 december 2011 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte][benadeelde 3] binnengegaan en heeft [medeverdachte] zich rond 16.45 uur in de winkel in laten sluiten. Verdachte heeft de winkel alleen verlaten en heeft vervolgens regelmatig contact onderhouden met [medeverdachte] via de telefoon. Verdachte heeft Doetinchem op enig moment verlaten.
Verdachte is later diezelfde avond met twee andere personen vertrokken in de auto van [medeverdachte 1]. In de kofferbak lagen inbrekerswerktuigen, drie portofoons, drie setjes donkere kleding en drie paar zwarte schoenen. [medeverdachte 1] was de chauffeur van die auto, verdachte zat naast [medeverdachte 1] op de bijrijderstoel. Verdachte heeft tijdens de reis regelmatig contact via de telefoon met de op dat moment nog steeds ingesloten medeverdachte [medeverdachte] en uit de inhoud van de contacten blijkt dat verdachte op weg is naar Doetinchem om [medeverdachte] te helpen met de inbraak. Via de telefoon van verdachte heeft ook de passagier die achterin de auto zat, contact met [medeverdachte].
Dan wordt de auto staande gehouden in Presikhaaf, Arnhem. Bij de politie verklaart verdachte dat hij op weg was naar Arnhem om daar te gaan stappen. Dat is volstrekt niet in lijn met de inhoud van de berichten die hij naar de in Doetinchem ingesloten medeverdachte stuurt, inhoudende dat ze op weg zijn en zo komen. Bovendien geeft verdachte door aan [medeverdachte] dat ze zijn aangehouden en dat [medeverdachte] (dus) andere hulp zal moeten regelen. Uit de telefooncontacten van [medeverdachte] blijkt dat hij dat ook direct gaat doen. Dat alles maakt de verklaring van verdachte, dat hij op weg was naar het centrum van Arnhem omdat hij daar wilde gaan stappen, volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank stelt vast dat verdachte kennelijk in de auto met zijn mededaders op weg was naar Doetinchem, maar dat de bestuurder door de interventie van de KMar de route heeft (moeten) verlaten.
In het licht van de hierboven beschreven modus operandi ziet de rechtbank de insluiting in de winkel als een uitvoeringshandeling van een poging tot inbraak in die winkel. Wetenschap van het feit dat iemand zich ongezien in een supermarkt laat insluiten duidt op wetenschap van het oogmerk van de inbraak. In casu wordt die wetenschap bevestigd in de inhoud van de telefonische contacten tussen de ingeslotene ([medeverdachte]) en verdachte.
Vast staat dat verdachte in de auto van [medeverdachte 1] zat en dat hij op weg was naar Doetinchem naar [medeverdachte]. In de kofferbak van de auto zijn inbrekerswerktuigen aangetroffen. Ook zijn in de kofferbak, bij de werktuigen en drie sets zwarte kleding en drie paar zwarte schoenen, drie portofoons aangetroffen. Gelet op de hierboven omschreven modus operandi waaruit blijkt dat bij inbraken portofoons werden gebruikt op het moment dat een inbraak werd voltooid en de spullen (door meerdere personen) uit de winkel werden gehaald gaat de rechtbank er van uit dat de portofoons bedoeld waren om te gebruiken bij voltooiing van de inbraak in Doetinchem, net zoals de kleding en het gereedschap.
Daarmee acht de rechtbank bewezen dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen (tenminste) verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] bij de ten laste gelegde poging tot inbraak, zoals onder 3 primair ten laste is gelegd.
Feit 4: 09Deventer
Op 5 januari 2012 doet [F], namens [benadeelde 1] [F] aangifte van inbraak in de supermarkt [benadeelde 1], gelegen aan de [adres] te Deventer.
Hij heeft verklaard dat op 5 januari 2012, tussen 16.30 uur en 16.45 uur iemand zich heeft opgesloten in de meterkast, gelegen in het magazijn. Men kwam erachter omdat er een aantal lichten in de winkel uitging. Een medewerker is hierop naar de meterkast gelopen om de verlichting weer aan te doen. Op het moment dat de medewerker de meterkast opende, kwam hier een man uit. De man rende via het magazijn de winkel uit. Vervolgens heeft de aangever de camerabeelden uitgekeken. Hij zag dat er mogelijk vier jongens bij betrokken zijn geweest. De jongens zijn allen getint en dragen donkere kleding. Op de beelden is te zien dat men elkaar in de gaten hield. Aangever zag dat een persoon een medewerkster afleidde. Hij zag dat een persoon het winkelend publiek/winkelpersoneel in de gaten hield. Hij zag dat een persoon een mobieltje in zijn handen had. Hij zag dat twee van de vier jongens zich ophielden bij de klapdeuren, naar het magazijn. Op een zeker moment gaat een jongen de klapdeuren door, het magazijn in. Kort daarna werd hij gevolgd door een andere jongen. Deze jongen komt 40 seconden later alleen door de klapdeuren de winkel weer in. Enkele minuten later is op de beelden te zien dat een andere jongen het magazijn uit komt rennen. Aangever heeft sterk de indruk dat de jongens zich wilden laten insluiten in de meterkast in het magazijn. Hierin zit een blauwe dikke kabel. Als deze doorgekipt zou worden, werken de telefoons en het alarmsysteem niet meer en hebben de jongens vrij spel.
Toen de medewerker de meterkast opende, zat deze in het slot. De jongen die erin zat is kennelijk opgesloten geweest. De ruimte in de kast is minimaal. Een slank persoon zou er net in kunnen staan, zonder alle schakelaars achter zich om te zetten. De deuren zijn van binnenuit niet te openen, mede omdat de ruimte te klein is om kracht te zetten tegen de deuren, om deze open te duwen/breken. Voor de meterkast stonden een paar rieten manden en een ladder. Deze heeft men eerst moeten verschuiven om de deuren van de meterkast te openen. Toen de medewerker de kast wilde openen stonden de rieten manden gewoon voor de deuren van de meterkast. Men heeft deze manden kennelijk gewoon weer voor de deur teruggezet, nadat men de jongen in de meterkast opgesloten had.
De getuige [getuige 2] verklaart dat hij op 5 januari 2012 omstreeks 16:00 uur aan het werk was bij de supermarkt [benadeelde 8] in Deventer. De getuige verklaart dat zijn collega, [G], vertelde dat het licht was uitgevallen. De getuige dacht dat er een stop kapot was en is daarom naar het magazijn gelopen. Achter in het magazijn zit de meterkast. Voor de meterkast staan altijd een stapel met manden en een ladder. De getuige heeft eerst de manden en de trap aan de kant gezet. Vervolgens heeft hij de meterkast van het slot gedraaid. De sleutel van de meterkast zat namelijk in het slot. Op het moment dat de getuige de meterkast opendeed, zag hij dat er een man uit de meterkast kwam.
De getuige zag dat de man langs hem heen liep, de winkel in. De man was ongeveer 20 jaar, 1.75 meter lang, mager, hij had donker haar en droeg een zwarte pet en een jas met bontkraag.
Op de camerabeelden die zijn opgenomen in de [benadeelde 1] supermarkt in Deventer op 5 januari 2012 is te zien dat om 16:28 uur 4 jongens, na elkaar, naar binnen lopen. Op de beelden is te zien dat één van de jongens door de klapdeuren het magazijn binnenloopt. Vervolgens is te zien dat een andere jongen door de klapdeuren het magazijn binnenloopt. Op de beelden is om 16:45 uur te zien dat de eerste jongen door de klapdeuren het magazijn uitrent, linksaf, de winkel door.
Verbalisant [verbalisant 11], sinds 11 jaar werkzaam als wijkagent in de wijk Zuilen in Utrecht, heeft ambtshalve veel contact met jongeren die woonachtig zijn, of verblijven in de wijk Zuilen en spreekt regelmatig Marokkaanse jongeren in deze wijk. Op 10 januari 2012 bekijkt [verbalisant 11] een aantal fotoafdrukken en bekijkt tevens bewegende beelden van de [benadeelde 1] supermarkt, gevestigd aan de [adres] te Deventer. Verbalisant [verbalisant 11] herkent de Marokkaanse man afgebeeld op fotoafdruk 2 (dat is de jongen die als tweede door de klapdeuren het magazijn inloopt) voor 100 procent als zijnde de verdachte. De verbalisant herkent de verdachte aan zijn gelaat, lichaamsbouw, dan wel gezichtsuitdrukking en is door hem in het verleden meerdere malen aangesproken, gecontroleerd, dan wel aangehouden. Het is de verbalisant bekend dat de verdachte deel uitmaakt van een criminele jeugdgroep, genaamd [naam] in Utrecht.
Verbalisant [verbalisant 16], sinds april 2006 werkzaak in de wijk Overvecht te Utrecht, heeft veel contact met jeugdgroepen in dit district. Op 10 januari 2012 bekijkt [verbalisant 16] de beelden afkomstig van de [benadeelde 1] supermarkt, gelegen op de [adres] te Deventer. De verbalisant herkent ambtshalve voor 100 procent de verdachte, aan zijn gelaat, haardracht en lengte. De verdachte is in het verleden meerdere malen door de verbalisant aangesproken. De verdachte maakt deel uit de van criminele jeugdgroep [naam].
Verbalisant [verbalisant 4] doet op 12 maart 2012 een stemherkenning naar aanleiding van de gesprekken die gevoerd worden met het getapte telefoonnummer [nummer] op 5 januari 2012, dat aan medeverdachte [medeverdachte] wordt toegeschreven. Om 18:18:41 uur wordt een gesprek gevoerd met tegennummer [nummer]. De verbalisant herkent de stem van het tegennummer als zijnde de stem van verdachte. Uit het tapgesprek blijkt dat [medeverdachte] tegen de verdachte zegt: “Ik ben buiten man, ze hebben mij gepakt. De kast open gedaan.” Het telefoonnummer [nummer] maakt op 5 januari 2012 vanaf 17:03:47 uur tot 17:48:27 uur verbinding via de zendmasten in achtereenvolgens Apeldoorn, Ugchelen, Nieuw Milligen, Stroe, Nieuw Milligen, Apeldoorn en Deventer.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte tezamen met anderen heeft geprobeerd in te breken in de [benadeelde 1] supermarkt in Deventer. Verdachte is, blijkens de tweevoudige beeldherkenningen, ongeveer gelijktijdig met een medeverdachte het magazijn van een winkel ingelopen, zijnde een plaats waar winkelend publiek niets te zoeken heeft. De verdachte heeft ervoor gekozen om zich te beroepen op zijn zwijgrecht en heeft aldus geen verklaring voor zijn aanwezigheid in het magazijn gegeven. De medeverdachte heeft zich in het magazijn in de meterkast op laten sluiten of opgesloten. Verdachte heeft, blijkens de stemherkenning, na afloop van de insluiting in de meterkast contact gehad met deze medeverdachte, waarbij over de mislukte insluiting is gesproken. Gelet op de kwaliteit van de beelden, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan deze herkenningen. De twee beeldherkenningen ondersteunen elkaar en worden daarnaast ondersteund door de stemherkenning.
