ECLI:NL:RBZLY:2004:AR8204

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
251330 VG 04-527
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot goedkeuring boedelbeschrijving en vaststelling van erfdelen in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 december 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot goedkeuring van een boedelbeschrijving en de vaststelling van erfdelen. Verzoekster, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van haar twee minderjarige kinderen, heeft op 4 oktober 2004 een verzoekschrift ingediend. Dit verzoek betreft de nalatenschap van de erflater, die zonder testament is overleden. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de erflater zijn echtgenote en twee minderjarige kinderen als erfgenamen heeft achtergelaten. De wettelijke verdeling van de nalatenschap vindt van rechtswege plaats op het moment van overlijden van de erflater, en verzoekster heeft de nalatenschap pro se zuiver aanvaard.

De kantonrechter heeft echter twijfels over de beneficiaire aanvaarding door de minderjarigen. Volgens de wet is beneficiaire aanvaarding niet aan de orde bij de wettelijke verdeling, en verzoekster heeft de verplichting om binnen een jaar na het overlijden een boedelbeschrijving in te leveren. De kantonrechter heeft verzoekster verzocht om uiterlijk op 23 maart 2005 een kopie van de ondertekende notariële boedelbeschrijving in te dienen. De kantonrechter heeft ook een minderjarigenbewinddossier laten aanmaken voor de betrokken minderjarigen.

Wat betreft het tweede onderdeel van het verzoek, dat betrekking heeft op de goedkeuring van de erfdelen van de minderjarigen, heeft de kantonrechter vastgesteld dat er geen onenigheid is over de omvang van de geldvorderingen. Het verzoek is opgevat als een verzoek tot goedkeuring van de verdeling van de nalatenschap, en deze goedkeuring is verleend, aangezien de waarde van de woning voldoende is onderbouwd. De kantonrechter heeft verzoekster niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot goedkeuring van de boedelbeschrijving, maar heeft de verdeling van de nalatenschap goedgekeurd zoals voorgelegd in concept.

