ECLI:NL:RBZLY:2005:AS4742

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
2 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
105272 / KG ZA 05-27
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen aan de vrijheid van meningsuiting in het kader van onrechtmatige daad en contactverbod

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 2 februari 2005, is een kort geding aanhangig gemaakt door de Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio tegen een moeder, gedaagde, naar aanleiding van uitlatingen die zij heeft gedaan na een ongeval van haar dochter tijdens een gymles. De dochter van gedaagde heeft op 20 januari 2004 een ongeval gehad, wat leidde tot een operatie aan haar nek. Gedaagde heeft na het ongeval contact gezocht met de school en publiciteit gezocht, waarbij zij uitlatingen heeft gedaan die door de school als onrechtmatig zijn aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde zich niet op een onredelijke manier mag uitlaten over de school en haar medewerkers, en heeft een aantal verboden opgelegd. Deze omvatten een contactverbod met de school en aan de school verbonden personen, alsook een verbod om zich negatief uit te laten over de school. De rechter heeft ook bepaald dat gedaagde een website moet verwijderen die in verband staat met de zaak. De vordering van de school is in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van enkele punten. De rechter heeft benadrukt dat de vrijheid van meningsuiting niet onbeperkt is en dat er grenzen zijn aan wat als acceptabel wordt beschouwd in het kader van onrechtmatige daad. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwicht tussen de rechten van de gedaagde en de bescherming van de goede naam van de school.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Zaaknr/rolnr: 105272 / KG ZA 05-27
Uitspraak: 2 februari 2005
DE PRESIDENT ALS VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
OPENBARE RECHTSPERSOON OPENBAAR ONDERWIJS ZWOLLE EN REGIO,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
procureur mr. M.J. Seijbel,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon,
bijgestaan door Y.P.J. Drost te Hengelo (Overijssel), gemachtigde.
PROCESGANG
Eiseres heeft gedaagde doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde verbiedt mondeling, schriftelijk of op welke wijze van communicatie dan ook, waaronder begrepen e-mail en internetverkeer, contact te zoeken met eiseres, de school en/of aan de school verbonden personen en/of hen lastig te vallen in de ruimste zin, anders dan in het kader van een procedure en anders dan in het kader van de normale contacten tussen een ouder van een leerling enerzijds en een school en/of haar medewerkers anderzijds, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van EUR 250,- per overtreding, althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
II. gedaagde verbiedt zich negatief, in de ruimste zin en in welke context dan ook, uit te laten over eiseres, de school en/of aan de school verbonden personen, zulks mondeling, schriftelijk of via welke wijze van communicatie dan ook, waaronder begrepen e-mail en internetverkeer, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van EUR 250,- per overtreding, althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
III. gedaagde gebiedt ervoor zorg te dragen dat binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de website met als adres [url] van het internet is verwijderd, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van
EUR 250,- voor iedere dag dat gedaagde dit verbod overtreedt, althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
IV. gedaagde verbiedt na betekening van dit vonnis een nieuwe website op het internet te openen of te laten openen door derden, waarin correspondentie en/of (proces)stukken staan weergegeven waarin de naam van eiseres, de school en/of de naam en/of functies van de aan de school verbonden personen voorkomt danwel wordt genoemd, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van
EUR 250,- voor iedere dag dat gedaagde dit verbod overtreedt, althans een zondanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
V. gedaagde veroordeelt om aan eiseres te betalen de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten.
Tegen deze vordering is door gedaagde verweer gevoerd met conclusie eiseres in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze vordering te ontzeggen, met veroordeling van eiseres in de kosten van deze procedure.
Partijen hebben hun standpunten over en weer toegelicht, waarna vonnis is gevraagd.
MOTIVERING
1. Vaststaande feiten
1.1 Gedaagde is moeder van [dochter]. Zij is leerling van [de school] te [woonplaats], hierna te noemen: "de school".
1.2 De school valt onder de Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio.
1.3 [dochter] heeft tijdens een gymles op school op 20 januari 2004 een ongeval gehad. Tengevolge daarvan heeft ze een operatie aan haar nek moeten ondergaan, waarbij haar wervels rechtgezet en vastgezet zijn.
1.4 Bij schrijven d.d. 14 april 2004 heeft de toenmalige raadsman van gedaagde de school aansprakelijk gesteld voor alle schade die [dochter] lijdt als gevolg van het ongeval.
1.5 Bij brief van 23 juli 2004 aan de toenmalige raadsman van gedaagde heeft de verzekeraar van eiseres aansprakelijkheid van de school afgewezen, omdat volgens haar het ongeval zich heeft voorgedaan tijdens een onderdeel van de gymles dat behoort tot het voorgeschreven programma en de gymdocente niet in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid en veiligheid.
1.6 Gedaagde heeft klachten over het optreden van de school. Naar aanleiding daarvan heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen haar en de locatiedirecteur, de bestuursmanager en andere medewerkers van de school.
1.7 Gedaagde is medio juni 2004 in het tv-programma 'Hart van Nederland' van SBS6 en op 29 december 2004 in een tv-uitzending van RTV Oost verschenen. Op 20 januari 2005 publiceert de Telegraaf een artikel over het ongeval van [dochter].
1.8 Namens gedaagde is op het internet een website geopend met het adres [url].
1.9 Op 3 januari 2005 heeft gedaagde de gymlerares thuis gebeld. De gymlerares is in de betreffende periode langdurig ziek thuis gebleven, geheel of ten dele in verband met het onderhavige incident.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1 Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de gevraagde voorzieningen.
2.2 In het onderhavige geding is aan de orde de vraag of beperkingen gesteld dienen te worden aan de uitlatingen van gedaagde in verband met het aan haar dochter overkomen ongeval.
2.3 Eiseres heeft deze vraag bevestigend beantwoord, stellende dat gedaagde vanwege de negatieve en tendentieuze uitlatingen over haar, de school en de medewerkers van de school, onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Gedaagde heeft dat betwist, zich beroepende op haar recht van vrijheid van meningsuiting.
2.4 Bij de beoordeling daarvan staat voorop dat artikel 7 van de Grondwet als hoofdregel geeft dat voor het openbaren van gevoelens of gedachten door middelen als radio, tv en a fortiori voor krant geen voorafgaande toestemming of verlof nodig is, zulks evenwel behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2.5 Eenzelfde grondrecht is neergelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens. Ook in dit laatste verdragsartikel evenwel zijn beperkingen opgenomen ondermeer met het oog op de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen.
2.6 Derhalve dient in de onderhavige kwestie te worden onderzocht of in de onderhavige situaties beperkingen gesteld kunnen worden aan de uitingen van gedaagde en in het bijzonder of het hier gaat om beperkingen die voortvloeien uit de in de grondwet vermelde verantwoordelijkheden volgens de wet.
2.7 Tot deze verantwoordelijkheden volgens de wet kunnen worden gerekend de bepalingen met betrekking tot onrechtmatige daad, dat wil zeggen of gehandeld wordt overeenkomstig de eisen van maatschappelijke zorgvuldigheid.
2.8 In de onderhavige situatie is sprake van een ongeval op school van de dochter van gedaagde, als gevolg waarvan zij letselschade heeft opgelopen. Een dergelijke gebeurtenis is niet alleen voor de dochter in kwestie, [dochter], doch ook voor haar naaste familie en in het bijzonder haar moeder een gebeurtenis van zeer zwaarwegende aard. Dit rechtvaardigt op zichzelf dat een ouder uiting geeft aan onvrede omtrent het optreden van de school, zowel waar het gaat om de toedracht als ook om de wijze waarop met de gevolgen wordt omgegaan. Gebeurtenissen als deze hebben op alle betrokkenen een emotionele impact, die op de een of andere manier tot uiting komen en ook kunnen komen. Op zich is niet onbegrijpelijk dat ouders richting een school zeker in den beginne emotioneel reageren waarbij hen een ruime mate van vrijheid in het kiezen van uitingen en bewoordingen kan worden gelaten.
2.9 Dat neemt evenwel niet weg dat ook daaraan zowel qua aard van de uitlatingen alsook in de tijd en de intensiteit grenzen gesteld dienen te worden.
2.10 Daarbij dient in het oog te worden gehouden zowel het persoonlijk belang van de daarbij betrokkenen alsook de vraag of en in hoeverre de institutie als de onderhavige school in een zodanig daglicht wordt gesteld dat dit niet meer met de realiteit in overeenstemming is. Ook een institutie als een school mag er aanspraak op maken dat de reputatie niet buiten proporties wordt geschaad.
2.11 In de onderhavige situatie dient op grond van de hiervoor vermelde e-mailwisseling de conclusie te worden getrokken dat daarin kwalificatie en insinuatie van gedaagde van vergaande aard voorkomen zoals beschuldigingen omtrent corruptie en misbruik van machtsposities. Daarna dient een actie als die in de e-mail van 16 juni 2004 buiten de grenzen van het redelijke te worden geacht. Daaraan doet niet af dat, zoals door gedaagde gesteld, deze e-mails niet openbaar zijn. Anders dan gedaagde betoogt, dient men zich ook jegens elkaar te onthouden van onrechtmatige uitlatingen. Omtrent een en ander wordt verwezen naar hetgeen hierna onder 2.12 e.v. wordt overwogen. Anderzijds, in een geval van vermeend onrecht, kan het aan gedaagde niet worden tegengeworpen dat zij een website heeft gemaakt en in stand houdt, waarop zij aandacht vraagt voor de gerezen problemen en voor de in haar ogen bestaande onredelijkheid dat in gevallen als de onderhavige geen aansprakelijkheid wordt erkend, althans dat geen sprake is van schadeloosstelling. De onderhavige website is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet van dien aard dat de grenzen als hiervoor vermeld zijn overschreden. De hierop betrekking hebbende vordering zal dan ook niet kunnen worden toegewezen.
2.12 Een andere kwestie betreft het benaderen van mensen, werkzaam bij de school, en de wijze waarop dat gebeurt.
2.13 De manier waarop gedaagde de lerares lichamelijke opvoeding heeft benaderd en de kwalificaties die aan haar adres zijn gericht, zijn ontoelaatbaar en zullen derhalve worden verboden. De inhoud van de door eiseres overgelegde verklaring van de betreffende leerkracht acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk om als grond voor dit oordeel te dienen. Daarbij komt het onbetwiste feit dat deze leerkracht (mede) als gevolg van de onderhavige kwesties langdurig ziek thuis zit c.q. heeft gezeten.
2.14 Naar het oordeel van eiseres is ook de publicatie in de Telegraaf van 20 januari 2005 onrechtmatig. In dat opzicht staat voorop dat de betreffende krant zelf bepaalt of en op welke wijze aandacht wordt gegeven aan welk nieuwsfeit dan ook. Nagegaan dient derhalve te worden of de inhoud en strekking daarvan van zodanige aard is geweest dat deze de grens van het betamelijke te buiten gaat. Daarvan is evenwel geen sprake. Het artikel beschrijft in redelijk zakelijke termen hetgeen gedaagde en haar dochter is overkomen en welke grieven zij koestert. De wijze waarop deze publicatie is verzorgd kan niet als nodeloos grievend of onrechtmatig worden beschouwd.
2.15 Daaraan doet niet af dat er ouders zijn die op dit artikel reageren met het uiten van bezorgdheid over de goede gang van zaken op de school. Aard en strekking van het artikel zijn niet van dien aard dat de positie van de school op nodeloos bezwarende manier aan de orde wordt gesteld.
2.16 Anderzijds kan eiseres worden gevolgd in haar stelling dat zij op verschillende manieren heeft geprobeerd op een constructieve wijze met gedaagde overleg te voeren, zulks met het oog op de behartiging van de belangen van haar dochter. Aan deze pogingen heeft gedaagde meegewerkt, althans tot op zekere hoogte. Niettemin heeft dit niet kunnen leiden tot het door gedaagde gewenste resultaat, te weten aanvaarding van volledige aansprakelijkheid.
2.17 In een situatie als de onderhavige heeft dit tot gevolg dat partijen ten opzichte van elkaar zijn komen te verkeren in een verhouding waarin zij hun houding ten opzichte van elkaar dienen te bepalen overeenkomstig de beginselen van redelijkheid. Dat impliceert dat zowel aan de zijde van eiseres als aan de zijde van gedaagde sprake dient te zijn van respect voor de kennelijk tegenover elkaar staande visies over deze kwestie. Vervolgens ligt het op de weg van de betrokkenen om daarin wegen te vinden teneinde zekerheid te verkrijgen over de tussen hen bestaande juridische situatie. Ook tegen de achtergrond hiervan betekent dit dat beperkingen gesteld moeten worden aan de manier waarop partijen zich over en weer jegens elkander uitlaten. De uitlatingen die van de kant van eiseres direct of indirect naar gedaagde zijn gedaan, zijn als correct te bestempelen. In de reacties van gedaagde daarentegen zitten somtijds elementen die de grenzen van het redelijke te buiten gaan. Dat maakt dat ook van gedaagde mag worden verwacht dat zij met enige zakelijkheid reageert op mededelingen van de kant van eiseres aan haar. Dit leidt er toe dat de veroordeling kan luiden zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld.
2.18 In het onderhavige geding is niet aan de orde de vraag of eiseres danwel gedaagde het gelijk aan haar zijde heeft als het gaat om de aansprakelijkheid voor het aan [dochter] overkomen incident. Niet op voorhand kan worden gezegd dat zowel het ene als het andere standpunt klaarblijkelijk van iedere juridische grond gespeend is.
2.19 Dat betekent dat tenzij partijen een minnelijke regeling weten te treffen, het de burgerlijke rechter is die in deze een uitspraak zal moeten doen over de aansprakelijkheid. Een dergelijke situatie is geenszins ongebruikelijk en het is zowel in het belang van betrokken partijen als in het maatschappelijk belang dat een gang naar de rechter wordt gemaakt. Evenzeer is het geenszins ongebruikelijk dat in een situatie als de onderhavige de gelaedeerde partij ter zake de verondersteld aansprakelijke partij in rechte betrekt.
2.20 Omdat partijen ten dele in het gelijk en ten dele in het ongelijk zijn gesteld dient met betrekking tot de proceskosten te worden beslist dat elk van partijen de eigen proceskosten zal dragen.
BESLISSING
De president als voorzieningenrechter:
1. Verbiedt gedaagde mondeling, schriftelijk of op welke wijze van communicatie dan ook waaronder begrepen e-mail- en internetverkeer anders dan op zakelijke wijze contact te zoeken met eiseres en/of de school, anders dan in het kader van een procedure en anders dan in het kader van de op zakelijke wijze onderhouden normale contacten tussen een ouder van een leerling enerzijds en een school en/of haar medewerkers anderzijds.
2. Verbiedt gedaagde mondeling, schriftelijk of op welke wijze van communicatie dan ook waaronder e-mail- en internetverkeer contact te zoeken met de aan de school verbonden personen en/of hen lastig te vallen in de ruimste zin, anders dan in het kader van een procedure en anders dan in het kader van de op zakelijke wijze onderhouden normale contacten tussen een ouder van een leerling enerzijds en een school en/of haar medewerkers anderzijds.
3. Verbiedt gedaagde zich anders dan op zakelijke wijze negatief in de ruimste zin en in welke context dan ook uit te laten over eiseres, de school en/of de aan de school verbonden personen, zulks mondeling, schriftelijk of via welke wijze van communicatie dan ook, waaronder begrepen e-mail- en internetverkeer.
4. Bepaalt dat gedaagde voor iedere overtreding uit hoofde van dit vonnis een dwangsom verbeurt van EUR 25,00 per overtreding, onder bepaling dat geen hoger bedrag aan dwangsommen uit hoofde van dit vonnis kan worden verbeurd dan
EUR 3.000,00.
5. Wijst af het meer of anders gevorderde.
6. Compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. E.A. Maan, president, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2005 door mr. M.H.S. Lebens-de Mug in tegenwoordigheid van de griffier.