ECLI:NL:RBZLY:2004:AQ7876
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Kort geding
- A.H. Canté
- Rechtspraak.nl
Vraag naar de toepassing van de wachttijd bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en loonbetaling
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 augustus 2004, staat de vraag centraal of een nieuwe wachttijd als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek alleen intreedt bij een volledig herstel na ziekte, of ook na een partieel herstel, waarna de werknemer opnieuw uitvalt wegens ziekte. Eiseres, werkzaam als sector manager bij Koninklijke Auping B.V., heeft zich in het verleden ziek gemeld en is gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard. Na een periode van gedeeltelijke werkhervatting heeft zij zich opnieuw volledig ziek gemeld. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de feiten en de argumenten van beide partijen, waarbij eiseres aanspraak maakt op doorbetaling van haar loon, terwijl Auping B.V. betwist dat er recht op loon bestaat na de ziekmelding van eiseres.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ziekte van eiseres in 1998 leidde tot een gedeeltelijke WAO-uitkering en dat zij na het verstrijken van de wachttijd van 52 weken in 1998 niet meer volledig heeft gewerkt. De rechter oordeelt dat er geen nieuwe wachttijd is gaan lopen na de ziekmeldingen van eiseres in 2003 en 2004, omdat de ziekteperiodes niet volledig zijn onderbroken. De kantonrechter concludeert dat Auping B.V. niet verplicht is om het loon van eiseres door te betalen, omdat de vorderingen van eiseres op dit verweer stuiten. De vorderingen worden afgewezen, en eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om volledig te herstellen voordat een nieuwe wachttijd kan ingaan, en verduidelijkt de voorwaarden waaronder loonbetaling na ziekte kan plaatsvinden.