parketnummer: 16/656171-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 december 2012
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende aan het [adres] ([woonplaats]
Raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 december 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De rechtbank heeft de vordering wijziging tenlastelegging van de officier van justitie toegestaan. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
Feit 1 subsidiair: heeft geprobeerd [benadeelde 3], [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2: deel heeft uitgemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde onder feit 1 heeft begaan en verzoekt de rechtbank verdachte hiervan vrij te spreken. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en het tenlastegelegde onder feit 2 heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaringen van aangevers en getuigen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. Het bewijs dat verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep geweldplegers en degene was die letsel heeft toegebracht, zou alleen kunnen worden geleverd als er een fotoconfrontatie had plaatsgevonden. Dat is niet gebeurd. Daarnaast moet verdachte een significante bijdrage hebben geleverd aan de groep die de handelingen heeft gepleegd. Verdachte stelt dat hij wel in de groep heeft gestaan, maar niets gedaan heeft. Dat is geen significante bijdrage,aldus de verdediging. Uit het dossier blijkt niet wie welke rol heeft gehad. De signalementen die door de aangevers en getuigen worden gegeven zijn te algemeen om een bepaald persoon mee aan te kunnen wijzen. De officier van justitie geeft zelf aan dat zij vrijspraak vordert ten aanzien van de zware mishandeling omdat niet vast kan komen te staan wie het letsel heeft toegebracht. Zij is echter van mening dat de poging daartoe wel bewezen kan worden verklaard. Deze redenering volgt de verdediging niet. Wanneer het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard, is de mening van de verdediging dat de subsidiair tenlastegelegde poging daartoe ook niet bewezen verklaard kan worden. Derhalve verzoekt de verdediging tot vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich op 19 augustus 2012 heeft schuldig gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of een poging daartoe aan personen in Utrecht. Uit het dossier is niet vast te stellen wie van de verdachten die deel uitmaakten van de groep geweldplegers het letsel bij [benadeelde 2] dan wel [benadeelde 1] heeft veroorzaakt, nog daargelaten dat het letsel van beide slachtoffers– naar het oordeel van de rechtbank- niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Derhalve dient verdachte vrij te worden gesproken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of de poging daartoe.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Op 19 augustus 2012 doet [benadeelde 3] aangifte bij de politie. Hij verklaart dat hij met zijn vrouw in zwembad Den Hommel in Utrecht was die dag en er een conflict ontstond tussen twee jongens en zijn vrouw. Dit conflict escaleerde, waarop [benadeelde 3] tussen zijn vrouw en de jongens in is gaan staan. Vervolgens is hij geduwd en werd hij meerdere keren geslagen. Hij zag dat er opeens allemaal stoelen door de lucht vlogen, waarbij hij werd geraakt op zijn hand en tegen zijn hoofd door de stoelen. [benadeelde 3] verklaart dat het een groep Marokkaanse jongens was. Door een arts wordt op 20 augustus 2012 vastgesteld dat [benadeelde 3] letsel heeft aan zijn neus, hand en borstkas.
Diezelfde dag doet ook [A] namens haar minderjarige dochter [benadeelde 2] aangifte. [A] verklaart dat er een conflict ontstond tussen [getuige] en een groepje Marokkaanse jongens. Ze heeft gezien dat de jongens een agressieve houding aannamen ten aanzien van [benadeelde 3] en dat deze laatste hard geduwd werd. Vervolgens zag zij stoelen door de lucht vliegen en hoorde haar dochter [benadeelde 2] hard gillen. Zij (de rechtbank begrijpt : haar dochter [benadeelde 2]) had een stoel op haar voet gekregen. [A] is met haar dochter naar het ziekenhuis gegaan, waar ze te horen kreeg dat de voet van haar dochter gekneusd was.
Ook [benadeelde 1] komt op 19 augustus 2012 aangifte doen. Ze verklaart tevens over het conflict tussen [getuige] en een groepje Marokkaanse jongens. Volgens [benadeelde 1] droeg één van de jongens een lichtblauwe zwembroek. De jongens komen volgens haar erg dreigend over en spreken [benadeelde 3] daarbij aan. Vervolgens komt ze midden in een vechtpartij terecht waarbij ze een klap op haar gezicht voelt en hierbij buiten bewustzijn raakt. Uit de medische verklaring blijkt dat haar neus door het geweld scheef is gaan staan en dat haar linkerwang gedeeltelijk gevoelloos is geworden. Een operatie is noodzakelijk om haar neus weer recht te zetten. Uit een aanvullende medische verklaring blijkt dat [benadeelde 1] naar aanleiding van dit letsel nog steeds onder behandeling staat op 3 december 2012. Herstel van de aangezichtsverlamming lijkt volgens de artsen onwaarschijnlijk en in januari 2013 zal [benadeelde 1] een lichttherapie moeten ondergaan.
Wanneer de politie ter plaatse komt op 19 augustus 2012, horen zij van badmeester [X] welke jongens deel uit hebben gemaakt van de groep geweldplegers. Deze jongens bleken ook te voldoen aan het signalement dat aangever [benadeelde 3] hen gaf. Hierop houden zij twee jongens, waaronder verdachte aan.
Badmeester [X] verklaart bij de politie dat hij op 19 augustus 2012 zag dat er een opstootje plaatsvond tussen een groepje jongens en één man. Hierbij kreeg de man een klap en gooiden de jongens met stoelen in de richting van die man. Hij verklaart dat de jongens die de politie later heeft aangehouden, de jongens zijn die bij het incident betrokken waren en de man aangevallen hebben. Hij herkende de jongens ook, omdat ze eerder die week al door hem aangesproken waren wegens hinderlijk gedrag.
