ECLI:NL:RBZLY:2004:AR3626

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
230402 CV 04-1501
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ex-werknemer voor schade werkgever door diefstal uit vrachtwagen

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Fellinger B.V. van haar ex-werknemer, [gedaagde], een schadevergoeding van € 7.755,33, die het gevolg was van diefstal uit de cabine van een vrachtwagen. De diefstal vond plaats op 16 januari 2003 te Chemnitz, Duitsland, waar [gedaagde] als internationaal chauffeur werkzaam was. Fellinger stelde dat [gedaagde] onzorgvuldig had gehandeld door de remboursgelden niet in de aanwezige kluis op te bergen, maar in het dashboard te leggen. Fellinger voerde aan dat [gedaagde] bewust roekeloos had gehandeld, wat volgens artikel 7:661 BW zou leiden tot aansprakelijkheid voor de schade die de werkgever had geleden.

De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat [gedaagde] bewust roekeloos had gehandeld. De rechter stelde vast dat [gedaagde] de cabine had afgesloten en dat er geen sporen van inbraak waren aangetroffen. Bovendien was het alarm van de vrachtwagen al drie weken defect, wat ook bijdroeg aan de risico's van diefstal. De kantonrechter concludeerde dat Fellinger onvoldoende instructies had gegeven aan [gedaagde] over het beheer van de remboursgelden en dat de verantwoordelijkheid voor de diefstal niet volledig bij [gedaagde] lag. De vordering van Fellinger werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om duidelijke instructies te geven aan werknemers over het beheer van waardevolle goederen en de risico's die daarmee gepaard gaan. De rechter wees erop dat ook [gedaagde] slachtoffer was van de diefstal, aangezien er ook geld uit zijn privé-portemonnee was gestolen. De beslissing van de kantonrechter werd op 14 september 2004 uitgesproken.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr.: 230402 CV 04-1501
datum : 14 september 2004
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap FELLINGER B.V.,
gevestigd te Peize,
eisende partij, verder te noemen: “Fellinger”,
gemachtigde mw. mr. K.D. Zarzeczna, werkzaam bij LAR Rechtsbijstand N.V. te Rijswijk,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, verder te noemen: “[gedaagde]”,
gemachtigde mr. drs. H. Aydemir, advocaat te Utrecht.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 4 maart 2004, ten verzoeke van Fellinger uitgebracht,
- de conclusie van antwoord d.d. 20 april 2004 van [gedaagde],
- de conclusie van repliek d.d. 15 juni 2004 van Fellinger en
- de conclusie van dupliek d.d. 10 augustus 2004 van [gedaagde].
Het geschil
De vordering van Fellinger strekt er toe dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.755,33, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding en vermeerderd met een bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 272,00, onder zijn veroordeling in de kosten van de procedure.
Daartegen heeft [gedaagde] verweer gevoerd met conclusie dat Fellinger niet in haar vordering wordt ontvangen althans dat haar vordering wordt afgewezen, met haar veroordeling in de kosten van de procedure.
Vaststaande feiten
1.
Tussen partijen staan als gesteld en erkend dan wel niet (gemotiveerd) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre onbestreden producties, de volgende feiten vast:
a. [gedaagde] is in de periode van [datum] tot [datum] bij Fellinger in dienst geweest als internationaal chauffeur. Zijn laatst verdiende salaris bedraagt € 1.756,80 bruto per maand.
b. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is schriftelijk vastgelegd. In deze overeenkomst wordt een bedrijfsreglement van Fellinger toepasselijk verklaard. Noch in de overeenkomst noch in het reglement is een bepaling opgenomen omtrent het beheer van in ontvangst genomen remboursgelden en/of het verzekeren van [gedaagde] dienaangaande.
c. Tijdens de aflevering van producten aan een afnemer van Fellingers opdrachtgever is op 16 januari 2003 om omstreeks 19.30 uur te Chemnitz (Duitsland) uit de cabine van de vrachtwagen van [gedaagde] een achttal enveloppen gestolen met daarin eerder die dag door [gedaagde] van voormelde afnemers in ontvangst genomen remboursgelden. De enveloppen bevatten het totaalbedrag van € 7.755,33. Uit de in de cabine achtergelaten portemonnee van [gedaagde] is een bedrag van € 120,00 verdwenen. Van de diefstal is bij de politie te Chemnitz aangifte gedaan.
d. [gedaagde] had de enveloppen in het dashboard gelegd en niet in de onder de bestuurdersstoel aanwezige kluis opgeborgen. Het alarm van de vrachtwagen was op 16 januari 2003 al drie weken buiten werking.
