ECLI:NL:RBZLY:2005:AS7264
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aandelenlease en vergunningseisen voor kredietverlening
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 2 februari 2005, staat de rechtsgeldigheid van effectenleaseovereenkomsten centraal. De eisende partij, Dexia Bank Nederland N.V., vordert betaling van een bedrag van € 26.827,28 van de gedaagde partij, die in reconventie terugbetaling van een inleg van € 8.258,40 eist. De rechtbank onderzoekt of Dexia, als rechtsopvolger van Bank Labouchere N.V., ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten beschikte over de vereiste vergunning om krediet te verlenen, zoals voorgeschreven in artikel 9 van de Wet op het Consumentenkrediet (WCK). De rechtbank constateert dat er geen bewijs is overgelegd waaruit blijkt dat Dexia over een dergelijke vergunning beschikte. Dit leidt tot de conclusie dat de overeenkomsten mogelijk niet rechtsgeldig zijn, aangezien het verlenen van krediet zonder vergunning verboden is. De zaak wordt verwezen naar de rol om Dexia in de gelegenheid te stellen bewijsstukken over de vergunning te overleggen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor kredietverstrekkers om te voldoen aan wettelijke vereisten en de bescherming van consumenten in krediettransacties.