Tegen deze beslissing kan, behoudens berusting, binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 251330 VG 04-527
datum: 13 december 2004
BESCHIKKING
OP EEN VERZOEK TOT GOEDKEURING VAN BOEDELBESCHRIJVING
EN VASTSTELLING VAN ERFDELEN
ingediend door:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster pro se en als wettelijk vertegenwoordiger van haar twee minderjarige kinderen,
gemachtigde J.G.J. Zandvoort, werkzaam bij Vechtstede Notarissen te Hardenberg,
met betrekking tot de nalatenschap van de heer:
[Erflater], geboren te [geboorteplaats] op [datum],
overleden [datum] te [gemeente], hierna erflater genoemd.
De procedure
Op 4 oktober 2004 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift, strekkende tot goedkeuring van een ontwerp van de akte van boedelbeschrijving en vaststelling erfdelen inzake bovenbenoemde nalatenschap.
Op verzoek van de kantonrechter heeft de gemachtigde het verzoek aangevuld met een door een makelaar opgestelde waardeverklaring van de tot de nalatenschap behorende woning, welke verklaring op 18 november 2004 ter griffie is ingekomen.
De beoordeling
1.
Blijkens de conceptakte heeft de notaris geconstateerd dat erflater is overleden zonder testament te hebben opgemaakt en dat hij als zijn erfgenamen heeft achtergelaten zijn echtgenote, verzoekster voornoemd, en hun twee minderjarige kinderen:
-[kind 1], geboren op [datum] te [gemeente] en
-[kind 2], geboren op [datum] te [gemeente].
De nalatenschap is derhalve verdeeld op de voet van art. 4:13 leden 2 en volgende BW; verzoekster heeft de nalatenschap pro se zuiver aanvaard en zij stelt zich op het standpunt dat de nalatenschap als beneficiair aanvaard heeft te gelden door beide minderjarigen, zulks door het verloop van de termijn in art. 4:193 lid 2 BW.
2.
De kantonrechter betwijfelt of het standpunt omtrent beneficiaire aanvaarding juist is. Zodra een beneficiair aanvaard hebbende erfgenaam meedeelt bij de verdeling van de nalatenschap, lijkt het voorbehoud, waaronder is aanvaard, in de regel te zijn vervallen. Daarop kan onder omstandigheden wel worden teruggekomen, zoals blijkt uit art. 4:194 BW.
De wettelijke verdeling, bedoeld in art. 4:13 BW, vindt van rechtswege plaats op het moment van overlijden van de erflater, waardoor de termijn van drie maanden in art. 4:193 lid 2 BW niet gaat lopen. Dit wordt slechts anders indien de langstlevende ouder tijdig een ongedaanmakingsverklaring aflegt en doet inschrijven in het boedelregister (art. 4:18 BW): in dat geval is daarna alsnog beneficiaire aanvaarding door de kinderen mogelijk, aldus de parlementaire geschiedenis. Zie de in het Verslag van een schriftelijk overleg opgenomen brief van de Minister van Justitie, kamerstukken II 1997/1998, 17 141, nr. 32 p. 6/7.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt ook uit art. 4:14 lid 4 BW dat bij toepassing van de wettelijke verdeling een eigen beschermingsregime voor de kinderen van erflater geldt, ongeacht de vraag of zij minderjarig zijn of anderszins het vrije beheer missen, en waarbij beneficiaire aanvaarding op de voet van art. 193 lid 2 BW niet aan de orde komt.
3.
Wat daarvan ook zij, op verzoekster rust, als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen, ingevolge art. 4:16 lid 2 BW de verplichting om binnen een jaar na overlijden van de erflater een zelf opgemaakte en ondertekende of een notariële boedelbeschrijving in te leveren. Aan die verplichting heeft verzoekster voldaan zodra de kantonrechter een kopie heeft ontvangen van de ondertekende notariële boedelbeschrijving, waarin staat opgenomen dat verzoekster de opgave onder ede tegenover de notaris heeft gedaan, zoals thans in concept is opgenomen. De kantonrechter ontvangt die kopie gaarne zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 23 maart 2005.
Anders dan verzoekster veronderstelt behoeft die boedelbeschrijving niet de goedkeuring van de kantonrechter.
De kantonrechter zal een minderjarigenbewinddossier laten aanmaken voor ieder van de twee betrokken minderjarigen, en daarin een kopie van de nog te ontvangen getekende boedelbeschrijving opnemen en van deze beschikking.
Verzoekster is in dit onderdeel van haar verzoek dan ook niet ontvankelijk.
4.
Het tweede onderdeel van het verzoek betreft goedkeuring van de in concept vastgestelde erfdelen van de minderjarigen. Het gaat dan om hun geldvorderingen als bedoeld in art. 4:13 lid 3 BW.
Uit de toelichting blijkt niet dat er onenigheid is over de vaststelling van de omvang van de geldvorderingen of dat verzoekster uitdrukkelijk vaststelling door de kantonrechter beoogt, zoals bedoeld in art. 4:15 lid 1 BW.
De kantonrechter zal het verzoek verstaan als een verzoek tot goedkeuring van de verdeling als bedoeld in art. 3:183 lid 2 BW. Die goedkeuring kan worden verleend, nu de opgegeven waarde van de woning genoegzaam is onderbouwd.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot goedkeuring van de boedelbeschrijving;
- bepaalt dat verzoekster uiterlijk op 23 maart 2005 ter griffie een kopie moet indienen van de ondertekende notariële boedelbeschrijving;
- keurt de verdeling van de nalatenschap van erflater, zoals voorgelegd in concept dat aan deze beschikking is gehecht, goed.
Aldus gegeven door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 13 december 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan, behoudens berusting, hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dagtekening van deze eindbeschikking door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het gerechtshof Arnhem.