ECLI:NL:RBZLY:2004:AR6127

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
250264 HA 04-821
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.F. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 november 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgeefster en een werknemer. De werkgeefster, vertegenwoordigd door mr. E.A.C. van de Wiel, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een dringende reden, namelijk een vertrouwensbreuk die was ontstaan door verschillende incidenten waarbij de werknemer betrokken zou zijn geweest. De werknemer, bijgestaan door mr. L.J.H.M. Achten, heeft de beschuldigingen ontkend en betwist dat er sprake was van een dringende reden voor ontbinding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgeefster onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de beschuldigingen van wangedrag door de werknemer. Hoewel er incidenten waren, zoals het verdwijnen van een kluis en onregelmatigheden met de kleine kas, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werknemer niet opzettelijk heeft gehandeld en dat de werkgeefster niet voldoende heeft aangetoond dat de vertrouwensbreuk zo ernstig was dat ontbinding gerechtvaardigd was. Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat er wel sprake was van een vertrouwensbreuk, maar niet van een dringende reden.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 december 2004 en een vergoeding van € 7.324,16 bruto aan de werknemer toegekend, gebaseerd op de kantonrechtersformule. De werkgeefster is in de gelegenheid gesteld om het verzoek tot ontbinding in te trekken, maar als zij dit niet deed, zou de ontbinding doorgevoerd worden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij beschuldigingen van wangedrag in arbeidsrelaties.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 250264 HA 04-821
datum : 15 november 2004
BESCHIKKING
OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
in de zaak van:
[WERKGEEFSTER],
gevestigd te Zwolle,
verzoekende partij, verder te noemen werkgeefster,
gemachtigde mr. E.A.C. van de Wiel, advocaat te Groningen,
tegen
[WERKNEMER],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen werknemer,
gemachtigde mr. L.J.H.M. Achten, advocaat te Zwolle (Bureau voor Rechtshulp).
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 22 september 2004 van werkgeefster;
- het verweerschrift d.d. 26 oktober 2004 van werknemer.
De mondelinge behandeling is gehouden op 1 november 2004. Verschenen zijn:
- B. Witzier, manager, W. Samson, personeelsfunctionaris, beiden in dienst van werkgeefster, bijgestaan door mr. Van de Wiel voornoemd;
- werknemer, bijgestaan door mr. Achten voornoemd.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht, zulks aan de zijde van werkgeefster mede aan de hand van op schrift gestelde pleitaantekeningen.
Het geschil en de beoordeling
1.
Vaststaande feiten
(a)
Werknemer, thans [leeftijd] oud, is vanaf [datum] bij werkgeefster in dienst (aanvankelijk in een zogenaamde Melkert-baan, vanaf [datum] in een regulier dienstverband) als conciërge /medewerker onderhoud, laatstelijk tegen een salaris van € 1.422,72 per vier weken exclusief vakantietoeslag.
(b)
Werknemer is met ingang van [datum] op non-actief gesteld.
2.
Verzoek werkgeefster
Werkgeefster verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden wegens gewichtige redenen, primair wegens een dringende reden, subsidiair wegens veranderingen in de omstandig-heden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
3.
Opzegverbod
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
4.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
(a)
Werkgeefster heeft het volgende aangevoerd – zakelijk weergegeven –:
Na een opvallend hoog aantal incidenten in de jaren 2002-2004 in het regiokantoor [vestigingsplaats] en nadat aanvankelijk intern informatie was verzameld, is Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. ingeschakeld. Het voorlopig onderzoeksresultaat van Hoffmann wees in de richting van werk-nemer. Na aanvullend onderzoek is de non-actiefstelling verlengd. Onder meer de volgende incidenten zijn onderzocht:
(i) Blijkens het kasboek van de kleine kas heeft werknemer in 2003 28 keer opnames uit de kas gedaan, zonder kassabon en zonder duidelijke omschrijving. Ook bij anderen kwam dit wel eens voor, maar bij werknemer was het schering en inslag. Werknemer heeft tegenover Hoffmann voor het ontbreken van kassabonnen deels verwezen naar een collega voor wie werknemer het geld had opgenomen en heeft overigens het ontbreken van kassabonnen onverklaarbaar genoemd, doch bestreden dat hij ooit geld heeft over-gehouden. Bedoelde collega van werknemer heeft echter bestreden dat werknemer voor hem (bedoelde collega) geld heeft opgenomen.
