beveiligingssysteem staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat op 4 juni 2003, des morgens omstreeks 7.05 tot 7.08 uur, het opnamesysteem van de bewakingscamera’s een aantal keren achtereen is uitgeschakeld en ingeschakeld en uiteindelijk is uitgescha-keld, terwijl alleen werknemer aanwezig was in de ruimte waarin dit kon worden be-werkstelligd. Werknemer heeft opgegeven dat (onder meer) hij de opdracht heeft gekre-gen om met dit bewakingssysteem te ‘spelen’ om ermee vertrouwd te raken. Hoewel zijdens werkgeefster ernstig is betwijfeld of werknemer was opgedragen om ook met het opname-systeem te oefenen, is het naar het oordeel van de kantonrechter niet aanneme-lijk geworden dat werknemer te kwader trouw (ook) het opname-systeem in zijn oefenin-gen heeft betrokken.
Evenmin is het aannemelijk geworden dat werknemer te kwader trouw het systeem uit-eindelijk uitgeschakeld heeft gelaten. De instructie aan werknemer was zo fragmentarisch dat niet kan worden uitgesloten dat hij niet voldoende bedacht kon zijn op het risico dat hij het opnamesysteem uitgeschakeld liet. De bewakingscamera’s bleven dan immers wel in werking.
In de periode waarin het opnamesysteem was uitgeschakeld heeft zich het incident van de verdwijning van een niet makkelijk te tillen kluis uit het gebouw van werkgeefster voor-gedaan. Door gewicht en omvang van de kluis kan immers worden uitgesloten dat een toevallige passant in het gebouw zich van de kluis meester heeft gemaakt. Bij gebreke van braak(sporen) is dan ook gerechtvaardigd de verdenking dat binnen de organisatie van werkgeefster ruimte is geboden voor deze verdwijning. Werkgeefster verdenkt werk-nemer, maar naar het oordeel van de kantonrechter ontbreekt het daarvoor benodigde bewijs.
Het voor de arbeidsverhoudingen in de organisatie van werkgeefster zeer bedenkelijke gegeven dat intern ruimte moet zijn gegeven voor de verdwijning van deze kluis, maakt echter dat moet worden geoordeeld dat werknemer aanvankelijk te gemakkelijk stroom-storingen als verklaring voor de uitschakeling van het opnamesysteem heeft opgegeven. Eerst ter zitting heeft werknemer de mogelijkheid open gelaten dat hij bij zijn oefeningen met het systeem iets fout heeft gedaan. In hoeverre hij zijn betrokkenheid bij de uitscha-keling van het opname-systeem in zijn verklaring op 22 juli 2004 tegenover Hoffmann had kunnen verhelderen moet in het midden worden gelaten, omdat in het gesprek met Hoffmann hem is voorgehouden dat het bewakingssysteem lange tijd uitgeschakeld is geweest, terwijl – naar thans vast staat – dat evident niet het geval is geweest. In het verweerschrift (in reactie op het verzoekschrift waarin wel de feitelijkheden inzake het uitschakelen van het opname-systeem correct zijn benoemd) geeft werknemer ook geen blijk van diepgaand zoeken naar een verklaring voor het gebeuren. Veeleer echter zou hij in of rond juni 2003, tijdens de vaststelling en kort nadat was vastgesteld dat het opna-mesysteem uitgeschakeld was geweest ten tijde van de ontvreemding van de kluis, zich – ook tegenover werkgeefster – nadrukkelijk hebben moeten afvragen in hoeverre hij hier-aan debet was.
Hierbij moet wel worden opgemerkt dat niet is gebleken dat werkgeefster hem in de periode vanaf juni 2003 tot aan de zitting, anders dan via Hoffmann nadrukkelijk heeft benaderd voor een – nadere – verklaring over zijn aandeel in het uitschakelen van het opnamesysteem. Ter zitting heeft de gemachtigde namens werknemer wel geklaagd over het ontbreken van de mogelijkheid om te kunnen reageren op de resultaten van het onder-zoek van Hoffmann. Het kan werknemer evenwel redelijkerwijze niet zijn ontgaan dat werkgeefster de vertrouwensbasis ernstig aangetast achtte, zodat er alle aanleiding was om zo snel mogelijk – en niet eerst ter zitting – in alle openheid te trachten dat vertrou-wen te herwinnen.
Ad Tegenover de nadrukkelijke ontkenning van werknemer dat hij de later verdwenen
(iii) envelop in ontvangst heeft genomen, staat niet voldoende vast dat de door werkgeefster
gegeven lezing van de gebeurtenissen de juiste is.
Ad Dit laatste geldt ook voor de gestelde betrokkenheid van werknemer bij het plaatsen van
(iv) tekst en hakenkuis op het whiteboard in de kamer van zijn leidinggevende.
Gezien een en ander is van de gestelde dringende reden geen sprake. Van een – niet te helen – vertrouwensbreuk tussen partijen moet echter gezien het late tijdstip waarop werknemer het uit-schakelen van het opnamesysteem heeft trachten te verklaren, wel worden uitgegaan. Dit laatste rechtvaardigt de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst.