2.5 De distributieovereenkomst gold voor zowel DHZ- als voor bouwverven. Tegenover de verplichting van Wijzonol om deze verven tegen gunstige voorwaarden te leveren aan [A] en zekere marketingactiviteiten te verrichten ten einde de verkoop van deze verven te stimuleren, stond de verplichting van [A] om DHZ- en bouwverven af te nemen en (ook) de verkoop te stimuleren.
Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat door de verkoop van de DHZ-activiteiten door [A] per 1 april 2004 aan Sikkens - hetgeen tot gevolg heeft gehad dat [A] geen substantiële hoeveelheden DHZ-verven meer betrekt bij Wijzonol - [A] in ernstige mate tekort is geschoten in de voor haar uit de distributieovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Dat Wijzonol mogelijkerwijs reeds enkele maanden eerder van enig voornemen op de hoogte was, doet hieraan niet af. Wijzonol heeft ter zake de gezamenlijk distributie van bouw- en DHZ-verven gewezen op drie belangen waaraan door de afstoting van DHZ-activiteiten door [A] in ernstige mate afbreuk wordt gedaan:
1. voor Wijzonol vormt een belangrijke categorie afnemers de zogenaamde papa en mama-winkels, kleine schilderbedrijfjes, die daarbij bouwverven gebruiken, en tevens DHZ-verven aan particulieren verkopen. Het is voor deze afnemers buitengewoon onpraktisch om van twee verschillende distributeurs bouw- respectievelijk DHZ-verven te betrekken. [A] heeft betoogd dat het aantal papa en mama-winkels sterk is teruggelopen ten gunste van bouwmarkten. Ook indien dat juist is, is daarmee voorshands nog niet komen vast te staan dat deze afnemers niet langer een relevant deel van de omzet van Wijzonol vormen;
2. Wijzonol heeft er - onweersproken - op gewezen dat voor een distributeur van enkel DHZ-verf van Wijzonol niet voldoende marge kan worden behaald om te kunnen renderen, het zal derhalve moeilijk, zo niet onmogelijk zijn om distributeurs in het werkgebied van [A] aan te stellen die zich beperken tot de distributie van DHZ-verven;
3. scheiding van de distributie van bouw- en DHZ-verven heeft tot gevolg dat méér distributeurs dienen te worden aangesteld, hetgeen tot minder efficiëntie en daarmee extra kosten voor Wijzonol leidt;
Gelet op de voormelde verkoop van DHZ-activiteiten, lag het in de rede - en schoot Wijzonol niet tekort in haar verplichtingen uit de distributieovereenkomst door - in het werkgebied van Wijzonol nieuwe distributeurs aan te stellen die - anders dan [A] - wel bereid zijn beide assortimenten tegelijkertijd af te nemen van Wijzonol.
Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat - na de aandelenoverdracht aan Akzo Nobel - de omzet van door Wijzonol aan [A] geleverde verven is achtergebleven. [A] heeft het achterblijven van de omzetgroei bestreden en in dit verband onder meer verwezen naar de door Wijzonol uitgekeerde bonussen. Het uitkeren van een bonus is echter, blijkens de stellingen van [A] zelf, niet zonder meer gekoppeld aan omzetgroei, maar kan ook een beloning vormen voor iets anders, bijvoorbeeld het meewerken aan een verkoopactie. Dat de bonussen - volgens Wijzonol in feite een inkoopkorting - zijn uitgekeerd/gecrediteerd op grond van stijging van de omzet is door [A] gesteld noch anderszins gebleken. Voorts heeft [A] gewezen op haar totale omzetstijging van 29% tussen 1992 en 2002. Dat is echter inclusief haar glasactiviteiten en distributie van andere verven dan die van Wijzonol en kan dus niet als maatstaf dienen. De door Wijzonol in het geding gebracht producties met betrekking tot de omzetcijfers - die een scherpe omzetdaling laten zien vanaf eind 2001 - zijn derhalve door [A] niet voldoende gemotiveerd weersproken.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat ook in dit opzicht [A] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de distributieovereenkomst. Dat geen concrete omzetafspraken zijn gemaakt brengt immers niet zonder meer mee dat [A] niet zou kunnen worden gehouden aan een bepaald omzetvolume.
Daar waar [A], zoals hiervoor is overwogen, op meerdere punten ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de distributieovereenkomst, vermag de voorzieningenrechter niet in te zien dat Wijzonol (ook) na 1 januari 2005 desondanks gehouden is haar verplichtingen uit die overeenkomst onverkort na te komen. Voorzover de vorderingen van [A] zijn gegrond op nakoming van de distributieovereenkomst, zullen zij derhalve worden afgewezen.