ECLI:NL:RBZLY:2004:AR7488

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
07.750227-03
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.J.M. Schröder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens niet-aangeduid strafbaar feit in milieuzaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 december 2004, stond de verdachte terecht voor het niet op de voorgeschreven wijze aanbieden van huishoudelijk afval aan de inzameldienst in Deventer op 13 oktober 2003. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 4.2.2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Deventer (1994). De officier van justitie vorderde een geldboete van € 68,-- of subsidiaire hechtenis van één dag.

De rechtbank onderzocht of de gedraging van de verdachte als strafbaar kon worden aangemerkt. De relevante wetgeving, waaronder de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten, werd in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening niet expliciet als strafbaar feit waren aangeduid, hetgeen noodzakelijk is voor de kwalificatie als economisch delict. De wijziging van de wetgeving in 2001 en 2002, die de voorwaarden voor strafbaarheid aanscherpte, speelde hierbij een cruciale rol.

Uiteindelijk oordeelde de economische politierechter dat het bewezen verklaarde feit niet als strafbaar kon worden aangemerkt, omdat de lokale wetgever de overtreding niet had aangeduid als strafbaar feit. De verdachte werd derhalve ontslagen van alle rechtsvervolging. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke strafbepalingen in lokale verordeningen en de noodzaak voor gemeenten om hun regelgeving tijdig aan te passen aan gewijzigde wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Economische politierechter
Parketnummer: 07.750227-03
Uitspraak: 14 december 2004
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
[geboortedatum en geboorteplaats verdachte],
[adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2004 en 7 december 2004. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
De officier van justitie, mr. S. Buis, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 68,-- subsidiair 1 dag hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging).
BEWIJS
De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
zij op 13 oktober 2003 in de gemeente Deventer ([straatnaam]) niet op de voorgeschreven wijze huishoudelijk afval ter inzameling heeft aangeboden aan de inzameldienst,
immers heeft zij, verdachte, toen aldaar huishoudelijk afval in een of meer huisvuilzakken, en aldus niet in de van gemeentewege verstrekte container, aan de inzameldienst aangeboden;
STRAFBAARHEID
Het bewezen verklaarde is gedrag in strijd met het verbod van artikel 4.2.2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Deventer (1994).
In artikel 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Deventer (1994) is onder meer bepaald dat overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Dit is een algemene strafbepaling.
De bepalingen in deze verordening betreffende de afvalstoffen waren gebaseerd op artikel 10.10 van de Wet milieubeheer waarin stond dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt inzake het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen. Overtreding van deze bepalingen was strafbaar gesteld in artikel 1a onder 3e van de Wet op de economische delicten. Ingevolge artikel 6 van de Wet op de economische delicten was hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie de straf op overtreding van deze bepalingen.
De Wet milieubeheer is echter gewijzigd (Wet van 21 juni 2001, Stb. 2001, nr. 346) en vanaf 8 mei 2002 is artikel 10.10 vervangen door artikel 10.23 waarin staat dat de gemeenteraad in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vaststelt. Ook artikel 1a onder 3e van de Wet op de economische delicten is gewijzigd en bepaald onder meer dat overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 10.23 - voor zover aangeduid als strafbare feiten – economische delicten zijn. De toevoeging “voor zover aangeduid als strafbare feiten” was voor 8 mei 2002 niet opgenomen in de wet. De Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Deventer (1994) was echter ten tijde van het bewezen verklaarde feit (nog) niet gewijzigd. In de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Deventer (1994) is gedrag in strijd met het verbod van artikel 4.2.2.3 van die verordening niet uitdrukkelijk aangeduid als strafbaar feit. Derhalve is niet voldaan aan het vereiste van artikel 1a onder 30 van de Wet op de economische delicten dat alleen sprake is van een economisch delict als de betreffende gedraging aangeduid is als strafbaar feit.
De strafbepaling van artikel 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Deventer (1994) kan niet als een zodanige aanduiding worden aangemerkt. Immers, dit betreft een algemene strafbepaling voor de gehele verordening. Vóór de bovengenoemde wijziging van de Wet Milieubeheer en de Wet op de economische delicten viel de strafbaarstelling van artikel 4.2.2.3 derhalve niet onder artikel 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Deventer (1994) maar onder de specifieke strafbaarstelling van artikel 1a de Wet op de economische delicten. Derhalve kan zonder nadere wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Deventer (1994) de aanwijzing als strafbaar feit door de lokale wetgever zoals de gewijzigde Wet op de economische delicten dat thans vereist, niet worden gevonden in een ongewijzigd
artikel 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Deventer (1994).
Nu het bewezen verklaarde niet aangeduid is als strafbaar feit en derhalve niet strafbaar is gesteld, dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven.
Het bewezen verklaarde is niet strafbaar.
De economische politierechter ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door mr. H.F.J.M. Schröder, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2004.