RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
k.g. nrs. 107884 KG ZA 05-157 en 108219 KG ZA 05-171
uitspraak: 4 mei 2005
DE PRESIDENT ALS VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
in de zaak met nr. 107884 KG ZA 05-157, aanhangig tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. C. Borstlap,
advocaat mr. A.P. Maes te Apeldoorn,
al degenen die zonder recht of titel verblijven in de onroerende zaak of gedeelte daarvan, staande en gelegen aan de [adres] te ([postcode]) [woonplaats] ([naam onroerende zaak]) en wier namen en woonplaatsen eiser niet bekend zijn,
gedaagden,
van hen is alleen [A] verschenen (toevoeging aangevraagd),
advocaat mr. E.Th. Hummels te Zeist;
alsmede in de zaak met nr. 108219 KG ZA 05-171, aanhangig tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. C. Borstlap,
advocaat mr. A.P. Maes te Apeldoorn,
[B],
ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats],
gedaagde (toevoeging aangevraagd),
advocaat mr. E.Th. Hummels te Zeist.
[eiser] heeft gedaagden in beide zaken doen dagvaarden in kort geding.
De twee zaken zijn gevoegd behandeld omdat zij identieke problematiek betreffen.
Van de gedaagden in de zaak met nummer 107884 KG ZA 05-157 is alleen [A] verschenen. Tegen de overige gedaagden is verstek verleend.
De ter zitting toegelichte vordering van [eiser] in de zaak met nummer 107884 KG ZA 05-157 strekt ertoe dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden veroordeelt om [naam onroerende zaak], staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats], binnen een dag na betekening van het te wijzen vonnis ter beschikking van [eiser] te stellen en met alle daarin aanwezige personen en zaken te ontruimen, te verlaten en ontruimd te houden, met bepaling dat het te wijzen vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 557a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gedurende een periode van een jaar na de dag waarop het vonnis wordt uitgesproken, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich in Landwijk bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
De ter zitting toegelichte vordering van [eiser] in de zaak met nummer 108219 KG ZA 05-171 strekt ertoe dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [B] veroordeelt om [naam onroerende zaak], staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats], binnen een dag na betekening van het te wijzen vonnis ter beschikking van [eiser] te stellen en met alle daarin aanwezige personen en zaken te ontruimen, te verlaten en ontruimd te houden, op straffe van een dwangsom van EUR 2.500,- per dag voor iedere dag dat [B] in gebreke is volledig en correct aan de veroordeling te voldoen, met veroordeling van [B] in de kosten van het geding.
[A] en [B] hebben tegen de vorderingen verweer gevoerd, met conclusie tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiser] in de kosten van beide procedures.
Ten slotte is vonnis bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan in beide zaken
1 Tussen partij was onder meer in geschil de vraag of de daags voor de dag van de behandeling van het kort geding toegefaxte producties in het geding betrokken konden worden. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord, al was deze toezending beduidend te laat. De inhoud was evenwel van dien aard dat eiser in zijn processuele belangen niet werd geschaad, zodat kennisneming daarvan niet strijd met een behoorlijke procesorde.
2 [eiser] is sinds 15 maart 2004 eigenaar van de in het petitum genoemde onroerende zaak [naam onroerende zaak], een beschermd gemeentelijk monument, aan de [adres] te [woonplaats].
3 [A] en [B] alsmede overige, bij [eiser] niet nader bekende personen hebben op 10 april 2005 zonder recht of titel het pand in gebruik genomen (gekraakt), zoals zij ook met zoveel woorden hebben erkend. Aldus handelen zij onrechtmatig jegens [eiser], zodat deze in beginsel gerechtigd is ontruiming te verlangen. De vraag die partijen in deze zaken in het bijzonder verdeeld houdt is in het bijzonder of [eiser] op dit moment een voldoende spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevraagde voorziening.
4 [B] en [A] zijn van mening dat het spoedeisend belang thans niet aanwezig is. Daartoe hebben zij gesteld, kort weergegeven en voor zover relevant, dat [eiser] in de loop van 2004 niet echt werk heeft gemaakt van zijn voornemen om [naam onroerende zaak] te restaureren, mede gezien het overzicht van [eiser]s architect van 19 april 2005 waaruit onder meer kan worden afgeleid dat eerst geprobeerd is de bestemming van het pand gewijzigd te krijgen en dat pas in september 2005 verlening van de (bouw)vergunning voor restauratie wordt verwacht. Volgens [B] en [A] conflicteert de realisering van [eiser]s plannen met [naam onroerende zaak] op dit moment dan ook niet met hun belang om in ieder geval voorlopig in het pand te blijven wonen, mede in verband met hun probleem om passende woonruimte in [woonplaats] te vinden. Verder hebben zij betwijfeld dat hun kraakactie heeft geleid tot opzegging per 12 april 2005 door Stad Rotterdam Verzekeringen van de opstalverzekering van [naam onroerende zaak], zoals [eiser] wil doen geloven aan de hand van de brief van Stad Rotterdam Verzekeringen van die datum. Naar hun zeggen is niet uitgesloten dat de leegstand van [naam onroerende zaak] (mede) aanleiding is geweest voor die beëindiging en dat het wel verzekerbaar is bij andere verzekeraars. Om het pand te verzekeren is het dus niet nodig dat zij dat op korte termijn verlaten, aldus [A] en [B].
5 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in voldoende mate gebleken dat [eiser] voldoende voortvarend te werk is gegaan met zijn plannen om [naam onroerende zaak] te restaureren en uit te breiden. Zo is voldoende komen vast te staan dat voor financiering daarvan al is zorggedragen en zijn in de loop van 2004 de nutsvoorzieningen afgesloten en hebben diverse (strip- en sloop)werkzaamheden plaatsgevonden in en aan het pand om het gereed te maken voor de restauratie- en uitbreidingswerkzaamheden. Verder heeft [eiser]s architect, [naam architect] van HLH architecten te Zwolle, blijkens diens bovengenoemd overzicht in het kader van een informele pré-adviesprocedure frequent overleg gehad met medewerkers van de Gemeentelijke Dienst Vergunningen van de gemeente Zwolle over de gebruiksmogelijkheden van [naam onroerende zaak], mede aan de hand van verscheidene schetsontwerpen. Onweersproken is dat dat overleg er uiteindelijk toe heeft geleid dat medewerkers van de Afdeling Stedenbouw en Welstand van de gemeente Zwolle thans in hoofdlijnen akkoord zijn met de laatstelijk gewijzigde plannen van [eiser] die blijkbaar voldoende rekening houden met de vigerende bestemming en met het monumentale karakter van [naam onroerende zaak]. Derhalve is [eiser]s verwachting dat de betreffende vergunningsaanvraag ( het gaat hier om een gebonden vergunning) voor restauratie en uitbreiding van het pand in mei 2005 zal kunnen worden ingediend alsmede dat de vergunning in september 2005 ook daadwerkelijk zal worden verleend, voldoende realistisch. Dit betekent dat naar verwachting in september 2005 met de voorgenomen werkzaamheden kan worden begonnen.
6 Op grond van het vorenoverwogene is de voorzieningenrechter van oordeel dat de spoedeisendheid van [eiser] bij zijn vordering in voldoende mate gebleken is en dat het belang van [eiser] bij ontruiming van het pand zwaar dient te wegen. Relevant is dat van spoedeisendheid niet alleen sprake is wanneer de gevraagde voorziening onmiddellijk of praktisch onmiddellijk dient plaats te vinden, doch ook wanneer de eisende partij een gerechtvaardigd belang heeft duidelijkheid te hebben over een feitelijke situatie op een (korte) termijn van bijvoorbeeld twee maanden of daaromtrent. Aan toewijzing van de vordering kan dan nog slechts een afweging van de belangen van [eiser] tegen die van gedaagden in de weg staan. Op dit punt is door [A] en [B] gesteld dat zij groot belang hebben bij voortgezet gebruik van het gekraakte pand, omdat vervangende woonruimte voor hen in [plaats] niet voorhanden is. Dat gestelde belang moet echter wijken voor [eiser]s belang bij ontruiming. In zoverre is de gevorderde ontruiming dan ook toewijsbaar, ook jegens de niet verschenen gedaagden nu de vordering tegen hen ongegrond noch onrechtmatig is.
7 De vraag is vervolgens welke termijn voor ontruiming dient te worden bepaald. Daarbij speelt een rol dat [eiser] op z'n vroegst in september 2005 met de voorgenomen werkzaamheden kan beginnen, zoals boven reeds overwogen. Verder is van belang dat [eiser] financieel risico loopt, indien [naam onroerende zaak] door de kraakactie daadwerkelijk onverzekerbaar is, zoals [eiser] heeft gesteld mede naar aanleiding van de beëindiging door Stad Rotterdam Verzekeringen van de verzekering van het pand per 12 april 2005. De voorzieningenrechter is er niet op voorhand van overtuigd dat het pand door de kraakactie niet toch te verzekeren is zij het vermoedelijk tegen een aanmerkelijk hogere verzekeringspremie dan wanneer het niet gekraakt zou zijn. In dit geval is onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat dit financieel nadeel geheel voor rekening van [eiser] te laten. Ten slotte is de zorg van [eiser] over de (on)veiligheid van het pand voor bewoning door de krakers bepaald niet ongegrond, nu naar zeggen van [A] en [B] het pand door een derde (niet zijnde een erkend installatiebedrijf) weer op het lichtnet is aangesloten terwijl onvoldoende is komen vast te staan dat dat kundig en met inachtneming van veiligheidsvoorschriften is gedaan. Al deze omstandigheden in aanmerking nemende bestaat aanleiding om na te melden termijn voor ontruiming te bepalen.
8 De overige verweren behoeven geen verdere bespreking meer, nu de vorderingen in beide zaken reeds op voorgaande gronden toewijsbaar zijn, met dien verstande dat de tegen [B] gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
9 Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
De president als voorzieningenrechter:
I veroordeelt gedaagden om [naam onroerende zaak], staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats], uiterlijk 1 juli 2005 ter beschikking van [eiser] te stellen en met alle daarin aanwezige personen en zaken te ontruimen, te verlaten en ontruimd te houden, met bepaling dat dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 557a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gedurende een periode van een jaar na 4 mei 2005 ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich in [naam onroerende zaak] bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
in de zaak met kg. nr. 107884 KG ZA 05-157
II verwijst gedaagden in de proceskosten en veroordeelt hen tot betaling daarvan aan [eiser], welke kosten, voor zover tot heden aan zijn zijde gevallen, worden bepaald op EUR 329,60 voor verschotten en EUR 816,- voor salaris procureur;
in de zaak met kg. nr. 108219 KG ZA 05-171
III verbindt aan de veroordeling van gedaagde [B] een dwangsom van EUR 500,- per dag voor iedere dag dat [B] in gebreke is volledig en correct aan deze veroordeling te voldoen, onder bepaling dat uit hoofde van dit vonnis geen hoger bedrag aan dwangsommen kan worden verbeurd dan EUR 25.000,-;
IV verwijst [B] in de proceskosten en veroordeelt hem tot betaling daarvan aan [eiser], welke kosten, voor zover tot heden aan zijn zijde gevallen, worden bepaald op EUR 329,60 voor verschotten en EUR 408,- voor salaris procureur;
V verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI wijst af het meer of anders gevorderde.
Gewezen door mr. E.A. Maan, president als voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.