Vanaf 1 januari 2004, na de opheffing van de kleine kas, heeft werknemer geen declaraties meer ingediend of anderszins het verzoek gedaan hem geld te verschaffen voor de aanschaf van materialen.
(ii) Op 24 of 25 juni 2003 is een kluis verdwenen uit de kamer van de directiesecretaresse van de directeur huishoudelijke dienstverlening. De kluis had een behoorlijke omvang, zodat niemand onopgemerkt met de kluis het gebouw kan hebben verlaten. In de kluis zat ongeveer € 700,--. Teneinde na te gaan hoe de kluis buiten het gebouw was gebracht zijn, in overleg met de politie, de videobanden afgekeken. Toen bleek echter dat enkele weken daarvoor de opnamefunctie van het systeem was uitgezet.
Het log-file camerasysteem geeft aan dat de opnamefunctie is uitgeschakeld op 4 juni 2003. Het history report van het toegangsregistratiesysteem geeft aan dat werknemer ten tijde van het uitschakelen van het opnamesysteem als enige aanwezig was in de ruimte waarin het systeem is uitgeschakeld. Werknemer had een – onschuldige – verklaring kunnen geven voor het uitzetten, maar hij heeft tegenover Hoffmann zijn betrokkenheid volledig ontkend. Werkgeefster kan slechts als verklaring bedenken dat werknemer de opnamefunctie heeft uitgezet om onopgemerkt betrokken te kunnen zijn bij de ont-vreemding van de kluis.
(iii) Een in het najaar van 2002 in bewaring gegeven envelop met geld (ongeveer € 325,--) is uiteindelijk afgedragen aan werknemer, opdat de envelop in een kluis zou kunnen worden gelegd. Enkele dagen later bleek de envelop verdwenen. Werknemer liet desgevraagd weten niet van enige envelop af te weten. Tegenover Hoffmann heeft werknemer ontkend de envelop te hebben gekregen, maar twee betrokkenen hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat de envelop aan hem is gegeven.
(iv) In februari 2004 trof de leidinggevende van werknemer op een whiteboard in haar kamer aan onder meer de tekst ‘Bollie’ en een groot hakenkruis. Genoemde leidinggevende heeft iedereen van haar afdeling bij zich geroepen, maar het is niet opgehelderd wie achter deze boodschap zat. Tegenover Hoffmann heeft slechts werknemer verklaard dat genoemde leidinggevende werd aangeduid met de bijnaam ‘Bollie’. Bij onderzoek van het e-mailverkeer van de medewerkers van het kantoor is het woord ‘Bollie’ ook slechts één keer aangetroffen, namelijk in een e-mail van werknemer aan een collega.
(b)
Werknemer heeft zijn betrokkenheid bij bedoelde incidenten bestreden:
Ad (i) De opnamen uit de kleine kas werden deels verantwoord met bonnen die werden inge-
leverd ten kantore van werkgeefster te Zwolle, maar deels met bonnetjes betreffende de aankopen die werden verzameld in een bakje en vervolgens opgestuurd naar de service-desk van werkgeefster te Meppel. Elke maand vond er een kascontrole plaats en nimmer is werknemer aangesproken op onregelmatigheden. Werknemer heeft wel degelijk veel-vuldig geld opgenomen voor een collega.
Ad (ii) Het is werknemer niet duidelijk hoe het camerasysteem kan zijn uitgezet. Werknemer
meent dat hij het systeem niet heeft uitgeschakeld. Hem en een collega was destijds wel opgedragen om elke dag even met het toen nog nieuwe systeem te ‘spelen’, opdat zij er mee vertrouwd zouden raken.
Ad Werknemer bestrijdt dat de envelop met geld aan hem in bewaring is gegeven. Hij kan
(iii) ook niet hebben aangeboden om het geld in de kluis te leggen, omdat hij niet beschikte
over de sleutel van de kluis.
Ad Werknemer bestrijdt zijn betrokkenheid bij de plaatsing van tekst en hakenkuis op het
(iv) whiteboard in de kamer van zijn leidinggevende.
