ECLI:NL:RBZLY:2005:AT8252

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
265124 CV 05-790
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens ernstige overlast door huurders

In deze zaak heeft de kantonrechter op 28 juni 2005 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen de vereniging Beter Wonen Vechtdal en de huurders, hierna aangeduid als huurder 1 en huurder 2. De eisende partij, Beter Wonen Vechtdal, heeft de huurders aangeklaagd wegens voortdurende overlast en pestgedrag jegens buren, wat volgens de verhuurster de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De zaak volgde op een tussenvonnis van 22 maart 2005, waarin de verhuurster was opgedragen bewijs te leveren van de overlast veroorzaakt door de huurders. Tijdens de comparitie na antwoord op 13 april 2005 zijn er getuigenverklaringen afgelegd door zowel de verhuurster als de huurders, waarbij de verhuurster acht getuigen heeft voorgebracht en de huurders ook getuigen hebben opgeroepen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is geleverd van ernstige overlast door huurder 2, die zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan hinderlijk gedrag en pestgedrag. Dit gedrag omvatte bedreigingen, fysiek geweld en andere vormen van overlast die door meerdere getuigen zijn bevestigd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de overlast zo ernstig is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De rechter heeft ook opgemerkt dat huurder 1, als echtgenote van huurder 2, verantwoordelijk is voor het niet kunnen of willen voorkomen van dit gedrag.