Dat één van de jongens die deel heeft uitgemaakt van de groep geweldplegers een lichtblauwe zwembroek aan had wordt, naast door [benadeelde 1], eveneens verklaard door badmeester [Y] en getuige [getuige]. Hier komt bij dat verdachte zelf verklaart die dag een lichtblauwe zwembroek te hebben gedragen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De verklaring van verdachte dat hij niet heeft deelgenomen aan het gepleegde geweld, acht de rechtbank niet aannemelijk. Badmeester [X] heeft het incident zien gebeuren en wijst verdachte ten overstaande van de politie aan als één van de jongens uit de groep geweldplegers. Daar komt bij dat [X] verdachte herkent binnen de groep jongens, nu hij deze groep eerder die week meerdere malen heeft moeten aanspreken op hinderlijk gedrag. Daarnaast verklaren meerdere getuigen en aangever dat in ieder geval één van de jongens die geweld heeft toegepast een lichtblauwe zwembroek droeg.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden en bezien in onderling verband en samenhang, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 augustus 2012 te Utrecht met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten zwembad Den Hommel, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en goederen, welk geweld bestond uit het:
- met een dreigende houding bij die [benadeelde 3] gaan staan en
- duwen tegen het lichaam van die [benadeelde 3] en
- het maken van slaande bewegingen in de richting van die [benadeelde 3] en
- meermalen met kracht gooien van één of meer (terras)stoelen tegen het hoofd en lichaam van die [benadeelde 3] en tegen de voet van die [benadeelde 2] en tegen het gezicht van die [benadeelde 1].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 160 uren die, indien deze niet wordt uitgevoerd, omgezet zal worden in een vervangende hechtenis van 80 dagen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over een eventuele strafmaat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in een voor het publiek openbare plaats, namelijk een zwembad. In dit zwembad waren veel mensen aanwezig, waaronder kinderen. Verdachte heeft al deze mensen blootgesteld aan het (mede) door hem gepleegde geweld. Het is algemeen bekend dat slachtoffers en getuigen van geweld, ook lang nadat dit zich heeft voorgedaan, nog de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte d.d. 24 oktober 2012 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsrapportage d.d. 19 november 2011, waaruit blijkt dat er geen problemen spelen in het leven van verdachte. Hij heeft geschikte huisvesting, dagbesteding en geen financiële problemen. Het advies is derhalve om, indien verdachte schuldig wordt bevonden, geen reclasseringsadvies op te leggen.
De rechtbank constateert op grond van bovenstaande rapportages en de houding van verdachte ter terechtzitting, dat niet blijkt dat hij daadwerkelijk inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen. Hieruit blijkt dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor de gevolgen die zijn handelen hebben gehad voor de slachtoffers en overige recreanten die aanwezig waren in het zwembad en getuige zijn geweest van het toegepaste geweld. De rechtbank zal opleggen een gevangenisstraf van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7 De vorderingen benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van €3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van €2059,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] is de officier van justitie van mening dat deze niet bijzonder goed gemotiveerd is. Echter, gezien de omstandigheden van het geval, verzoekt zij de rechtbank de vordering toch toe te wijzen tot een bedrag van €500,- euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1], is de officier van justitie van mening dat deze dient te worden toegewezen voor een bedrag van €1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat beide vorderingen dienen te worden afgewezen, nu zij heeft gepleit voor vrijspraak. Subisidiair is de verdediging van mening dat ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde 2] geen geneeskundige verklaring is opgenomen in het dossier, waaruit duidelijk blijkt welk letsel zij heeft opgelopen. Het letsel is derhalve niet vast te stellen. Daarnaast is de hoogte van het bedrag dat wordt gevorderd gebaseerd op uitspraken die niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak. Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde 1] is de verdediging van mening dat uit het dossier niet duidelijk naar voren komt hoe de schade is ontstaan. Daar komt bij dat er nog geen medische eindsituatie is, waardoor ook hier het letsel nog niet kan worden vastgesteld.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering ingediend door benadeelde partij [benadeelde 2] oordeelt de rechtbank als volgt. De schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit en verdachte wordt aansprakelijk geacht voor die schade. De situatie en omstandigheden in het zwembad waarin het minderjarige slachtoffer zich heeft bevonden, zijn –naar het oordeel van de rechtbank- voor een kind van haar leeftijd erg beangstigend te noemen. Derhalve zal de rechtbank een bedrag van €500,- aan immateriële schade toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de vordering ingediend door benadeelde partij [benadeelde 1] oordeelt de rechtbank als volgt. De schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit en verdachte wordt aansprakelijk geacht voor die schade. De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van €1.000,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de volgende algemene voorwaarden:
o dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Benadeelde partijen
- vordering [benadeelde 2]
o veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van €500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 19 augustus 2012;
o veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
o bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
o verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
o legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], €500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf het ontstaan van de schade, te weten 19 augustus 2012, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
o bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
o bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- vordering [benadeelde 1]
o veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van €1000,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 19 augustus 2012;
o veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
o bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
o verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
o legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], €1000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf het ontstaan van de schade, te weten 19 augustus 2012, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
o bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
o bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 december 2012.
Mr. R.P.G.L.M. Verbunt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.