ECLI:NL:RBZLY:2004:AQ7879

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
239527 VV 04-82
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C.M.M. Hoogland-Kelkboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procedurele gevolgen van faillissement werkgever bij loonvordering die zich uitstrekt over periode voor en na faillissement

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. Vijn, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Van Duijnen Beheer B.V. inzake een loonvordering. Eiser vorderde betaling van een voorschot op zijn loon over de periode van 25 maart 2004 tot en met juni 2004, met wettelijke verhogingen en rente. Eiser stelde dat er een arbeidsovereenkomst bestond en dat deze niet was beëindigd door het ontslag op staande voet dat op 25 maart 2004 was gegeven. Hij betoogde dat het dienstverband pas op 1 augustus 2004 eindigde, na opzegging met toestemming van de Centrale organisatie werk en inkomen.

Op 28 juni 2004 werd het faillissement van Van Duijnen uitgesproken, wat volgens de curator leidde tot schorsing van het geding. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser met betrekking tot loon tot de datum van faillissement (28 juni 2004) door de curator moest worden geverifieerd. Echter, voor de loondoorbetaling na het faillissement geldt een ander regime. De kantonrechter stelde vast dat, indien het dienstverband van eiser na 25 maart 2004 nog bestond, de vordering tot loonbetaling na faillissement een boedelschuld is. Dit betekent dat eiser de curator in het geding moet roepen om zijn vordering voort te zetten.

De kantonrechter besloot dat de procedure met betrekking tot de loonaanspraken tot 28 juni 2004 was geschorst, maar dat de procedure voor de overige vorderingen voortgezet kon worden. Eiser werd verzocht binnen twee weken te laten weten of hij de curator in het geding wenste te roepen. De verdere beslissing werd aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief was afgedaan en er meer stappen nodig waren om tot een uitspraak te komen.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Lelystad
zaaknr.: 239527 VV 04-82
toevoeging: aan eiser verleend d.d. 27-04-04 onder nummer 4EO8334
datum : 21 juli 2004
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. M.A.C. Vijn, advocaat te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap
VAN DUIJNEN BEHEER B.V.,
gevestigd te Almere,
gedaagde partij.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de op 15 juni 2004 ten verzoeke van [eiser] uitgebrachte dagvaarding strekkende tot het treffen van een voorziening bij voorraad;
- de brief van mr. D. Meulenberg d.d. 7 juli 2004.
De beoordeling
1.
[eiser] heeft gevorderd de veroordeling van Van Duijnen, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een voorschot op zijn loon vanaf 25 maart 2004 tot en met juni 2004, met de wettelijke verhoging daarover en met de wettelijke rente steeds vanaf de vervaldatum en voorts het loon over juli 2004 en hetgeen Van Duijnen bij einde van het dienstverband per 1 augustus 2004 nog aan hem verschuldigd is. Aan zijn vordering heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst geldt en, anders dan Van Duijnen meent, aan die arbeidsovereenkomst geen einde is gekomen door het hem op 25 maart 2004 gegeven ontslag op staande voet, omdat dit ontslag een dringende reden ontbeert. Volgens [eiser] eindigt het dienstverband eerst op 1 augustus 2004 ingevolge de opzegging per die datum met toestemming van de Centrale organisatie werk en inkomen.
2.
Blijkens mededeling van mr. D. Meulenberg is bij vonnis van de rechtbank te Zwolle van 28 juni 2004 het faillissement van Van Duijnen uitgesproken met zijn benoeming tot curator. Volgens de curator heeft het faillissement van Van Duijnen tot gevolg dat het onderhavige geding is geschorst.
3.
Voorzover de vordering van [eiser] betrekking heeft op loon –eventueel- verschuldigd tot 28 juni 2004 kan de curator in zijn opvatting worden gevolgd. Op grond van artikel 26 Faillissementswet (Fw.) zal [eiser] zijn vordering ter verificatie moeten aanmelden.
4.
Ten aanzien van de loondoorbetaling na datum van het faillissement geldt evenwel een ander regime. Voor het geval ervan uitgegaan zou moeten worden dat het dienstverband van [eiser] ook na 25 maart 2004 nog bestaat, heeft ingevolge het bepaalde bij artikel 40, tweede lid, Fw. te gelden dat na faillissement van de werkgever de vordering tot (door)betaling van loon een boedelschuld is; hieromtrent bepaalt artikel 28 Fw. dat, indien zulk een vordering aanhangig is ten tijde dat het faillissement wordt uitgesproken, de eisende partij bevoegd is de schorsing van het geding te verzoeken teneinde de curator in het geding te roepen.
5.
Het hiervoor overwogene heeft voorshands tot gevolg dat de procedure ten aanzien van de vermeende loonaanspraken tot 28 juni 2004 is geschorst en voor het overige niet. [eiser] zal zich erover moeten uitlaten of hij de curator in het geding wenst te roepen, dan wel –indien hij daarvan afziet- de procedure buiten bezwaar van de boedel wil voortzetten. De kantonrechter is van oordeel dat uit de brief van de curator niet kan worden opgemaakt dat deze het geding niet wenst voort te zetten, nu de curator kennelijk abusievelijk ervan is uitgegaan dat het geding ten aanzien van de gehele vordering van [eiser] is geschorst.
6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
- verstaat dat het geding is geschorst voorzover dit betrekking heeft op de vordering tot loonbetaling over de periode voorafgaande aan het faillissement van Van Duijnen;
- bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis schriftelijk aan de griffier van de sector kanton, locatie Lelystad, onder vermelding van het hierboven vermelde zaaknummer dient mee te delen of hij de curator in het geding wenst te roepen; zo [eiser] zulks wenst zal hij gelijktijdig een nieuwe dagbepaling voor voortzetting van dit geding moeten verzoeken;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C.M.M. Hoogland-Kelkboom, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 21 juli 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.