RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Meervoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 87077 / HA ZA 03-667
Uitspraak : 11 augustus 2004
op de bezwaren tegen het plan van toedeling in de ruilverkaveling
"Marshoek-Hoonhorst" van
[reclamante],
reclamante,
wonende te [adres].
De bezwaren van reclamant zijn op 23 mei 2000 schriftelijk ingediend bij de landinrichtingscommissie, die deze bezwaren onder nummer 88 in behandeling heeft genomen en op 23 oktober 2001, 13 maart, 27 maart en 26 juni 2002 heeft onderzocht. Daar geen overeenstemming werd verkregen met betrekking tot het bezwaar, genummerd 5, is dit bezwaar op voet van het bepaalde in de artikelen 202 juncto 176 e.v. Landinrichtingswet (LIW) op 16 april 2003 behandeld door de rechter-commissaris, die het geschil dat bleef bestaan heeft verwezen naar de terechtzitting van de rechtbank.
De rechtbank heeft deze zitting bepaald op 13 mei 2003.
Op die zitting heeft reclamante haar standpunt nader toegelicht en door haar moeder, [moeder van reclamante], doen toelichten.Voorts heeft de rechtbank gehoord de belanghebbende [belanghebbende], als vertegenwoordiger van de centrale landinrichtingscommissie (CLC) mr. J.W.M. Andriessen, vertegenwoordigers van de landinrichtingscommissie (LC) en de daaraan toegevoegde ingenieur van het kadaster. De pleitnotities van belanghebbende [belanghebbende] en van mr. J.W.M. Andriessen zijn aan het dossier toegevoegd.
Het vonnis is bepaald op 11 juni 2003, doch is aangehouden tot heden.
Na behandeling door de LC en de rechter-commissaris resteert nog als bezwaar van reclamant het toedelen van de percelen I 1579 en 1668 (een gedeelte van het talud van de dijk, een stukje land aan de voet van de dijk en een gedeelte water van een oude Vechtarm) aan belanghebbende [belanghebbende] in plaats van toedeling van die percelen aan haar.
Belanghebbende [belanghebbende] heeft bezwaar gemaakt tegen de hoge kosten van overbedeling (meer dan hlf 60.000,--).
Na gemaakte bezwaren heeft de LC het plan van toedeling gewijzigd in die zin dat de door reclamante ingebrachte percelen I 1579 en 1668 aan haar worden toegedeeld, waarbij de grens tussen de nieuw gevormde kavel 022.512 ([reclamante]) en 022.513 ([belanghebbende]) is bepaald op een afstand van ongeveer 3 meter evenwijdig aan de oeverlijn, zoals die op een kaart is uitgetekend.
Belanghebbende [belanghebbende] is akkoord gegaan met de gewijzigde toedeling, doch heeft aangegeven niet in te zien waarom de situatie in het terrein moet afwijken van de huidige kadastrale toestand.
1. De rechtbank overweegt voor alles - ambtshalve - als volgt. De secretaris van de centrale landinrichtingscommissie (CLC) heeft - overeenkomstig het mandaatbesluit d.d. 22 maart 1996 van de CLC - de richtlijnen, die ten grondslag liggen aan het plan van toedeling voor de ruilverkaveling "Marshoek-Hoonhorst", vastgesteld en met dit plan van toedeling ingestemd. Gelet op het bepaalde in artikel 10:3, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kleven aan de mandatering door de CLC van haar bevoegdheden aan haar secretaris gebreken, die tot de gevolgtrekking zouden moeten leiden dat het besluit van de secretaris van de CLC tot het vaststellen van de richtlijnen voor het plan van toedeling onbevoegd is genomen en dat de secretaris van de CLC geen gebruik had mogen maken van de aan hem gemandateerde bevoegdheid om in te stemmen met dit plan. De rechtbank komt evenwel niet tot die gevolgtrekking, omdat op 28 mei 2004 de wet van 22 april 2004 tot wijziging van de LIW en enige andere inrichtingswetten (Stb. 223) in werking is getreden. Ingevolge artikel V van deze wet zijn immers, voor zoveel nodig in afwijking van artikel 10:3, eerste en tweede lid, Awb, alle besluiten rechtsgeldig die door de secretaris van de CLC zijn genomen overeenkomstig genoemd mandaatbesluit. Nu de rechtbank voorts geen besluit tot herziening van het plan van toedeling van de LC heeft ontvangen, bestaat - gelet op artikel VIII, zevende lid, van de wet van 22 april 2004 - geen reden de behandeling van de onderhavige bezwaren op te schorten.
2. Ter toelichting op haar bezwaar heeft reclamante [reclamante] naar voren gebracht dat zij de door haar ingebrachte kavels I 1579 en 1668 wenst te behouden, zoals door de commissie na gemaakt bezwaar is voorgesteld, en dat de door de LC voorgestelde wijziging van de grens tussen de aan haar toegedeelde kavel 022.512 en de aan [belanghebbende] toegedeelde kavel 022.513 een duidelijke kadastrale grens schept. Volgens [reclamante] wordt ter plaatse zelden of nooit door campinggasten gevist, hetgeen door middel van een door haar geplaatst verbodsbord is verboden. Aan de campinggasten wordt elders een mogelijkheid tot vissen geboden. Ontkend wordt dat in het verleden hierover problemen zijn ontstaan tussen vissers en [belanghebbende].