(c)
De kantonrechter overweegt het volgende:
Ad (i) Inzake het onverantwoord blijven van opname van gelden uit de kleine kas heeft werk-
nemer naar het oordeel van de kantonrechter voldoende ontkracht dat hij nimmer geld zou hebben opgenomen voor een collega. Voorts geldt dat werkgeefster niet voldoende heeft verklaard in hoeverre het verantwoordingssysteem via haar servicedesk te Meppel (wel) een verklaring geeft voor de als ‘niet-verantwoord’ aangemerkte opnames. Werkgeefster heeft niet-bestreden dat de maandelijkse kascontroles niet hebben geleid tot het maken van aanmerkingen op het opname-/declaratiegedrag van werknemer. Tenslotte heeft werk-nemer op aannemelijke wijze verklaard dat vanaf 1 januari 2004 hij geen geld meer heeft hoeven op te nemen omdat met leveranciers was afgesproken dat bij hen op reke-ning kon worden gekocht dan wel een aanvraag voor toewijzing van geld werd gericht tot de leidinggevende van werknemer.
Ad (ii) Gezien de overgelegde gegevens inzake log-file camerasysteem en history report
beveiligingssysteem staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat op 4 juni 2003, des morgens omstreeks 7.05 tot 7.08 uur, het opnamesysteem van de bewakingscamera’s een aantal keren achtereen is uitgeschakeld en ingeschakeld en uiteindelijk is uitgescha-keld, terwijl alleen werknemer aanwezig was in de ruimte waarin dit kon worden be-werkstelligd. Werknemer heeft opgegeven dat (onder meer) hij de opdracht heeft gekre-gen om met dit bewakingssysteem te ‘spelen’ om ermee vertrouwd te raken. Hoewel zijdens werkgeefster ernstig is betwijfeld of werknemer was opgedragen om ook met het opname-systeem te oefenen, is het naar het oordeel van de kantonrechter niet aanneme-lijk geworden dat werknemer te kwader trouw (ook) het opname-systeem in zijn oefenin-gen heeft betrokken.
Evenmin is het aannemelijk geworden dat werknemer te kwader trouw het systeem uit-eindelijk uitgeschakeld heeft gelaten. De instructie aan werknemer was zo fragmentarisch dat niet kan worden uitgesloten dat hij niet voldoende bedacht kon zijn op het risico dat hij het opnamesysteem uitgeschakeld liet. De bewakingscamera’s bleven dan immers wel in werking.
In de periode waarin het opnamesysteem was uitgeschakeld heeft zich het incident van de verdwijning van een niet makkelijk te tillen kluis uit het gebouw van werkgeefster voor-gedaan. Door gewicht en omvang van de kluis kan immers worden uitgesloten dat een toevallige passant in het gebouw zich van de kluis meester heeft gemaakt. Bij gebreke van braak(sporen) is dan ook gerechtvaardigd de verdenking dat binnen de organisatie van werkgeefster ruimte is geboden voor deze verdwijning. Werkgeefster verdenkt werk-nemer, maar naar het oordeel van de kantonrechter ontbreekt het daarvoor benodigde bewijs.
Het voor de arbeidsverhoudingen in de organisatie van werkgeefster zeer bedenkelijke gegeven dat intern ruimte moet zijn gegeven voor de verdwijning van deze kluis, maakt echter dat moet worden geoordeeld dat werknemer aanvankelijk te gemakkelijk stroom-storingen als verklaring voor de uitschakeling van het opnamesysteem heeft opgegeven. Eerst ter zitting heeft werknemer de mogelijkheid open gelaten dat hij bij zijn oefeningen met het systeem iets fout heeft gedaan. In hoeverre hij zijn betrokkenheid bij de uitscha-keling van het opname-systeem in zijn verklaring op 22 juli 2004 tegenover Hoffmann had kunnen verhelderen moet in het midden worden gelaten, omdat in het gesprek met Hoffmann hem is voorgehouden dat het bewakingssysteem lange tijd uitgeschakeld is geweest, terwijl – naar thans vast staat – dat evident niet het geval is geweest. In het verweerschrift (in reactie op het verzoekschrift waarin wel de feitelijkheden inzake het uitschakelen van het opname-systeem correct zijn benoemd) geeft werknemer ook geen blijk van diepgaand zoeken naar een verklaring voor het gebeuren. Veeleer echter zou hij in of rond juni 2003, tijdens de vaststelling en kort nadat was vastgesteld dat het opna-mesysteem uitgeschakeld was geweest ten tijde van de ontvreemding van de kluis, zich – ook tegenover werkgeefster – nadrukkelijk hebben moeten afvragen in hoeverre hij hier-aan debet was.