De verdachte heeft eerder volgens de werkwijze en de vaste modus operandi zoals bovenomschreven met anderen inbraken gepleegd en gepoogd te plegen. Dit alles maakt dat kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking met degene die zich heeft laten insluiten, zodat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 5: 09Tilburg
Op 6 januari 2012 doet [H], namens [benadeelde 4], aangifte van poging inbraak in de supermarkt [benadeelde 4], gelegen aan de [adres] te Tilburg, gepleegd tussen vrijdag 6 januari 2012 om 3.55 uur en 3.59 uur. Op 6 januari 2012 legt aangever tegenover de politie een aanvullende verklaring af. Hij verstrekt de politie tevens een plattegrond van de winkel en een overzicht van de tijdstippen waarop het alarm is afgegaan .
De aangifte, aangevuld met deze latere verklaring, plattegrond en overzicht, komt op het volgende neer:
De supermarkt is op donderdag 5 januari 2012 tot 22.00 uur open geweest. Om 23.00 uur is de vulploeg gekomen om zijn werk te doen. Die ploeg wordt vergezeld van twee beveiligers. Op vrijdag 6 januari 2012 omstreeks 3.31 uur is het alarm ingeschakeld.
Op 6 januari 2012 is de zich in de winkel bevindende meterkast, waar alle bekabeling voor de computers, betaalautomaat enz. binnen komt, vernield. De bekabeling is door middel van een knipvoorwerp doorgeknipt. Dit is om 3.55 uur geregistreerd. Vervolgens omstreeks 3.56 uur is een inbraakalarmmelder afgegaan. Hierna zijn binnen 3 minuten meerdere bewegingsmelders in verschillende zones van de winkel afgegaan. Afgezien van de kabels in de meterkast, is ook de zich in de winkel bevindende alarmkast vernield en van de muur getrokken. Hoewel de alarminstallatie technisch in orde was zijn er géén alarmmeldingen van buitendeuren of ramen geregistreerd. Aangever denkt daarom dat de dader zich in de loop van de avond van 5 januari 2012 heeft laten insluiten in de meterkast, ook omdat daar de kabels van het alarm zijn doorgeknipt. De dader is vermoedelijk via de nooddeur aan de zijkant gevlucht, daarop zit geen alarm. De schade bedraagt rond de € 20.000,- .
Aangever heeft aan de politie beveiligingsbeelden ter beschikking gesteld van donderdag 5 januari 2011 en van het moment van de inbraak zelf. Op die beelden is te zien dat op donderdagavond om 19.31.05 uur een persoon, verder te noemen: persoon 1, door een gangpad van de winkel loopt. Om 19.31.16 uur komt een tweede persoon de winkel binnen. Deze persoon, verder te noemen: persoon 2, loopt vervolgens door de winkel .
Verder is op de beelden te zien dat op vrijdag 6 januari 2012 om 4.01 uur een persoon door de winkel rent, die wat betreft kleding en postuur sterke gelijkenis vertoont met persoon 1 .
Verbalisant [verbalisant 4] herkent persoon 1 als medeverdachte [medeverdachte]. Ook de verbalisant [verbalisant 11] en verbalisant [verbalisant 12] herkennen persoon 1 als medeverdachte [medeverdachte]. Zij herkennen daarnaast ook de persoon die ’s nachts door de winkel rent als medeverdachte [medeverdachte]. De verbalisant [verbalisant 5] , [verbalisant 11] , [verbalisant 2] en [verbalisant 4] herkennen persoon 2 als verdachte [verdachte].
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen, omdat de beelden duidelijk genoeg zijn voor een deugdelijke herkenning, de herkenningen elkaar ondersteunen en alle zijn gedaan door verbalisanten die de verdachten ambtshalve kennen. De verbalisanten geven ook aan waaraan zij de verdachten herkennen.
Op grond van het vorenstaande staat vast dat medeverdachte [medeverdachte] de persoon is geweest die ’s nachts door de winkel heeft gelopen en daar de bewegingssensoren van het alarm heeft geactiveerd, waardoor het alarm is afgegaan. Verder kan als vaststaand worden aangenomen dat beide verdachten op de avond voor de insluiting tegelijkertijd in de winkel zijn geweest.
