ECLI:NL:RBZLY:2005:AT5878

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
265046 CV 05-620
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning met matiging van incassokosten

In deze zaak vorderde de stichting Woningstichting Rentre, vertegenwoordigd door gemachtigde H.J. Jansen, de ontbinding van de huurovereenkomst met gedaagden en ontruiming van de woning. Eiseres stelde dat gedaagden een betalingsachterstand hadden van € 1.477,27, welke na een betaling van € 50,- was verminderd tot € 1.427,27. Daarnaast vorderde zij buitengerechtelijke incassokosten van € 788,97 en vertragingsrente van € 98,93. Gedaagden erkenden de huurovereenkomst en de huurachterstand, maar betwistten de hoogte van de gevorderde incassokosten, stellende dat hun achterstand nooit het bedrag van € 5.096,60 had bereikt. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde incassokosten onredelijk waren, gezien de goede wil van gedaagden om aan hun verplichtingen te voldoen. De rechter matigde de incassokosten tot € 323,63 inclusief BTW. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd toegewezen, evenals de vertragingsrente. Gedaagden werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die aangepast werden op basis van de eerdergenoemde redenering. Het vonnis werd uitgesproken op 19 mei 2005 door kantonrechter A.H. Canté.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Deventer
Zaaknr.: 265046 CV 05-620
datum : 19 mei 2005
Vonnis in de zaak van:
de stichting WONINGSTICHTING RENTRE,
gevestigd te Deventer,
eisende partij,
gemachtigde H.J. Jansen, gerechtsdeurwaarder te Deventer,
tegen
1. [GEDAAGDE 1],
2. [GEDAAGDE 2],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon bij gedaagde sub 1.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- het antwoord van de gedaagde partij
- de nadere toelichting van partijen.
Het geschil
Eiseres vordert ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen, ontruiming van het gehuurde plus schadevergoeding, incasso- en proceskosten. Gedaagden hebben de vordering ten dele betwist.
De beoordeling
1.
Eiseres baseert haar vordering op een huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning te [woonplaats] aan [adres] (hierna: het gehuurde). Zij stelt dat gedaagden een betalingsachterstand hebben opgelopen, per datum dagvaarding groot € 1.477,27, welk bedrag zij bij repliek met een na dagvaarding ontvangen betaling groot € 50,- heeft verminderd tot
€ 1.427,27. Zij vordert voorts € 788, 97 terzake van buitengerechtelijke incassokosten en
€ 98, 93 terzake van vertragingsrente.
2.
Gedaagden hebben de door eiseres gestelde huurovereenkomst en ook de berekende huurachterstand erkend. Zij hebben echter verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, stellende dat hun betalingsachterstand nimmer een bedrag van € 5.096,60, waarop de incassokosten door eiseres zijn berekend, heeft bereikt omdat zij steeds betalingen hebben verricht.
3.
Bij repliek heeft eiseres uitvoerig het verloop van de huurachterstand en de door gedaagden verrichte betalingen geschetst. Uit die schets blijkt inderdaad dat de betalingsachterstand van gedaagden op geen enkel moment het niveau van € 5.096,60 heeft bereikt, zelfs de helft werd niet gehaald. Wel is de som van de afzonderlijk enige tijd openstaande bedragen, zoals die in de loop van de buitengerechtelijke behandeling door de gemachtigde van eiseres in de sommaties zijn betrokken, op € 5.096,60 uitgekomen. Bij die stand van zaken acht de kantonrechter toewijzing van de gevraagde incassokosten volgens het Rapport Voorwerk II op basis van het aldus berekende bedrag onredelijk. Uit de periodieke deelbetalingen, huurbetalingen en aflossingsbedragen, op tijd of te laat, blijkt immers van de goede wil van gedaagden om aan hun verplichtingen te voldoen. Als die inspanningen worden “beloond” door het in rekening brengen van hetzelfde kostenbedrag dat ook zonder die betalingen verschuldigd zou zijn, is sprake van een onredelijke bejegening. Een redelijke benadering brengt mee dat in zo een geval het bedrag van de buitengerechtelijke incassokosten wordt berekend volgens de staffel van het Rapport Voorwerk II op basis van het gemiddeld openstaande bedrag in de periode vanaf de aanvang van de werkzaamheden van de incassogemachtigde tot aan de dagvaarding. Bij dit alles speelt ook een rol dat meestal, zoals blijkens de overgelegde producties ook in deze zaak, de buitengerechtelijke incasso-activiteiten, na het innemen van de zaak en de initiële werkzaamheden, beperkt blijven tot het zenden van standaard aanmaningen waarbij alleen zonodig de bedragen aangepast worden. Om die reden ontbreekt ook een redelijk verband tussen de oplopende normbedragen van het Rapport Voorwerk II en de extra incassowerkzaamheden in zaken als deze.
4.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn op grond van hetgeen terzake onder 3 werd overwogen in deze zaak toewijsbaar tot een bedrag groot € 323,63 inclusief BTW.
5.
Nu de vordering is erkend tot een bedrag dat de verschuldigde huur over drie maanden overschrijdt zijn de gevorderde ontbinding en ontruiming toewijsbaar. Ook de gevorderde vertragingsrente is niet betwist en aldus toewijsbaar.
6.
Gedaagden worden als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het terzake toe te passen tarief wordt echter aangepast overeenkomstig de hiervoor onder 3 opgenomen redenering.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning te [woonplaats aan [adres], met ingang van heden;
- veroordeelt gedaagden om binnen twee weken na betekening van dit vonnis genoemde woning te ontruimen en te verlaten en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van eiseres te stellen;
- machtigt eiseres om, indien gedaagden met die bevolen ontruiming in gebreke zou blijven, deze zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
- veroordeelt gedaagde verder om tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.849,83, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van
€ 1.427, 27 te rekenen van de dag der dagvaarding tot de voldoening, alsmede zoveel maal € 437,21 als er maanden verlopen vanaf 1 januari 2005 tot de dag der ontruiming;
- veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op:
? € 270,00 voor salaris gemachtigde
? € 102,26 voor explootkosten
? € 192,00 voor vastrecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 19 mei 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.