ECLI:NL:RBZLY:2004:AR2193

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
247350 ER 04-32
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van een nalatenschap met negatieve saldo

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 september 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van mevrouw [ERFLAATSTER]. Verzoekster, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige, heeft verzocht om ontheffing van de verplichting om te vereffenen volgens de wet, omdat het saldo van de nalatenschap negatief blijkt te zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de erfgename, als gevolg van de beneficiaire aanvaarding, de vereffenaar van de nalatenschap is en dat de wettelijke vereffening van toepassing is. De ratio achter deze verplichting is om de belangen van de schuldeisers te beschermen. Echter, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de hoge kosten van de vereffening in verhouding tot de activa van de nalatenschap, heeft de kantonrechter geoordeeld dat het in het belang van de schuldeisers is om de vereffening op te heffen. De kantonrechter heeft de vereffeningskosten vastgesteld op € 624,75 en bepaald dat de publicatie van de opheffing van de vereffening achterwege mag blijven. Het verzoek om te bepalen dat openstaande vorderingen niet ten laste komen van de nalatenschap is afgewezen, omdat deze vorderingen als schulden van de nalatenschap worden aangemerkt. De beslissing is genomen zonder dat verzoekster ter zitting is gehoord, omdat er geen verdere vragen waren.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 247350 ER 04-32
datum : 9 september 2004
BESCHIKKING OP EEN VERZOEK INZAKE
OPHEFFING VAN DE VEREFFENING VOLGENS DE WET
op verzoek van:
[VERZOEKSTER],
gevestigd, althans kantoorhoudende te Zwolle,
hierna te noemen verzoekster,
die handelt als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige], geboren te [plaats] op [datum],
inzake de nalatenschap van mevrouw [ERFLAATSTER],
geboren te [plaats] op [datum],
overleden in de gemeente [plaats] op [datum],
laatst gewoond hebbende te [plaats] (hierna te noemen: erflaatster).
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek met bijlagen, waaronder een notariële boedelbeschrijving, ter griffie ingekomen op 26 augustus 2004.
Het verzoek
Het verzoek van verzoekster luidt aldus, dat de kantonrechter wordt verzocht:
a. verzoekster te ontheffen van de verplichting om te vereffenen volgens de wet;
b. te bepalen dat de openstaande vorderingen niet ten laste komen van de nalatenschap van erflaatster.
Verzoekster heeft haar verzoek sub a gebaseerd op artikel 4:202 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) doch nu het saldo van de nalatenschap negatief blijkt te zijn kan de kantonrechter verzoekster niet op grond van dat artikel ontheffen van de verplichting om te vereffenen volgens de wet. De vereffening volgens de wet levert echter dusdanig hoge kosten op dat de kantonrechter van oordeel is dat schuldeisers hier in het onderhavige geval niet bij gebaat zullen zijn. De kantonrechter zal het verzoek, gelet op de opmerking dienaangaande in de notariële boedelbeschrijving, opvatten als een verzoek ex artikel 4:209 lid 1 BW (opheffen vereffening volgens de wet).
De beoordeling
Met betrekking tot het verzoek sub a
1.
Ingevolge de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap door de erfgename is zij, althans haar wettelijke vertegenwoordiger, vereffenaar van de nalatenschap en zijn op grond van het bepaalde in artikel 4:202 lid 1 sub a BW de in Boek 4, titel 6, afdeling 3 (artikel 4:202 tot en met 4:226) BW gegeven voorschriften inzake de wettelijke vereffening van toepassing.
2.
Ratio van de verplichting de nalatenschap te vereffenen volgens de regels van artikel 4:202 e.v. BW is om daarmee (primair) voor de belangen van de schuldeisers van de nalatenschap te waken. In dat kader bevat de regeling bepalingen omtrent het voor schuldeisers ter inzage leggen van gegevens omtrent de omvang en samenstelling van de boedel en de (openlijke) oproeping van schuldeisers. Omgekeerd betekent dit dat indien de concrete omstandigheden van het geval met zich brengen dat deze belangen met een zodanige vereffening niet zullen zijn gediend, er aanleiding bestaat om voor (bepaalde verplichtingen inzake) de vereffening een ontheffing te verlenen. Dit laatste komt onder andere terug in artikel 4:209 BW inzake de opheffing van de vereffening en in artikel 4:221 lid 1 BW, waarin is bepaald dat de in artikel 4:214 lid 1 en 5 en in artikel 4:218 omschreven verplichtingen slechts op de vereffenaars uit hoofde van een beneficiaire aanvaarding rusten, indien de kantonrechter dit bepaalt. Bedoelde verplichtingen omvatten het openlijk oproepen van (onbekende) schuldeisers in de Staatscourant en een of meer door de kantonrechter aangewezen nieuwsbladen, het vervolgens ter inzage neerleggen van een lijst van erkende en betwiste vorderingen en het nadien deponeren van een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst.