Op de avond voor de inbraak en ook ten tijde van de inbraak stond het telefoonnummer [nummer] (hierna: *[nummer]) onder de tap. Dit telefoonnummer kan worden toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte]. Met dit telefoonnummer vindt een conversatie plaats per sms met het telefoonnummer [nummer] (hierna: *[nummer]), onder meer tussen 5 januari 2012 20.05 uur en 6 januari 2012 3.41 uur . Het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] straalt in die periode een mast aan in Tilburg, hetzij de Kruisvaardersstraat, hetzij Koningsplein . De inhoud van de sms-berichten tussen [medeverdachte] en de gebruiker van het nummer *[nummer] duidt erop dat [medeverdachte] in de [benadeelde 4] in Tilburg is en door de gebruiker van het nummer *[nummer], die zich buiten de winkel bevindt, wordt geïnstrueerd wat en hoe te doen en van tijd tot tijd wordt gerustgesteld. De sms-en gaan onder meer over de locatie van de kast, waar van die dunne dingetjes in zitten, de locatie van de nooduitgang en het tijdstip waarop het personeel en de beveiliging de winkel verlaat. Als om 3.41 uur wordt geconcludeerd dat het personeel weg is wordt de communicatie vanaf 3.50 uur voortgezet per telefoongesprek . Het gesprek gaat onder meer over het doorknippen of slopen van de sensikabels, de wijze waarop buiten het zicht van het oog gebleven kan worden, het klimmen op een kast, het uitvallen van de zaklamp, het al dan niet loeien van de sirenes, het eraf halen van de zwaailichten door “[bijnaam]”, de verlichting van het terrein buiten, de aanwezigheid van camera’s aldaar en het bedekken van het gezicht met de hand bij het naar buiten komen. De locatie van het telefoonnummer *[nummer] is ook tijdens het telefoongesprek Koningsplein Tilburg . Het telefoonnummer *[nummer] straalt van 5 januari 2012 van 20.04 uur tot 20.37 uur zendmasten in Tilburg aan . Vervolgens reist dit nummer via Oisterwijk, Biezenmortel, Helvoirt, Vught, Den Bosch, Hedel, Waardenburg, Beesd en Enspijk naar Utrecht, Overvecht, waar het om 21.59 uur aankomt. Op 5 januari 2012 tussen 22.32 uur en 23.35 uur reist het nummer *[nummer] weer terug naar Tilburg, waar het dan tot 5.00 uur blijft, om daarna wederom naar Utrecht af te reizen .
De rechtbank concludeert uit de inhoud van de contacten in combinatie met de paallocaties dat zowel de communicatie per sms als de conversatie per telefoongesprek overduidelijk betrekking heeft op de poging tot inbraak in de [benadeelde 4] in Tilburg en dat hier de daders van deze poging aan het woord zijn.
Verbalisant [verbalisant 17], die verklaart dat zij veelvuldig belast is geweest met het uitluisteren van taplijnen in het onderzoek 09Doega, herkent de stem van de gebruiker van het nummer *[nummer] in het hierboven bedoelde telefoongesprek als de stem van de vaste gebruiker van dat nummer . De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het ook daadwerkelijk medeverdachte [medeverdachte] zelf is die met zijn telefoonnummer sms’t en belt.
Het nummer *[nummer] wordt door twee personen gebruikt, althans tijdens het hierboven vermelde telefoongesprek. Tijdens het eerste deel van het gesprek wordt de stem van verdachte [verdachte] herkend door verbalisant [verbalisant 4] en wel onder andere aan de toonhoogte van zijn stem. [verdachte] heeft namelijk een lage en zware stem zo relateert verbalisant [verbalisant 4] . Na ongeveer 25 seconden geeft verdachte [verdachte] de telefoon over aan een ander persoon, die door verbalisant [verbalisant 11] wordt herkend als de stem van [medeverdachte 2] . Deze [medeverdachte 2] refereert in zijn gesprek met [medeverdachte] verschillende malen aan een zekere [bijnaam]: “[bijnaam] is al op het terrein, hij gaat zwaailichten eraf halen, twee stuks” . [bijnaam] is de bijnaam van verdachte [verdachte] .
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de desbetreffende stemherkenningen. In het geval van [medeverdachte] wordt die herkenning ondersteund door de beeldherkenningen en door zijn relatie met het getapte nummer. In het geval van [verdachte] wordt de stemherkenning ondersteund door zijn aanwezigheid ter plaatse blijkend uit de beeldherkenning en het gebruik van zijn bijnaam [bijnaam] door [medeverdachte 2]. Uit de instructies die [verdachte] tijdens het gesprek aan [medeverdachte] geeft en ook uit hetgeen [medeverdachte 2] vertelt over verdachte [verdachte] tijdens het telefoongesprek kan niet anders dan worden geconcludeerd dat medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] in bewuste en nauwe samenwerking hebben gehandeld en dus beiden als medepleger van de poging inbraak in Tilburg zijn aan te merken, zodat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Feit 6: 09Assen
De feiten
Op 12 januari 2012 doet [benadeelde], namens [benadeelde 5] aangifte van poging inbraak in de supermarkt [benadeelde 5], gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
Op 12 januari 2012 omstreeks 01.10 uur kwam een melding van de KPN binnen. De KPN vertelde dat het netwerk van [benadeelde 5] supermarkt plat lag. Aangever heeft een beveiligingsbedrijf gevraagd om ook ter plaatse te gaan. Aangever zag de personeelsdeur aan de zijkant van het pand open staan. Hij ging de winkel in en bij de kassa’s aangekomen zag hij een flex apparaat liggen. Er lag een zwarte tas bij met gereedschap erin. Bij een andere kassa lag een groot breekijzer op de loopband.
