ECLI:NL:RBZLY:2005:AT6458
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontruimingsvordering op basis van Leegstandwet voor niet gebouwde onroerende zaak
In deze zaak heeft de gemeente Dalfsen een vordering ingediend tot ontruiming van een standplaats op basis van de Leegstandwet. De gemeente had op 14 mei 2004 een vergunning verleend en een tijdelijke huurovereenkomst gesloten met de gedaagde, die niet verschenen was op de zitting. De gemeente heeft de huurovereenkomst opgezegd per 14 maart 2005, maar de gedaagde heeft hier geen gevolg aan gegeven. De gemeente heeft vervolgens een vordering tot ontruiming ingediend, waarbij zij verzocht om een voorlopige voorziening.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er grote terughoudendheid moet worden betracht bij het toewijzen van een ontruimingsvordering in kort geding. De gemeente heeft gesteld dat de gedaagde de huurovereenkomst niet heeft nageleefd, maar de kantonrechter oordeelde dat de door de gemeente ingeroepen Leegstandwet niet van toepassing is op de standplaats, omdat deze niet kan worden gekwalificeerd als 'woonruimte in een gebouw'.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedaagde recht heeft op huur- en ontruimingsbescherming, zoals neergelegd in de relevante wetgeving. De opzegging van de huurovereenkomst en de sommatie tot ontruiming hebben geen effect, omdat de standplaats niet onder de Leegstandwet valt. Daarom heeft de kantonrechter de vordering van de gemeente afgewezen en de gemeente veroordeeld in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om zorgvuldig om te gaan met de toepassing van de Leegstandwet en de rechten van huurders te respecteren, vooral in situaties waarin de huurovereenkomst niet duidelijk voldoet aan de vereisten van de wet.