ECLI:NL:RBZLY:2004:AQ7125

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
100242 / KG ZA 04-356
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Miltenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ouders over schoolkeuze van minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 augustus 2004, gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man over de schoolkeuze voor hun minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door procureur mr. TH.P.M. Moons, heeft de man gedagvaard in kort geding. De vordering van de vrouw is gericht op het verkrijgen van toestemming van de man voor de inschrijving van hun kinderen op de Montessorischool in [woonplaats]. De man is echter van mening dat de kinderen goed presteren op hun huidige basisschool, '[naam basisschool]', en kan niet instemmen met de keuze van de vrouw.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel niet zijn ingeschreven op een basisschool, terwijl zij leerplichtig zijn. De rechter benadrukt dat beide ouders gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de schoolkeuze en dat de gezaghebbende ouder, die de dagelijkse verzorging op zich neemt, instemming moet geven voor de schoolkeuze. De vrouw heeft aangegeven dat de slechte verstandhouding met de nieuwe partner van de man en de directeur van de huidige basisschool haar keuze voor de Montessorischool beïnvloeden.

Na het horen van beide partijen en het overwegen van de omstandigheden, concludeert de voorzieningenrechter dat er onvoldoende grond is om de vordering van de vrouw toe te wijzen. De rechter wijst de vordering af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Zaaknr/rolnr: 100242 / KG ZA 04-356
Uitspraak: 19 augustus 2004
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. TH.P.M. Moons,
hierna de vrouw,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
hierna de man.
PROCESGANG
De vrouw heeft de man doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe het ten deze te wijzen vonnis in de plaats te stellen van de toestemming van de man tot inschrijving aan de Montessorischool te [woonplaats] van hierna vermelde minderjarigen.
MOTIVERING
Het geschil en de beoordeling daarvan
1. Uit het op [datum ontbinding huwelijk] ontbonden huwelijk van de man en de vrouw zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen:
1. [kind 1], geboren op [geboortedatum] 1996 in de gemeente [geboorteplaats];
2. [kind 2], geboren op [geboortedatum] 1999 in de gemeente [woonplaats].
2. Het geschil spitst zich toe op de schoolkeuze van de ouders voor de minderjarige kinderen. De afgelopen schooljaren hebben de minderjarigen de basisschool "[naam basisschool]" bezocht. Omdat het kind van de nieuwe partner van de man eveneens die school bezoekt en tussen de vrouw en die partner al geruime tijd sprake is van een slechte verstandhouding, heeft de vrouw besloten de minderjarigen naar een andere school te laten gaan. Deze slechte verstandhouding veroorzaakt veel spanning bij de minderjarigen en de vrouw. De vrouw heeft geprobeerd om in onderling overleg met de man tot overeenstemming te komen over een eventuele andere school voor de minderjarigen. De vrouw heeft aangegeven dat de Montessorischool te [woonplaats] haar voorkeur heeft. De man kan met deze keuze niet instemmen. De man heeft, naast praktische redenen, aangevoerd dat de minderjarigen op de basisschool "[naam basisschool]" op hun plek zijn en goed presteren.
3. De voorzieningenrechter komt, mede op grond van hetgeen door de vrouw en de man bij de behandeling naar voren is gebracht, tot het voorlopig oordeel dat de gezaghebbende ouder, die tevens de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen tot taak heeft, dient in te stemmen met de schoolkeuze voor de kinderen. Deze ouder heeft immers het meest frequent contact met de school, mede doordat die ouder de kinderen tweemaal per dag naar school brengt en daar weer ophaalt.
4. De vrouw volhardt in haar afwijzing van "[naam basisschool]" als basisschool voor de minderjarigen. Enerzijds is deze afwijzing gelegen in de toenemende psychische druk bij haar, als gevolg van de dagelijkse confrontatie met de nieuwe partner van de man en anderzijds in de - ter zitting gebleken - verstoorde verhouding tussen haar en de directeur van de basisschool "[naam basisschool]".
5. Onweersproken is komen vast te staan dat de minderjarigen inmiddels bij de basisschool "[naam basisschool]" zijn uitgeschreven en dat de minderjarigen hiervan op de hoogte zijn.
6. De voorzieningenrechter is voorts voorlopig van oordeel dat wenselijk is dat ook de gezaghebbende ouder, die niet de verzorgende ouder van de kinderen is, kan instemmen met de schoolkeuze voor hun beider kinderen.
In het onderhavige geval heeft de Montessorischool, voor welke school de vrouw nadrukkelijk kiest, als voorwaarde voor de toelating van de minderjarigen op die school gesteld, dat de man expliciet zijn toestemming hiervoor dient te geven.
7. Onweersproken staat vast dat de man, zowel vroeger, als thans nog, niet akkoord kan gaan met de keuze voor de Montessorischool, omdat hij zich in de onderwijskundige benadering van deze schoolvorm niet kan vinden.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van de vrouw niet verwacht kan worden, dat zij de minderjarigen, onder de hierboven vermelde omstandigheden, weer bij de basisschool "[naam basisschool]" zal inschrijven. Weliswaar heeft de hiervoor onder 1 vermelde minderjarige te maken gehad met een achterstand op het gebied van rekenen, doch het is, naar het oordeel van de voorzieningenrechter geenszins komen vast te staan dat het montessori-onderwijs voor deze minderjarige het enige alternatief is.
9. Evenmin is komen vast te staan dat voor de man en de vrouw geen andere basisscholen als alternatief beschikbaar zijn voor de minderjarigen. Integendeel, gebleken is dat de vrouw en de man beiden de basisschool "[naam basisschool 2]" hebben bezocht en inlichtingen hebben ingewonnen, doch dat deze school om diverse redenen niet geschikt voor de minderjarigen werd bevonden.
10. De man heeft ter zitting niet alleen melding gemaakt van een aantal andere in aanmerking komende basisscholen in de buurt, maar ook aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een overplaatsing van de minderjarigen naar een andere basisschool in de buurt, hetgeen mede blijkt uit zijn brief d.d. 3 augustus 2004 (prod. 3). De voorzieningenrechter houdt de man aan deze toezegging.
11. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij, bij een eventuele afwijzing van haar vordering, verder zal zoeken naar een andere geschikte school voor de minderjarigen.
12. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de voorzieningenrechter onvoldoende grond aanwezig om de vordering toe te wijzen.
13. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat de minderjarigen thans niet bij enige basisschool staan ingeschreven, hoewel zij leerplichtig zijn. Uit de omstandigheid dat beide ouders gezamenlijk gezag hebben over de minderjarigen vloeit voort dat zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het naar school gaan van hun kinderen.
De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat de vrouw en de man zich -in goed overleg - maximaal zullen inspannen op korte termijn een andere basisschool voor de minderjarigen te vinden.
14. Vanwege het familierechtelijke karakter van deze procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder der partijen belast blijft met de eigen kosten.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
I wijst de vordering af;
II compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder der partijen belast blijft met de eigen kosten.
Gewezen door mr. W. Miltenburg, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.