Voor het kantoor stond een winkelwagentje. In het kantoor zag aangever dat de kluis beschadigd was en dat men een stuk metaal uit de kluis had geslepen. Naast de kluis lag een boorhamer op een bureaustoel. In een doorgang, ter hoogte van de toiletten, lagen brokstukken van plafondplaten op de grond, twee toegangsdeuren waren geforceerd. Voorts zag aangever dat de deur van de meterkast openstond, terwijl deze deur normaal afgesloten is. Aangever vond het vreemd dat deze deur openstond, want dan kan het personeel het alarm niet inschakelen als men het pand verlaat. Gelijk daarna zag aangever dat er in de meterkast een aantal kabels was doorgeknipt. Dit zijn kabels van de telefoonlijn. Hij zag dat er bij de alarmkast/alarmcentrale die ook in de meterkast hangt een aantal kabels los hing.
Op camerabeelden ziet aangever dat op 12 januari 2012, omstreeks 00.19 uur een alarm afging. Heel kort daarna zag hij op de beelden een persoon door het pand rennen. Hij zag dat deze persoon via de persooneelsingang het pand verliet. Om 01.20 uur zag hij een man via de personeelsingang binnenkomen. Hij had een zwarte tas bij zich. Kort daarna verliet hij de winkel zonder de zwarte tas. Om 1.36 ziet aangever op de camerabeelden dat er 3 mannen de winkel via de personeelsingang binnen komen. Al hurkend/kruipend gaan de drie personen richting de kassa’s. Twee personen gaan door naar het kantoor. De andere blijft tussen de kassa’s liggen. Eén persoon maakt de camera’s onklaar/stuk. Ze zijn niet via de personeelsingang naar buiten gegaan. Vermoedelijk hebben ze dit via de nooduitgang gedaan. Op beelden zag aangever dat op 11 januari 2012 twee mannen om 18.36 uur via de hoofdingang het pand binnen kwamen. Om 18.45 uur zag hij dat één van deze twee mannen het pand via de personeelsingang verliet. De andere persoon heeft aangever het pand niet zien verlaten. Tijdens de inbraak is schade in het pand en aan de kluis ontstaan voor een totaal bedrag van € 12.590,-.
Op 15 maart 2012 kijkt verbalisant [verbalisant 4] camerabeelden uit van supermarkt [benadeelde 5] te Assen. Hij constateert het volgende .
Op de beelden van woensdag 11 januari 2012, omstreeks 18.36 uur, is te zien dat persoon 1 en persoon 2 de supermarkt [benadeelde 5] aan de [adres] te [woonplaats] betreden. Te zien is dat persoon 1 omstreeks 18.45 uur de supermarkt via de personeelsuitgang verlaat. Niet is op de beelden waar te nemen dat persoon 2 de supermarkt verlaat. Persoon 2 draagt een donkergroene driekwart jas (met capuchon) en een zwarte pet.
Herkenningen
De rechtbank heeft de veiliggestelde bewakingsbeelden bekeken en geconstateerd dat de beelden scherp zijn en dat daarop, hoewel persoon 1 slechts zeer kort, beide personen volledig met hun gezicht in beeld zijn. Verbalisanten [verbalisant 11] , [verbalisant 4] , [verbalisant 18] en [verbalisant 5] hebben de bewegende beelden van 11 januari 2012 bekeken en herkennen allen ‘dader 2’ als zijnde verdachte.
Verbalisanten [verbalisant 11], [verbalisant 4] en [verbalisant 18] herkennen persoon 1 als medeverdachte [medeverdachte]. De rechtbank acht deze herkenningen, gedaan door politiefunctionarissen die met de opsporing zijn belast, betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Vervolg feiten
Op beelden van 12 januari 2012 is vervolgens te zien dat tussen 00.19 en 02.20 uur, een persoon, gekleed in onder meer een driekwart groene jas, met een pet op en daaroverheen een capuchon, de personeelsingang van supermarkt [benadeelde 5] verlaat en wegloopt. Enige tijd later betreedt een persoon via de personeelsingang de winkel en vertrekt een minuut later weer. Vervolgens betreden drie personen de supermarkt en kruipen over de vloer. Alledrie zijn in het zwart gekleed, een van hen heeft een zwarte tas en een breekijzer bij zich.
Conclusies van de rechtbank
Bezien in verband met de bovenomschreven modus operandi en het feit dat er in de nacht van 11 op 12 januari 2012 een poging tot diefstal in deze supermarkt heeft plaatsgevonden, waarbij niet is gebleken dat de dader zich de toegang van buitenaf heeft verschaft, is de rechtbank van oordeel dat door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 11 januari 2012 een begin is gemaakt met de uitvoering van een poging tot inbraak in supermarkt [benadeelde 5], door [medeverdachte] in de winkel achter te laten, zodat deze zich na sluitingstijd en vertrek van al het personeel nog onopgemerkt in de winkel bevond. Dezelfde persoon verlaat kennelijk in de nachtelijke uren via de personeelsuitgang de winkel en sluit deze deur niet af want enige tijd later gaat via deze deur iemand weer naar binnen. Vervolgens betreden uiteindelijk drie personen de winkel via deze deur, die verder gaan met de uitvoering van de poging diefstal.