Hierbij moet wel worden opgemerkt dat niet is gebleken dat werkgeefster hem in de periode vanaf juni 2003 tot aan de zitting, anders dan via Hoffmann nadrukkelijk heeft benaderd voor een – nadere – verklaring over zijn aandeel in het uitschakelen van het opnamesysteem. Ter zitting heeft de gemachtigde namens werknemer wel geklaagd over het ontbreken van de mogelijkheid om te kunnen reageren op de resultaten van het onder-zoek van Hoffmann. Het kan werknemer evenwel redelijkerwijze niet zijn ontgaan dat werkgeefster de vertrouwensbasis ernstig aangetast achtte, zodat er alle aanleiding was om zo snel mogelijk – en niet eerst ter zitting – in alle openheid te trachten dat vertrou-wen te herwinnen.
Ad Tegenover de nadrukkelijke ontkenning van werknemer dat hij de later verdwenen
(iii) envelop in ontvangst heeft genomen, staat niet voldoende vast dat de door werkgeefster
gegeven lezing van de gebeurtenissen de juiste is.
Ad Dit laatste geldt ook voor de gestelde betrokkenheid van werknemer bij het plaatsen van
(iv) tekst en hakenkuis op het whiteboard in de kamer van zijn leidinggevende.
Gezien een en ander is van de gestelde dringende reden geen sprake. Van een – niet te helen – vertrouwensbreuk tussen partijen moet echter gezien het late tijdstip waarop werknemer het uit-schakelen van het opnamesysteem heeft trachten te verklaren, wel worden uitgegaan. Dit laatste rechtvaardigt de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.
Vergoeding naar billijkheid
Werkgeefster heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen reden is voor toekenning van een vergoeding.
Werknemer heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding overeenkomstig de kantonrechters-formule waarin C=3, d.i. € 20.677,02 bruto. Daartoe is aangevoerd dat werkgeefster lichtvaardig en zonder enige nuancering beschuldigingen heeft geuit jegens werknemer.
De kantonrechter kent ook gewicht toe aan het gegeven dat werkgeefster werknemer heeft beschuldigd van betrokkenheid bij gedragingen en zelfs misdrijven in haar organisatie terwijl die beschuldigingen niet voldoende onderbouwd zijn gebleken. Uiteindelijk is zelfs geen enkele betrokkenheid van werknemer bij enig misdrijf vastgesteld! De bijdrage van werknemer aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst betreft diens tot aan de zitting op 1 november 2004 te laconieke houding inzake een verklaring voor zijn betrokkenheid bij het (niet-moedwillig) uit-schakelen van het opnamesysteem van de bewakingscamera’s, waardoor de vertrouwensbreuk tussen partijen niet meer te herstellen is.
Met het oog op de omstandigheden van het geval acht de kantonrechter billijk een vergoeding ten gunste van werknemer en ten laste van werkgeefster overeenkomstig de kantonrechters-formule waarin C=1,1, d.i.:
4 x (108 % x € 1.541,28 bruto) x 1,1 = € 7.324,16 bruto.
6.
Intrekking van het verzoek
Nu werkgeefster geen vergoeding heeft aangeboden, dient zij ex artikel 7:685, lid 9, Burgerlijk Wetboek in de gelegenheid te worden gesteld haar verzoek desgewenst in te trekken.
7.
Proceskosten
In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gevonden voor compensatie van de proceskosten op na te melden wijze, indien het komt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Indien het verzoek wordt ingetrokken dient werkgeefster te worden verwezen in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 december 2004 onder toekenning aan werknemer ten laste van werkgeefster van een vergoeding van € 7.324,16 bruto;
- stelt werkgeefster in de gelegenheid het verzoek in te trekken uiterlijk op 29 november 2004 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij;
voor het geval werkgeefster het verzoek niet intrekt:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 1 december 2004 onder toekenning aan werknemer ten laste van werkgeefster van een vergoeding van € 7.324,16 bruto en veroordeelt werkgeefster tot betaling van dat bedrag aan werknemer tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
voor het geval werkgeefster het verzoek intrekt:
- veroordeelt werkgeefster in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van werknemer vastgesteld op € 360,-- voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. J.F. de Vries, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 15 november 2004, in tegenwoordigheid de griffier.