Het geschil en de beoordeling daarvan
1 Het in het petitum genoemde pand is eigendom van de Stichting Zwolse Poort en betreft een zogenaamde zusterflat, bestaande uit meerdere verdiepingen en gelegen op het terrein van de stichting, dat wordt gebruikt voor de behandeling van psychiatrische patiënten. Eisers hebben dit pand op of omstreeks 19 augustus 2004 gekraakt en gedeeltelijk in gebruik genomen. Namens de stichting is op 25 augustus 2004 aangifte bij de politie gedaan van huisvredebreuk. De officier van justitie heeft eisers op of omstreeks 30 augustus 2004 te kennen gegeven dat tot ontruiming van de door hen in gebruik genomen gedeelten van de flat zal worden overgegaan.
2 Ter onderbouwing van hun vordering hebben eisers gesteld, kort en voor zover relevant weergegeven, dat ten tijde van de kraakactie het pand, althans de door hen in gebruik genomen gedeelten daarvan die afgesloten dan wel afsluitbaar en daardoor onafhankelijk van de overige gedeelten zijn, al langer dan een jaar leeg stond en niet gebruikt werd. Daarom doet zich volgens hen ten aanzien van (die gedeelten van) het pand niet een situatie voor zoals bedoeld in artikel 138 of 429sexies Sr.
3 Kern van het geschil betreft of het de staat kan worden verboden om in het kader van genoemde artikelen strafrechtelijke dwangmiddelen jegens eisers toe te passen en tot feitelijke ontruiming van het pand over te gaan.
4 Voorop staat dat aan de officier van justitie in het kader van de aan hem opgedragen taak tot strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een zekere beleidsvrijheid toekomt. Hieruit volgt dat de beoordeling door de voorzieningenrechter van een voorgenomen strafrechtelijke ontruiming op grond van de artikelen 138 en 429sexies Sr. slechts marginaal kan geschieden. Deze artikelen kennen geen ruimte voor het afwegen van belangen.
5 Tegen die achtergrond moet in dit geding worden beoordeeld of in voldoende mate aannemelijk is geworden dat op het moment van aanzegging van de ontruiming op of omstreeks 30 augustus 2004 een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van overtreding van genoemde artikelen. Voor die beoordeling is enkel relevant of het gebruik van het gekraakte pand op het moment van kraken nog niet was beëindigd (artikel 138 Sr.) dan wel korter dan een jaar vóór het kraken nog feitelijk in gebruik was (artikel 429sexies Sr.).
6 In dat toetsingskader is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gebleken dat er een redelijk vermoeden is dat het pand ten tijde van het kraken, hoewel niet meer bewoond, bij de stichting in gebruik was in de zin van artikel 138 Sr. Immers, onweersproken is dat zich in het gekraakte flatgebouw een aantal belangrijke voorzieningen bevind ter ondersteuning van de behandeling van patiënten en van de (functies van de) overige gebouwen op het terrein van de stichting, zoals de centrale verwarming van de behandelpanden, de centrale antenne-inrichting voor alle gebouwen, de brandmeld-installatie en de riolering voor het hele terrein, en dat die voorzieningen bij de Zwolse Poort momenteel nog steeds in gebruik zijn.
7 Voor zover eisers hebben willen betogen dat de specifieke door hen gekraakte gedeelten van het gebouw afgesloten en daardoor ontoegankelijk zijn vanuit de niet gekraakte gedeelten, en daarom niet tot de in gebruik zijnde delen van het pand behoren, kan dat betoog hen evenmin baten. Immers, zo de niet gekraakte gedeelten al feitelijk ontoegankelijk voor eisers zijn, is dat door hun eigen toedoen bewerkstelligd, nu zij met zoveel woorden hebben verklaard dat zij wanden en/of deuren ter afscheiding van de rest van de flat hebben aangebracht. Bovendien kunnen zij niet zelfstandig de door de eigenaar van het flatgebouw aangebrachte bestemming wijzigen. Dit betekent dat het pand als één geheel moet worden gezien en dat het gebruik door eisers van enkele gedeelten van het pand heeft te gelden als gebruik van het gehele pand.