ECLI:NL:RBUTR:2012:BY7541

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/072024-92
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling en aanhouding van de beslissing tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging

In de zaak met parketnummer 16/072024-92 heeft de rechtbank Utrecht op 17 december 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen. De officier van justitie had op 28 november 2012 de verlenging van de terbeschikkingstelling voor een jaar gevorderd. De rechtbank heeft de deskundige R.E.J. Ziel gehoord, die werkzaam is bij FPC Veldzicht, en op basis van zijn rapport en de processtukken besloten om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. De rechtbank heeft tevens de beslissing over een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aangehouden, in afwachting van een rapport van de reclassering. Dit rapport moet de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging onderzoeken, waarbij de rechtbank rekening houdt met de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem en de complexe situatie van de verdachte, die onder behandeling staat voor ernstige persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, aangezien de misdrijven waarvoor de verdachte is veroordeeld, vallen onder de voorwaarden voor een verlenging van de terbeschikkingstelling. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/072024-92
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 17 december 2012
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], op [1971],
verblijvende te [woonplaats], [adres].
advocaat mr. N.A. Heidanus te Groningen
heeft de officier van justitie op 28 november 2012 de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 28 november 2012, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] voornoemd met één jaar;
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 6 oktober 1992, waarbij [verdachte] is veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd, het met iemand beneden de zestien jaren ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en medeplegen van verkrachting. [verdachte] is bij dit vonnis onder meer ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is gaan lopen op 1 maart 1998;
- de beslissing van deze rechtbank d.d. 3 januari 2012, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van één jaar;
- de beslissing van het Gerechtshof Arnhem d.d. 12 maart 2012, waarbij de beslissing van deze rechtbank van 3 januari 2012 is bevestigd;
-het rapport van FPC Veldzicht d.d. 1 november 2012, opgemaakt door drs. P.J.C. Bakx, 1e geneeskundige, en drs. K.M. Ten Brinck, directeur behandeling/plaatsvervangend hoofd van de inrichting, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld en waarin wordt geadviseerd tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor een termijn van één jaar;
-de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [verdachte], over de periode 12 juli 2011 tot en met 10 juli 2012.
2 De procesgang
[verdachte] is bij vonnis van deze rechtbank d.d. 6 oktober 1992 onder meer ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 17 december 2012 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.O. Roosjen, die voor deze zitting zijn kantoorgenoot mr. N.A. Heidanus vervangt.
Voorts is de deskundige R.E.J. Ziel, klinisch psycholoog/psychotherapeut/gz-psycholoog/gedragstherapeut, werkzaam bij FPC Veldzicht, gehoord.
3 Het standpunt van de inrichting
Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. In dat advies is omtrent de heer [verdachte] het navolgende geconcludeerd:
De heer [verdachte] is op 21-jarige leeftijd veroordeeld en verblijft sindsdien onder de hoede van Justitie. Hij is een onthechte (seksueel) getraumatiseerde man met ernstige persoonlijkheidsproblematiek. De behandeling van hem is complex en kent een moeizaam verloop. Zijn grote achterdocht maakt dat hij kwetsbaar is en gevoelig voor spanningen. De heer [verdachte] ontbreekt het aan adequate copingmechanismen om hiermee om te gaan. Ondanks het feit dat er na behandeling nog steeds sprake is van omvangrijke persoonlijkheidspathologie, is er voor gekozen het resocialisatietraject met hem aan te gaan. Dit resocialisatietraject is zorgvuldig en gefaseerd vormgegeven. Sinds twee weken verblijft de heer [verdachte] met transmuraal verlof in een flat in Zwolle. De kliniek wil dit goed monitoren, aangezien de heer [verdachte] jarenlang in inrichtingen heeft verbleven en niet bekend is hoe hij zal functioneren in de vrije maatschappij. Dagelijks wordt hij daarom bezocht door het transmuraal team van Veldzicht.
De kliniek is voornemens het resocialisatietraject over langere tijd te volgen en na een periode van goed functioneren in Zwolle over te gaan tot proefverlof. Een voorwaardelijke beëindiging acht de kliniek momenteel nog voorbarig.
Op grond van het vorenstaande wordt geadviseerd de tbs met één jaar te verlengen.
De deskundige R.E.J. Ziel, voornoemd, heeft het rapport en het advies van de inrichting toegelicht. Het standpunt luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
De inrichting is bekend met de beslissing van het Gerechtshof Arnhem d.d. 12 maart 2012 waarin het hof in een overweging ten overvloede het volgende heeft overwogen: ‘Het hof
acht het van belang dat tegen de volgende verlengingszitting de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde zijn onderzocht. In ieder geval dient dan een maatregelrapport van de reclassering beschikbaar te zijn, inhoudende de aan een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging te verbinden voorwaarden.’