Ook na wijziging van de eigendomsgrens overeenkomstig de feitelijke situatie zijn er geen problemen van dien aard te verwachten
3. De LC is van oordeel dat de uit de beginfase van het kadaster (de periode 1830 - 1840) daterende grenzen van de ingebrachte percelen I 1579 en 1668 niet meer te reconstrueren zijn, terwijl de terreinsituatie daarvan sinds jaar en dag afwijkt. Belanghebbende [belanghebbende] vraagt derhalve om een zinloze exercitie, waaraan de LC geen medewerking wenst te verlenen. Belanghebbende heeft ook geen reëel belang gesteld, noch is daarvan gebleken. De LC verzoekt ten aanzien van het gehandhaafde bezwaar te beschikken door wijziging van het plan van toedeling overeenkomstig bijlage 2 bij de pleitnotities van mr. Andriessen, met afwijzing van het anders of meer gevorderde.
4. Belanghebbende [belanghebbende] heeft betoogd dat hij met de voorgestelde wijziging van het plan van toedeling, gelet op de (hoge) kosten van overbedeling, aanvankelijk akkoord is gegaan, maar dat hem naderhand is gebleken dat de LC bij de berekening hiervan een fout heeft gemaakt, zodat hij spijt heeft gekregen van zijn akkoordverklaring. Voor de thans door de LC voorgestelde grenswijziging is geen aanleiding. De [familie van reclamante] heeft de strook grond langs de oude Vechtarm in 1983/1984 gekocht en aanvaard zoals deze strook er toen bij lag. De situatie anno 2003 is niet anders. Door de voorgestelde grenswijziging zal het voor deze vissers niet duidelijk zijn of zij (met een bootje) vissen in het water van de [familie van reclamante] dan wel in zijn - [belanghebbende]s - water. De (vaste) vissers op zijn oever willen niet gestoord worden door vissers afkomstig van de camping. Hiermee is het belang bij handhaving van de huidige kadastrale grens voldoende aangetoond. Indien de grenswijziging niettemin wordt doorgezet, zal ter voorkoming van problemen met vissers afkomstig van de camping een -het landschap ontsierende- afbakening met betonnen palen, onderling verbonden met een kabel of ketting noodzakelijk zijn, hetgeen ook van de LC zal worden geëist.
5. De rechtbank overweegt met betrekking tot het bezwaar als volgt.
5.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 148 LIW dient elke eigenaar een recht met betrekking tot onroerende zaken terug te krijgen van dezelfde aard en hoedanigheid als door hem ingebracht, tenzij het belang van de landinrichting zich hiertegen verzet. Reclamante brengt in de percelen kadastrale gemeente Dalfsen sectie I, nrs 1579 en 1668, gezamenlijk groot 0.53.80 ha met een totale schattingswaarde van f 3.660,--, bestaande uit dijktalud, een stukje aangrenzend land en enig water.
5.2 De rechtbank is met de LC van oordeel dat van enig doorslaggevend landinrichtingsbelang op grond waarvan de inbreng van reclamante aan belanghebbende [belanghebbende] toegedeeld moet blijven (toedeling aan Van de Vegt heeft plaatsgevonden uitsluitend om praktische redenen), tegen wijziging waarvan [belanghebbende] zich overigens niet heeft verzet, niet is gebleken.
5.3 Het bezwaar van belanghebbende [belanghebbende] tegen de door de LC voorgestelde grenswijziging tussen de kavels 022.512 en 022.513 acht de rechtbank niet van zodanig gewicht dat dit voldoende is om het wijzigingsvoorstel van de LC af te wijzen. De belanghebbende Van de Vegt wordt als gevolg van deze wijziging van de grens weliswaar geconfronteerd met de (blijvende) mogelijkheid dat derden vanaf de oever van de aan [reclamante] toe te delen kavel de oude Vechtarm bevissen, hetgeen in de huidige situatie ook mogelijk is, doch dit betreft geen ruilverkavelingsbelang. Met name kan Van de Vegt niet worden gevolgd in zijn betoog dat zijn belang bij handhaving van de bestaande situatie groter is dan het belang van [reclamante] bij wijziging van de grens, te meer niet nu onweersproken is dat de huidige kadastrale grens, gelet op de gedateerdheid daarvan (de grens is door het kadaster vastgesteld in de jaren 1830 - 1840) door het kadaster niet meer te traceren is. De rechtszekerheid voor rechthebbenden brengt mee dat de kadastrale grenzen zoveel mogelijk overeenstemmen met fysieke en derhalve traceerbare grenzen, zodat geschillen over de eigendom in de (nabije) toekomst kunnen worden voorkomen.
6. De rechtbank komt tot de slotsom dat het bezwaar gegrond zal worden verklaard en dat het plan van toedeling zal worden gewijzigd overeenkomstig het verzoek van de LC als verwoord onder 3. [belanghebbende] zal als de in het ongelijk partij in de aan de zijde van [reclamante] gevallen kosten worden verwezen.
- verklaart het bezwaar, genummerd 5, gegrond en wijzigt het plan van toedeling als weergegeven in de aan dit vonnis gehechte kaartbijlage 2;
- veroordeelt [belanghebbende] in de kosten van dit geding, voor zover tot op heden aan de zijde van [reclamante] gevallen, bepaald op EURO 205,--.
Aldus gewezen door mrs. W.J.B. Cornelissen, M.H.S. Lebens-de Mug en H.C.A.Walda, en door mr. M.H.S. Lebens-de Mug uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 augustus 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.