Ten tijde van het delict stond de medeverdachte [medeverdachte] onder de tap met het telefoonnummer [nummer] (hierna kortheidshalve aangeduid als *[nummer]). De politie heeft de in het kader van dit deelonderzoek getapte gesprekken beluisterd en de stem van de gebruiker is herkend als die van [medeverdachte], de vaste gebruiker van dit nummer .
Het telefoonnummer [nummer] (hierna; *[nummer]) was kennelijk in gebruik bij verdachte, wiens stem wordt herkend in diverse gesprekken gevoerd via dit nummer op 11 januari 2012. Ook een tweede persoon gebruikte af en toe de telefoon, ook deze werd herkend.
Op 11 januari 2012 om 18.45 uur heeft verdachte de supermarkt in Assen verlaten met achterlating van medeverdachte [medeverdachte]. Korte tijd later, op 11 januari 2012, tussen 19.09 en 23.57 uur, zijn er meerdere sms-berichten verstuurd tussen genoemde telefoonnummers, in gebruik bij verdachte respectievelijk medeverdachte [medeverdachte]. Beide telefoonnummers stralen dan zendmasten in Assen aan.
Onder meer de volgende sms-berichten worden verstuurd:
tapnr tijdstip Tel.nr beller Tekst
466 19:57 uur *[nummer] War jij
468 19:58 uur *[nummer] Ik zie die ding
470 19.58 uur *[nummer] Welke ding
471
19.59 uur
*[nummer] Waar jij bent ze doen spullen na binnen
474 20.11 uur *[nummer] Ja ik ben rondje gaan lopen
475 20.12 uur *[nummer] Nej w8 hier tot hun weg
478 20.23 uur *[nummer] Nee man hee je hoort als ze weg gaan ik sta hier mehjek man
482 2.50 uur *[nummer] Ewa niet die deur raken e
483 20.52 uur *[nummer] Nej ik kan niet zite man
484 20.54 *[nummer] Fuckt up maar duurt niet lang het is al 9u
515 22.35 uur *[nummer] He kijk is wat vor de pand is ik hoor wat in winkel
517 22.38 uur *[nummer] Is niks geloof mij ik loop nu daar heen.
De rechtbank leidt uit de hierboven bedoelde berichtenwisseling tussen verdachte medeverdachte [medeverdachte], welke berichten werden verzonden en ontvangen via een paallocatie in Assen, af dat verdachte kennelijk buiten de winkel de boel in de gaten houdt terwijl [medeverdachte] in de supermarkt is ingesloten in een kleine ruimte waar hij niet kan zitten.
Verdachte geeft vervolgens aan [medeverdachte] telefonische instructies welke kabels er doorgeknipt dienen te worden.
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, bezien in onderlinge samenhang met de overige feiten en omstandigheden als in dit vonnis vastgesteld, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 6 ten laste gelegde feit, te weten een poging inbraak in vereniging.
Feit 8: Criminele organisatie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 8 heeft begaan en heeft hierbij gelet op het volgende.
Naar vaste rechtspraak is een criminele organisatie een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, welke tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Samenwerkingsverband en structuur
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de misdrijven die binnen het onderzoek 09Doega11 zijn onderzocht, gepleegd door een groep van kennelijk goed op elkaar ingespeelde personen die in wisselende samenstellingen deelnemen aan het plegen van die misdrijven. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een samenwerkingsverband.
De rechtbank verwijst hiervoor allereerst naar hetgeen hierboven onder het kopje “modus operandi” is opgemerkt. Uit de modus operandi blijkt immers dat de inbraken en de pogingen daartoe telkens in nauwe samenwerking tussen de verschillende daarbij betrokken deelnemers worden voorbereid en uitgevoerd. Enkele van deze deelnemers zijn betrokken bij een groot aantal van de door het samenwerkingsverband gepleegde misdrijven en vormen aldus de harde kern. Daarnaast zijn er deelnemers die bij één of enkele misdrijven, gepleegd door dit samenwerkingsverband, betrokken zijn. Gezien het feit dat bij meerdere van deze misdrijven een of meer dezelfde deelnemers betrokken zijn, kan gesteld worden dat het samenwerkingsverband een zekere structuur heeft. Uit het onderzoek blijkt ook dat indien deelnemers aan de uitvoering van een (poging)inbraak zijn verhinderd (09Doetje), er een beroep op anderen gedaan kan worden die de taken dan overnemen.
Zekere duurzaamheid
Blijkens de respectieve zaaksdossiers dateert het eerste in bedoelde samenwerkingsverband gepleegde feit van medio augustus 2011, en het laatste van begin februari 2012. Het samenwerkingsverband is derhalve ongeveer een half jaar actief geweest, waarmee naar het oordeel van de rechtbank eveneens is voldaan aan het vereiste dat sprake is van een zekere duurzaamheid.