De inrichting denkt er anders over dan het hof. Naar de mening van de inrichting vindt de resocialisatie in de volgende volgorde plaats. Eerst transmuraal verlof, dan proefverlof en vervolgens een voorwaardelijke beëindiging. De delictaard ligt zwaar bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het is naar de mening van de inrichting te vroeg om al na 14 dagen transmuraal verlof een maatregelrapport te laten opmaken.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting haar vordering d.d. 28 november 2012, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, gehandhaafd.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de beslissing inzake een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aan te houden.
5 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de aanwijzing van het hof in de beslissing van 12 maart 2012 niet verkeerd kan worden verstaan. De reclassering had moeten worden ingeschakeld. Het voorwaarden rapport had er moeten zijn. Verzocht is om de mogelijke voorwaardelijke beëindiging met voorrang te onderzoeken en de beslissing daarop aan te houden.
6 De beoordeling
De rechtbank heeft beoordeeld of er in deze zaak sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling.
Bij de beantwoording van deze vraag dient de rechtbank rekening te houden met de recente beslissing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 31 juli 2012
nr. 21203/10 ([naam] tegen Nederland), LJN BX9093.
Art. 38e(oud) Wetboek van Strafrecht (Sr), inwerkingtreding 01 september 1988 en geldend tot 14 januari 1994 hield in dat terbeschikkingstelling beperkt was tot een periode van vier jaar, tenzij de maatregel wordt toegepast voor “een geweldsmisdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor een of meer personen”.
Het huidige artikel 38e (en het van 15 januari 1994 tot en met 31 augustus 2010 geldende artikel 38e) Sr beperkt de terbeschikkingstelling tot een periode van vier jaar, tenzij de maatregel wordt toegepast voor “een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen”.
Per 15 januari 1994 is ook artikel 359 lid 7 Wetboek van Strafvordering (Sv) in werking getreden (Stb. 1994, 14), dat voorschrijft dat het vonnis de oplegging van terbeschikkingstellling met verpleging ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, met “opgave van redenen” moet vermelden.
Nu de vervolging in deze zaak is aangevangen voor 15 januari 1994 gold het motiveringsvoorschrift van artikel 359 lid 7 Sv nog niet.
Op grond van het overgangsrecht (artikel VIII van de Wet van15 december 1993, Stb. 1994, 13) zal de verlengingsrechter in de gevallen waarin de vervolging eerder dan 15 januari 1994 is aangevangen en een terbeschikkingstelling met dwangverpleging is opgelegd, alsnog zelfstandig moeten beoordelen of de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd voor een delict als bedoeld in art 38e Sr (zodat de dwangverpleging niet is gemaximeerd).
Bij het veroordelend vonnis van 6 oktober 1992 heeft de rechtbank overwogen dat [verdachte] voornoemd zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd, het met iemand beneden de zestien jaren ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en medeplegen van verkrachting. [verdachte] en zijn mededader hebben door hun handelen op grove wijze de lichamelijke integriteit van de (soms zeer) jonge slachtoffers aangetast, alsmede hen grote psychische schade toegebracht, aldus de rechtbank in haar vonnis.
De rechtbank is thans van oordeel dat, gelet op de bewezenverklaring en de aangehaalde kwalificatie en motivering sprake is van een misdrijf als bedoeld in art 38e(oud) en het huidige artikel 38e Sr.
De rechtbank is, gelet op de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de termijn van terbeschikkingstelling kan en moet worden verlengd met één jaar.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de beslissing van het hof van 12 maart 2012 en het verhandelde ter terechtzitting, de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging onderzocht moeten worden. Door de Reclassering Nederland dient derhalve een rapport te worden opgesteld, waarin de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de huidige terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet worden onderzocht.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, zal de rechtbank op grond van artikel 509t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de beslissing op een mogelijk voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aanhouden voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden, in afwachting van de vordering van de officier van justitie en van het rapport van Reclassering Nederland, met gelijktijdige verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d, 38e en 38g van het Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafvordering.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] voor de tijd van één jaar.
De rechtbank houdt de beslissing met betrekking tot de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aan voor onbepaalde tijd, doch ten hoogste voor een termijn van drie maanden.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde de reclassering een rapport te laten opmaken vóór het tijdstip van de zitting waarop het onderzoek zal worden hervat.
De rechtbank beveelt de oproeping van [verdachte], zijn raadsman, alsmede de deskundige en de reclassering tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier A. Heijboer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 december 2012.
Mr. Brouwer is buiten staat mede te ondertekenen.