ECLI:NL:RBZLY:2005:AS8545

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
2 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
255764 CV 04-13805
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in het kader van effectenleaseovereenkomst tussen Dexia en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 2 februari 2005 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Dexia Bank Nederland N.V. en een gedaagde partij. Dexia vorderde betaling van een bedrag van € 12.468,97, vermeerderd met contractuele rente, op basis van een effectenleaseovereenkomst die op of omstreeks 15 mei 2000 was aangegaan. De gedaagde heeft, ondanks de mogelijkheid daartoe, niet gereageerd op de dagvaarding en heeft geen verweer gevoerd. Hierdoor zijn de stellingen van Dexia, die de basis vormden voor de vordering, niet betwist gebleven.

De rechter heeft vastgesteld dat Dexia rechtsopvolgster is van Bank Labouchere N.V., die onder de handelsnaam Legio-Lease opereerde. De overeenkomst hield in dat de gedaagde geld leende van Dexia voor de aankoop van aandelen, met de keuze om na afloop van de looptijd de aandelen te verkopen of de lening af te lossen. Na afloop van de looptijd heeft Dexia een eindafrekening gestuurd, waaruit bleek dat de gedaagde nog een bedrag van € 11.189,94 verschuldigd was, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Dexia toewijsbaar is, gezien het feit dat de gedaagde niet heeft gereageerd op de dagvaarding en de vordering niet heeft betwist. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Lelystad
Zaaknr.: 255764 CV 04-13805
datum : 2 februari 2005
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde Hanze Gerechtsdeurwaarders te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.P.J Appelman, advocaat te Lelystad.
Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde] genoemd.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- een vonnis van deze rechtbank, sector civiel recht, van 3 november 2004, waarbij de zaak in de stand van het geding is verwezen naar de rolzitting van 17 november 2004 van de sector kanton, locatie Lelystad, van deze rechtbank.
Het geschil
De vordering van Dexia strekt ertoe dat [gedaagde] zal veroordeeld om aan Dexia te betalen de som van € 12.468,97, vermeerderd met de contractuele rente ad % per maand, althans de wettelijke rente over € 11.189,94, vanaf 20 augustus 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
De vaststaande feiten
1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken –mede op grond van de inhoud van de overgelegde producties, waarvan de inhoud niet is betwist- het volgende vast:
1.1
Dexia is rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V., die ook handelde onder de handelsnaam Legio-Lease. Met Dexia wordt hierna ook Bank Labouchere bedoeld.
1.2
Op of omstreeks 15 mei 2000 (onder contractnummer [nummer]) is tussen Dexia en [gedaagde] een overeenkomst van effectenlease, aangeduid als het product “WinstVerDriedubbelaar”, tot stand gekomen. Hierna zal de effectenlease overeenkomst de “overeenkomst” worden genoemd.
1.3
Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing, te weten de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease.
1.4
De overeenkomst komt er op neer dat [gedaagde] geld leent van Dexia waarmee Dexia voor risico van [gedaagde] aandelen koopt. Na afloop van de looptijd van drie jaren, gedurende welke [gedaagde] maandelijks rente betaalt over het geleende bedrag, heeft [gedaagde] de keuze tussen 1) verlenging van de overeenkomst, 2) uitlevering van de aandelen tegen aflossing van de lening en 3) verkoop van de aandelen en aflossing van de lening (onder verrekening van de verkoopprijs).
1.5
De looptijd van de overeenkomst is verstreken. In verband daarmee heeft Dexia (na verkoop door haar van de aandelen) aan [gedaagde] een eindafrekening gezonden voor een totaalbedrag van € 11.303,96. Daarna heeft [gedaagde] nog een bedrag van € 114,02 aan Dexia betaald.
De beoordeling van het geschil
2.1
Dexia heeft gevorderd dat [gedaagde] veroordeeld zal worden om aan haar te betalen een hoofdsom van € 11.189,94 (zijde het bedrag van de eindafrekening minus de gedane betaling van € 114,02), te vermeerderen met de vervallen contractuele rente van 0,96 % per maand over de periode 28 april 2003 tot en met 19 augustus 2003 (volgens Dexia een bedrag van € 349,64), de nog te vervallen contractuele dan wel wettelijke rente vanaf 20 augustus 2003 en een bedrag van € 929,39 als vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.
2.2
Blijkens bovengenoemd vonnis van 3 november 2004 heeft [gedaagde], hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet geconcludeerd voor antwoord. De door Dexia aan haar vordering ten grondslag gelegde stellingen zijn dan ook onweersproken gebleven. Nu de stellingen van Dexia voorts de vordering kunnen dragen, zal de vordering derhalve worden toegewezen.
2.3
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Bij die proceskostenveroordeling wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat [gedaagde] –in verband met het aanbrengen van de zaak bij de sector civiel- vastrecht in rekening is gebracht. Een bedrag ter hoogte van dit vast recht –een bedrag van € 235,00- zal op de kostenveroordeling (en wel op de component salaris gemachtigde) in mindering worden gebracht, terwijl voorts in de kostenveroordeling wegens vast recht gevallen aan de zijde van Dexia slechts ten laste van [gedaagde] wordt gebracht hetgeen Dexia aan vast recht zou hebben moeten betalen indien Dexia de zaak bij de sector kanton zou hebben aangebracht, te weten een bedrag van € 190,00.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan Dexia te betalen een bedrag van € 12.468,97, vermeerderd met de contractuele rente over € 11.189,94 vanaf 20 augustus 2003 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Dexia
begroot op:
? € 35,00 voor salaris gemachtigde
? € 91,83 voor explootkosten;
? € 190,00 voor vastrecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 2 februari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.