e. [gedaagde] heeft een handgeschreven verklaring verkregen van een werknemer “Van Nhien” van de afnemer alwaar de diefstal heeft plaatsgevonden. Deze verklaring luidt: “Ich habe gesehen das Fahrer LKW mit schlussel zugemacht hat am 16/01/03. Dan hat er abgeladen.”
f. Op 25 januari 2003 heeft Fellinger de vrachtwagen waaruit de diefstal heeft plaatsgevonden door de besloten vennootschap Beers Bedrijfsauto b.v. te Groningen op inbraakschade laten controleren. Deze vennootschap heeft vervolgens verklaard dat zij geen inbraakschade aan de cabine heeft kunnen ontdekken en dat zij evenmin een aanwijzing heeft dat de sloten anders dan met een originele sleutel zijn geopend.
g. Bij brief van 3 februari 2003 heeft Fellinger [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die het gevolg is van de diefstal en daartoe gesteld dat hij heeft nagelaten om zowel de gelden in de kluis op te bergen als de auto af te sluiten, nu uit het politieonderzoek is gebleken dat er geen inbraakschade aan de auto is ontdekt.
h. Op 17 februari 2003 heeft Fellinger haar chauffeurs schriftelijk geïnstrueerd hoe te handelen bij het in ontvangst nemen van remboursgelden en andere waardevolle documenten.
De beoordeling
1.
Fellinger heeft aan haar vordering tot verhaal van schade ten grondslag gelegd dat [gedaagde] ten aanzien van de door hem in ontvangst genomen remboursgelden onzorgvuldig en bewust roekeloos heeft gehandeld door deze niet in de cabine van de vrachtwagen aanwezige kluis op te bergen doch in het dashboard te leggen. Subsidiair voert Fellinger aan dat [gedaagde], gezien de omstandigheden van het geval en het feit dat hij verwijtbaar is tekortgeschoten in zijn verplichtingen, op die grond de schade dient te vergoeden.
2.
Voor een aansprakelijkheid van [gedaagde] voor een schade van zijn werkgever is slechts grond indien is voldaan aan de daarvoor in artikel 7:661 BW neergelegde vereisten.
3.1
Fellinger heeft allereerst aangevoerd dat er sprake is van bewuste roekeloosheid van [gedaagde].
Daarvan is sprake indien [gedaagde] vergaand nonchalant is geweest, dat hij zich daarvan bewust was en desondanks daarin volhardde.
3.2
Het voorgaande indachtig geldt dat, ook indien zou moeten worden aangenomen dat [gedaagde] bij de aflevering te Chemnitz heeft nagelaten alle ramen van de cabine af te sluiten, zoals Fellinger met een beroep op een gesprek met [gedaagde] daarover aanvoert, er onvoldoende aanleiding is om dergelijke bewuste roekeloosheid aan te nemen. Het gaat daarbij volgens Fellinger om het op een kier laten staan van een raam dat eerder door [gedaagde] is geopend om zijn sigarettenrook beter te kunnen afvoeren. Hoewel hij -indien juist- met een niet sluiten van het raam had moeten beseffen dat hij de cabine van de vrachtwagen blootstelde aan een relatief gemakkelijke ongeoorloofde toegang door derde(n), leidende tot wellicht diefstal van in de cabine aanwezige zaken, betekent dat nog niet dat [gedaagde] op die wijze (jegens Fellinger) bewust roekeloos heeft gehandeld.
3.2
Onaannemelijk is voorts de stelling van Fellinger dat [gedaagde] (tevens) de cabine van de vrachtwagen niet had afgesloten. [gedaagde] heeft deze stelling bestreden met een beroep op een door hem overgelegde verklaring van een getuige (een werknemer van de afnemer). Deze getuige stelt duidelijk dat [gedaagde] de cabine heeft afgesloten alvorens uit te laden. Fellinger trekt deze verklaring weliswaar in twijfel doch dit is slechts veronderstellenderwijs gedaan. Nu Fellinger dienaangaande geen bewijsaanbod heeft gedaan, moet aan die suggestie te meer voorbij worden gegaan. De stelling dat [gedaagde] een raam van de cabine op een kier heeft laten staan, gevoegd bij Fellingers stelling dat aan/op de sloten geen sporen zijn geen aangetroffen die wijzen op forcering, wijst ook veeleer op een insluiping via dat raam dan een verbreking daarvan. Een en ander betekent dat er van uit moet worden gegaan dat [gedaagde] de cabine bij het verlaten daarvan heeft afgesloten, zodat veeleer moet worden aangenomen dat [gedaagde] juist wilde voorkomen dat een ander in de cabine zou kunnen komen, hetgeen strijdt met een bewustheid, zoals die Fellinger stelt.