2.1.
De kantonrechter verstaat het verzoek aldus dat wordt gevraagd, op basis van artikel 4:209 BW, de opheffing van de vereffening te bevelen.
2.2.
In het onderhavige geval ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan de erfgename/ vereffenaar de verplichtingen ex artikel 4:214 lid 1 en 5 en artikel 4:218 BW op te leggen, zoals bedoeld in artikel 4:221 lid 1 BW. Gezien de door verzoekster gedane opgave van het saldo van de nalatenschap ad in totaal € 2.123,36, waarop de voorlopige schulden ad in totaal € 3.673,09 nog in mindering dienen te komen, acht de kantonrechter dit, wegens de kosten welke zullen zijn gemoeid met onder andere een openlijke oproeping van schuldeisers en het deponeren van stukken, in het belang van de reeds bekende noch de eventuele nog onbekende schuldeisers.
3.
Het voorgaande brengt mee dat voor de erfgename/vereffenaar in beginsel de volgende vereffeningsverplichtingen resteren: het opmaken en ter inzage leggen van een boedelbeschrijving, het per brief oproepen van de haar bekende schuldeisers van de nalatenschap, alsmede het melden van eventuele onbekendheid met een adres en het (voor zover mogelijk) voldoen van de vorderingen.
3.1.
Verzoekster heeft voldaan aan de verplichting ex artikel 4:211 lid 3 BW om een boedelbeschrijving op te maken. Deze beschrijving vormt de basis voor de onderhavige beoordeling. Aan de verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen, zoals eveneens in artikel 4:211 lid 3 BW is bepaald, heeft verzoekster voldaan.
3.2.
Op de erfgename/vereffenaar rust ingevolge artikel 4:214 lid 2 BW de verplichting, voor welke verplichting geen ontheffing kan worden verleend, om de bekende schuldeisers van de nalatenschap per brief op te roepen hun vorderingen in te dienen, alsmede om een eventuele onbekendheid met een adres te melden. Gezien de bijlagen van het verzoek is de kantonrechter voldoende gebleken dat aan deze verplichtingen is voldaan.
4.
De kantonrechter zal de vereffeningskosten vaststellen op € 624,75 (nota notaris mr.[Notaris]).
5.
De vereffenaar dient over te gaan tot (zoveel mogelijke) voldoening van de vorderingen, met inachtneming van de wettelijke rangregeling.
6.
Nu de kantonrechter voor het overige geen vragen heeft aan verzoekster, is zij niet ter zitting door de kantonrechter gehoord.
7.
De kantonrechter zal bepalen dat de publicatie van de opheffing van de vereffening achterwege mag blijven.
8.
De griffier zal zorgdragen voor inschrijving van deze beslissing in het boedelregister en tevens in het boedelregister laten aantekenen dat de nalatenschap van erflaatster door/namens genoemde minderjarige beneficiair is aanvaard.
Met betrekking tot het verzoek sub b
9.
De kantonrechter is van oordeel dat voor het toewijzen van het onder b gedane verzoek iedere rechtsgrond ontbreekt. Openstaande vorderingen die aangemerkt kunnen worden als schulden van de nalatenschap komen (voor zover mogelijk) ten laste van de nalatenschap. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- verstaat dat op de erfgename/vereffenaar niet de verplichtingen als omschreven in artikel 4:214 lid 1 en 5 en artikel 4:218 BW rusten;
- stelt de vereffeningskosten vast op € 624,75;
- beveelt de opheffing van de vereffening en verstaat dat de opheffing niet hoeft te worden gepubliceerd;
- wijst het verzoek sub b af.
Gegeven door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 9 september 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.