Oogmerk
Dat het oogmerk van het samenwerkingsverband het plegen van diefstallen door middel van braak/verbreking/insluiping is behoeft geen betoog, nu aan dat oogmerk blijkens de respectieve zaaksdossiers veelvuldig uitvoering is gegeven. Voor wat betreft het verwijt dat er tevens sprake was van het oogmerk tot het plegen van het misdrijf van witwassen, merkt de rechtbank het volgende op. Bij meerdere voltooide inbraken is (een aanzienlijke) buit gemaakt. Bij geen van de in het onderzoek 09Doega11 betrokken verdachten is echter enige traceerbare buit aangetroffen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de door (de leden van) het samenwerkingsverband gemaakte buit door (een of meerderen van) hen is witgewassen.
Deelneming
Volgens bestendige rechtspraak is van deelneming aan een criminele organisatie sprake indien een persoon behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel in de criminele activiteiten daarvan heeft, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het doel van het samenwerkingsverband. Vereist is bovendien dat de deelnemer in zijn algemeenheid weet dat het samenwerkingsverband het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit het feit dat een persoon aantoonbaar betrokken is bij één of meerdere door de organisatie gepleegde misdrijven -die zich kenmerken door een hoge mate van coördinatie en samenwerking bij de uitvoering- voort, dat deze persoon als deelnemer aan de organisatie kan worden aangemerkt. Hij heeft dan immers actief aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie bijgedragen. Uit die actieve bijdrage vloeit eveneens voort dat hij op de hoogte is van het oogmerk van de organisatie, temeer nu ten aanzien van elk van de verdachten die deelneming aan de criminele organisatie wordt verweten de betrokkenheid bij méérdere gepleegde feiten bewezen is verklaard.
Voor verdachte geldt dat de rechtbank ten aanzien van hem wettig en overtuigend bewezen acht dat hij heeft deelgenomen aan meerdere binnen het criminele samenwerkingsverband gepleegde misdrijven. Derhalve heeft hij samen met anderen deelgenomen aan een criminele organisatie. Gelet op voornoemde data waarbinnen het samenwerkingsverband actief is geweest, komt de rechtbank ten aanzien van verdachte tot een bewezenverklaring van de hem ten laste gelegde periode.
In de verfeitelijking van de ten laste gelegde deelname aan de criminele organisatie staan de namen genoemd van andere deelnemers aan die organisatie. De rechtbank zal die namen in de bewezenverklaring overnemen voor zover de rechtbank (thans) ten aanzien van die andere deelnemer(s) één of meerdere binnen het verband van de organisatie gepleegde misdrijven bewezen (heeft ge)acht. Daartoe verwijst de rechtbank naar de eerder op 9 oktober 2012 in de zaken van enkele verdachten en het heden in de zaak van één medeverdachte gewezen vonnis.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1: deelonderzoek 09Delftplus
in de periode van 15 augustus 2011 tot en met 16 augustus 2011 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een supermarkt (gevestigd aan de [adres]) heeft weggenomen een grote hoeveelheid geld (75.478,26 euro), toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak, door
- zich in te laten sluiten in de meterkast van die supermarkt na sluitingstijd en nadat het personeel van die supermarkt was vertrokken
- het doorknippen van de kabels van de beveiligingsinstallatie van die supermarkt en
- het openzetten van een (nood)deur van die supermarkt en het betreden van die supermarkt via die (nood)deur en
- het openbreken van de deur van het kassakantoor van die supermarkt en
- het openslijpen van een kluis in dat kassakantoor;
Feit 2 primair: deelonderzoek 09[benadeelde 2]
in de periode van 11 december 2011 tot en met 12 december 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een (elektronica)winkel (gevestigd aan de [adres]) heeft weggenomen elektronicagoederen (waaronder fotocamera's en laptops en I-pads), toebehorende aan elektronicabedrijf [benadeelde 2], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak, door een kastje van de nooduitgang te verbreken, waardoor de nooduitgang van die winkel van het slot ging en (vervolgens) via die nooduitgang die winkel binnen te gaan;
Feit 3 primair: deelonderzoek 09Doetje
in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 te Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een supermarkt (gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] weg te nemen geld en/of andere goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde 3] supermarkt, en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in die supermarkt en
- na sluitingstijd van die supermarkt een kabel van de telefooninstallatie doorgezaagd, (waardoor de alarminstallatie van die supermarkt werd uitgeschakeld) en
- een alarmkastje (van het geluidsalarm van die supermarkt) kapotgeslagen en
- de nooddeur van die winkel (door middel van een breekvoorwerp) geopend en
- een (grote) hoeveelheid inbrekerswerktuig (slijptol met 12 slijpschijven en een klopboormachine en beitels en portofoons en handschoenen en donkere kleding (per auto) te vervoeren in de richting van Doetinchem,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 4: deelonderzoek 09Deventer
op 05 januari 2012 te Deventer, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een supermarkt gelegen aan de [adres]
[adres] weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] supermarkt [F], en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in de meterkast. althans in die meterkast gaan staan, (met de bedoeling om na sluiting van die supermarkt de zich in die meterkast bevindende kabel door te kunnen knippen teneinde op die wijze het alarm van die supermarkt uit te schakelen) en/of
- (vervolgens) om de aanwezigheid in de meterkast niet op te laten vallen de manden en andere voorwerpen welke voor die meterkast stonden weer teruggezet voor die meterkast, en/of
- zich opgehouden in de magazijnruimte van die supermarkt
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
Feit 5: deelonderzoek 09Tilburg
in de periode van 05 januari 2012 tot en met 06 januari 2012 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
supermarkt (gevestigd aan [adres] B) weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in (de meterkast van) die supermarkt en/of
- (na sluitingstijd van die supermarkt en nadat het personeel de winkel had verlaten) de (kabel van de) (zogenaamde) Isra kast (zijnde de kast waar alle bekabeling van die supermarkt binnen komt) doorgeknipt, en/of