3.3
Het voorgaande wordt niet anders indien daarbij betrokken wordt de omstandigheid dat [gedaagde] heeft nagelaten de gelden op te bergen in de in de cabine aanwezige kluis.
Onomstreden is allereerst dat de bewaarneming niet tot de kern van [gedaagde]s functie van internationaal chauffeur behoort.
Voorts is door Fellinger niet weersproken dat zij pas op 17 februari 2003, derhalve na deze diefstal, haar chauffeurs schriftelijk heeft geïnstrueerd hoe te handelen bij in ontvangst genomen remboursgelden, waaronder de verplichting om die gelden onmiddellijk na ontvangst en controle daarvan, in de kluis te deponeren. Fellinger stelt weliswaar dat zij voordien haar chauffeurs bij indiensttreding duidelijk heeft gemaakt dat zij al het geld dat zij voor Fellinger onder zich hebben steeds in de kluis moeten opbergen, doch dit is door [gedaagde] gemotiveerd bestreden met een beroep op een verklaring van twee van zijn (ex-)collega’s. Nu Fellinger niet heeft gesteld dat zij ook [gedaagde] op die wijze (mondeling) heeft geïnstrueerd, zij evenmin ter zake bewijs heeft aangeboden en dienaangaande niets is opgenomen in de arbeidsovereenkomst van partijen en/of het bedrijfsreglement, moet, tegen de achtergrond van de instructie d.d. 17 februari 2003, de stelling van Fellinger dat [gedaagde] voorafgaande aan 16 januari 2003 toereikend was geïnstrueerd omtrent het beheer van in ontvangst gelden, worden gepasseerd.
Voorts dient in het oog te worden gehouden dat een werknemer die gewoon is te verkeren in een bepaalde werksituatie, met de tijd verminderd oplettend en voorzichtig is voor de aan die werk-situatie verbonden risico’s en gevaren. Het lag dan ook op de weg van Fellinger om te zorgen voor duidelijke instructies omtrent het beheer van in ontvangst genomen gelden en voorts dat die instructies schriftelijk waren vastgelegd en dat er in enige vorm toezicht zou worden gehouden op de naleving ervan. Noch het een noch het ander kan, mede gelet op de vorige alinea, worden vastgesteld.
Een verwijt aan het adres van [gedaagde] past naar het oordeel van de kantonrechter te minder nu Fellinger onvoldoende heeft weersproken dat het alarm van de vrachtwagen al drie weken defect was, zodat ook zij kennelijk mettertijd minder oog had gekregen voor bedoelde risico’s en gevaren. De gevolgen daarvan kan zij aldus niet eenzijdig bij [gedaagde] leggen.
Tot slot geldt dat ook [gedaagde] slachtoffer van de diefstal is geworden nu vast staat dat van hem daarbij een bedrag van € 120,00 uit de privé-portemonnee is weggenomen. Ook dit pleit tegen de door Fellinger gestelde bewustheid.
3.4
De slotsom uit het voorgaande is dat weliswaar kan worden aangenomen dat [gedaagde] bij het verlaten van de cabine bij de afnemer te Chemnitz niet de volledige van hem te vergen zorgvuldigheid en voorzichtigheid heeft betracht, doch dat dit niet leidt tot een bewuste roekeloosheid als vereist voor een aansprakelijkheid jegens zijn werkgever voor door deze geleden schade.
4.
Anders dan Fellinger betoogt, is er evenmin aanleiding om op basis van de omstandigheden van het geval, de aard van de overeenkomst van partijen en het aan [gedaagde] te maken verwijt daaronder begrepen, tot een ander oordeel te komen.
Daarvoor staat niet alleen in de weg hetgeen hiervoor is overwogen, met name in r.o. 3.3. Het is daarnaast Fellinger geweest die de bewuste werkwijze heeft ingesteld. Ook moet in aanmerking worden genomen dat het bedrag waarvoor Fellinger thans verhaal zoekt meer dan het viervoudige is van het salaris dat [gedaagde] bruto per maand voor zijn werkzaamheden bij Fellinger ontving. Tot slot is gesteld noch gebleken waarom Fellinger het risico van diefstal van dergelijke gelden bij de beschreven werkwijze niet via een verzekering heeft afgedekt.
5.
De slotsom is dat de vordering van Fellinger grondslag ontbeert en dat zij de schade die het gevolg is van de diefstal voor haar rekening moet nemen. Haar vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
6.
Fellinger zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden verwezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van Fellinger af;
- veroordeelt Fellinger in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 540,00 voor salaris gemachtigde;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 14 september 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.