ECLI:NL:RBZLY:2004:AR7488
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.F.J.M. Schröder
- Rechtspraak.nl
Ontslag van rechtsvervolging wegens niet-aangeduid strafbaar feit in milieuzaken
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 december 2004, stond de verdachte terecht voor het niet op de voorgeschreven wijze aanbieden van huishoudelijk afval aan de inzameldienst in Deventer op 13 oktober 2003. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 4.2.2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Deventer (1994). De officier van justitie vorderde een geldboete van € 68,-- of subsidiaire hechtenis van één dag.
De rechtbank onderzocht of de gedraging van de verdachte als strafbaar kon worden aangemerkt. De relevante wetgeving, waaronder de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten, werd in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening niet expliciet als strafbaar feit waren aangeduid, hetgeen noodzakelijk is voor de kwalificatie als economisch delict. De wijziging van de wetgeving in 2001 en 2002, die de voorwaarden voor strafbaarheid aanscherpte, speelde hierbij een cruciale rol.
Uiteindelijk oordeelde de economische politierechter dat het bewezen verklaarde feit niet als strafbaar kon worden aangemerkt, omdat de lokale wetgever de overtreding niet had aangeduid als strafbaar feit. De verdachte werd derhalve ontslagen van alle rechtsvervolging. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke strafbepalingen in lokale verordeningen en de noodzaak voor gemeenten om hun regelgeving tijdig aan te passen aan gewijzigde wetgeving.