- de (zogenaamde) alarmkast vernield (teneinde te voorkomen dat de alarminstallatie van die supermarkt in werking zou treden)
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 6: deelonderzoek 09Assen
in de periode van 11 januari 2012 tot en met 12 januari 2012 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een supermarkt gevestigd aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] supermarkten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in (de meterkast van) die supermarkt en/of
- (na sluiting van die winkel en vertrek van het personeel) een of meer kabel(s) van de alarmkast en/of de telefoonaansluiting stukgeknipt, vernield (teneinde het in werking treden van de alarminstallatie te verhinderen) en/of
- door (de opengezette) nooduitgang en/of personeelsingang van die supermarkt die supermarkt betreden en/of
- een of meer deur(en) in die supermarkt opengebroken, althans geforceerd, en/of
- met (elektrisch) gereedschap getracht de kluis in het kassakantoor van die supermarkt open te boren en/of te slijpen en/of te breken,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
Feit 8
in of omstreeks de periode van 15 augustus 2011 tot en met 14 februari 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die werd gevormd door hem, verdachte, en [medeverdachte] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van diefstallen door middel van braak/verbreking/insluiping in supermarkten;
- het witwassen van (grote) hoeveelheden geld en/of goederen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair: telkens: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van feit 3 primair, feit 4, feit 5en feit 6: telkens: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 8: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om vrijspraak.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee voltooide zeer brutale inbraken in supermarkten, die op geraffineerde en professionele manier zijn uitgevoerd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vier pogingen tot inbraak in winkels en heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie. Zowel bij de voltooide inbraken als bij de pogingen is veel schade aangericht. Bij de voltooide inbraken is voor een groot bedrag aan geld en goederen buitgemaakt. Verdachte heeft met deze delicten te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële belangen boven die van anderen te stellen. Feiten, zoals door verdachte gepleegd, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de winkels en brengen gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de hoeveelheid daarvan, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is, uit oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit oogpunt van generale en speciale preventie.
In de persoon van de verdachte heeft de rechtbank geen reden voor matiging van de straf gevonden. Verdachte heeft een zeer aanzienlijk strafblad van 11 pagina’s waarop vermogens en geweldsdelicten staan. Dit strafblad van verdachte werkt strafverzwarend. Verdachte heeft daarnaast geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor hetgeen hij heeft gedaan. Hij heeft een berekenende proceshouding aangenomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld gerechtvaardigd. Deze straf is in overeenstemming met straffen die in soortgelijke zaken en onder vergelijkbare omstandigheden worden opgelegd en wijkt om die reden af van de eis van de officier van justitie. Voor een voorwaardelijk deel, anders dan de gebruikelijke regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats, gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, alsmede gelet op het feit dat een eerder opgelegd begeleidingstraject vrijwel direct is mislukt. Te zijner tijd, als verdachte zijn schuld aan de maatschappij heeft ingelost, kunnen in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling met de reclassering afspraken worden gemaakt voor hulp en begeleiding.
7 De benadeelde partijen
[benadeelde] vordert namens de benadeelde partij [benadeelde 5] Supermarkten B.V. een schadevergoeding van € 5000,00 voor feit 6.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering gevorderd.
De raadsman heeft primair om vrijspraak verzocht en derhalve verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering, met de wettelijke rente hierover, zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen verbeurd zullen worden verklaard. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen Prada schoenen en de in beslag genomen kledingstukken terug kunnen naar verdachte. Ten aanzien van het overige beslag refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage II genoemde in beslag genomen voorwerpen (zijnde communicatiemiddelen) moeten worden verbeurdverklaard, nu de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en voorbereid met behulp van deze dan wel soortgelijke voorwerpen. De rechtbank merkt daarbij het volgende op. Het is op basis van het dossier niet mogelijk om met betrekking tot elk onder verdachte in beslag genomen voorwerp concreet te bepalen of het dat specifieke voorwerp is geweest met behulp waarvan de bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Gelet evenwel op de vergelijkbare aard van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, afgezet tegen de wijze waarop het bewezen verklaarde feit is voorbereid en uitgevoerd -waarbij communicatiemiddelen een belangrijke rol hebben gespeeld-, is de rechtbank van oordeel dat de verbeurdverklaring ten aanzien van alle in beslag genomen voorwerpen heeft te gelden.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 140, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 7 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair: telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van feit 3 primair, feit 4, feit 5en feit 6: telkens: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 8: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 52 (tweeënvijftig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 3 tot en met 6 (bijlage II);
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde], namens [benadeelde 5] Supermarkten B.V. van € 5000,00 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 12 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], namens [benadeelde 5] Supermarkten B.V., € 5000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, bij niet betaling te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en
mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 november 2012.