De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurster toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de huurders veroordeeld om binnen twee weken de woning te ontruimen. Tevens zijn de huurders veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een goede buurrelatie en het recht van omwonenden op een ongestoord huurgenot.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr.: 265124 CV EXPL 05-790
datum : 28 juni 2005
Vonnis in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid BETER WONEN VECHTDAL,
gevestigd te Hardenberg,
eisende partij, hierna verhuurster genoemd,
gemachtigde mr. O.C.A. Millaard, advocaat te 8001 BA Zwolle, Postbus 1036,
tegen
1. [HUURDER 1]
2. [HUURDER 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna huurders genoemd,
gemachtigde mr. F. Sieders, advocaat te 7740 AD Coevorden, Postbus 165.
Het procedureverloop
Ingevolge het tussenvonnis van 22 maart 2005 heeft op 13 april 2005 een comparitie na antwoord plaatsgevonden. Bij tussenvonnis van 19 april 2005 is, voor het geval partijen niet tussentijds tot een regeling zouden komen, aan verhuurster opgedragen te bewijzen dat huurders zodanige overlast hebben veroorzaakt dat hetzij ontbinding gerechtvaardigd is, hetzij de subsidiair ingeroepen opzeggingsgrond aanwezig is.
Verhuurster heeft acht getuigen voorgebracht en namens de verhinderde getuige wijkagent [wijkagent] een mutatielijst overgelegd, waarna huurders in contra-enquête huurder sub 2 en nog zes andere getuigen hebben voorgebracht, en een schriftelijke verklaring van de heer en mevrouw [mevrouw] hebben overgelegd. De ook overgelegde brief van politieagent [politieagent] was reeds bij dagvaarding door verhuurster in geding gebracht.
Ook hebben huurders nog een brief van [naam] d.d. 23 juni 2005 toegezonden.
Vonnis is bepaald op heden.
De beoordeling
1.
Dat namens huurders nog een schriftelijke verklaring van [naam] zou worden overgelegd is niet conform de op 22 juni 2005 met partijen gemaakte afspraak, terwijl [naam] ook niet door huurders als getuige was aangezegd en namens verhuurster ter zitting dus ook geen afstand is gedaan van het recht om op deze brief te reageren. Op zichzelf is het daarom in strijd met de goede procesorde indien de kantonrechter de inhoud van deze brief zou meewegen in haar oordeel.
Toch zal de kantonrechter dat in dit geval doen omdat daarmee naar haar oordeel in dit bijzondere geval uiteindelijk de intrinsieke belangen van huurders zijn gebaat en die van verhuurster niet worden geschaad. De kantonrechter komt hierop terug in overweging 7.
2.
Uit de processtukken die waren gewisseld voorafgaand aan de getuigenverhoren was reeds duidelijk dat zich al vele jaren in de buurt waar huurders wonen meer of minder merkwaardige incidenten voordoen, waarover buurtbewoners zich opwinden en waarvan zij soms de politie en/of verhuurster in kennis hebben gesteld. Verhuurster heeft de huurovereenkomst bij aangetekende brieven van 19 augustus 2004 opgezegd tegen 1 maart 2005 op grond van gedrag dat een goed huurder niet betaamt.
Bij deze incidenten was steeds huurder sub 2 op enigerlei wijze betrokken, in die zin dat hij als de dader werd aangewezen of, incidenteel, zelf als slachtoffer aangifte deed bij de politie. Het aantal incidenten dat de politie bekend is blijkt uit de aan de getuigenverklaringen gehechte mutatielijst vanaf 1997 van wijkagent [wijkagent], waarop overigens ook enkele incidenten staan die niet huurders maar naamgenoten op een ander adres betreffen. De relevante meldingen betreffen overlast, vernieling, beschadiging, vermissing, aangetroffen goederen, verdachte situatie, bedreiging, burenruzie en vele malen buren/relatieprobleem, een en ander volgens de melder veroorzaakt door huurder sub 2.
3.
Geenszins viel uit te sluiten dat dergelijke meldingen geheel onterecht waren, of weliswaar een kern van waarheid bevatten maar steeds afkomstig waren van dezelfde persoon die een appeltje met huurders te schillen had. Ook denkbaar was dat enigszins afwijkend en door een enkeling in de buurt als hinderlijk ervaren gedrag in een buurt met veel sociale binding werd opgeblazen tot grotere proporties, waarna huurders voor meer mensen de automatische zondebok werden van alles wat maar enigszins als hinderlijk werd ervaren en waarvan niet duidelijk was wie daarvoor verantwoordelijk kon worden gehouden.
De massale opkomst van buurtbewoners ter comparitie deed in ieder geval wel een grote betrokkenheid van de buurt bij dit geschil vermoeden, en gelet op de vijandige houding richting huurders lag de sympathie bepaald niet bij huurders.
Omdat het onder ede moeten afleggen van verklaringen door omwonenden de buurtverhoudingen nog meer onder druk kon zetten, en die verhoudingen mogelijk nog meer op scherp zouden worden gesteld na bewijswaardering door de kantonrechter, leek een vrijwillige verhuizing van huurders naar een door verhuurster aan te bieden andere woning buiten de buurt een goede uitweg. Dat heeft echter niet zo mogen zijn.
4.
De kantonrechter stelt voorop dat, net zoals voortdurend te laat betalen van de huur op enig moment wanbetaling wordt en dan grond is voor ontbinding van de huurovereenkomst, ook voortdurend pesten van buren op een gegeven moment zo ernstig kan zijn dat deze overlast ontbinding rechtvaardigt.
5.
De thans te beantwoorden vraag is of zodanig ernstige overlast door huurders is komen vast te staan. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is, althans voor zover het huurder sub 2 betreft.
Reeds uit zijn eigen verklaring blijkt afdoende dat een aantal van de hiervoor bedoelde meldingen en bij verhuurster ingediende klachten klopte, en dat die meldingen van verschillende personen afkomstig waren. Zo heeft huurder uitdrukkelijk erkend dat hij een buurtgenoot voor potloodventer heeft uitgemaakt, tegen een revaliderende buurtgenoot heeft gezegd dat hij het jammer vond dat hij nog liep en een ander verweten heeft een rooie alcoholkop te hebben. Hij erkent weer een ander een klap op zijn hoofd te hebben gegeven en een volgende twee klappen tegen het hoofd. Ook heeft hij wel eens op de tussenmuur aan de kant van [[een buurtbewonder]] gestompt en ondanks verzoek van een buurman geweigerd op te houden met het tikken met zijn trouwring op een stoel, waarna die buurman met een greep en hij met een steen tegenover elkaar kwamen te staan. Ook heeft hij een paar kraaien in de buurt zodanig verminkt dat zij niet meer konden vliegen.
De van de kant van verhuurster gehoorde woonconsulent heeft met stelligheid verklaard over ook andere klachten die hij vanaf zijn indiensttreding bij verhuurster in september 2002 van vele bewoners ontving. Die klachten betreffen het gooien van hondenpoep over schuttingen, het besmeuren van deurkrukken, het leggen van punaises onder voorbanden, naroepen van mensen en stenen gooien. Volgens deze getuige heeft hij huurder sub 2 hiermee geconfronteerd waarna deze aangaf een pestkop te zijn en dat een paar beschuldigingen klopten, maar niet alles. Daarbij heeft huurder sub 2 niet aangegeven wat er niet klopte. Volgens de woonconsulent hielden de klachten over overlast aan, hetgeen hij op een door hem georganiseerde bewonersavond uitgebreid en van een grote groep mensen vernam. Daarna heeft hij, zo verklaart deze getuige, samen met de wijkagent een gesprek met huurder sub 2 gehad waarin laatstgenoemde herhaalde dat sommige klachten wel en andere niet klopten, zonder daarbij erg specifiek te zijn. De klachten hielden ondanks dit gesprek aan.
Getuige [[naam getuige]] verklaart, ook overtuigend, dat hij huurder sub 2 met een katapult onbekende voorwerpen heeft zien schieten op een in de buurt wandelende bejaarde man, en hem iets heeft zien gooien naar het huis van overbuurman [naam getuige]. Ook heeft hij gezien dat huurder sub 2 deze overbuurman klappen op het hoofd heeft gegeven (huurder sub 2 heeft één klap erkend). Ook wijkbewoner [[naam wijkbewoner]] heeft huurder sub 2 een steen zien gooien in de richting van het huis van een ander.
Getuige [[naam getuige]] heeft onder andere verklaard over bedreigende opmerkingen die huurder sub 2 rechtstreeks naar haar heeft geuit, en indirect via zijn familie in de buurt, en over hinderlijk volgen door huurder sub 2. Ook getuige [[naam getuige]] verklaart daarover.
De kantonrechter is van oordeel dat hiermee genoegzaam vast staat dat huurder sub 2 zich bij herhaling aan hinderlijk gedrag en pestgedrag heeft schuldig gemaakt. Omdat in dat gedrag geen verbetering is gekomen, ondanks herhaalde waarschuwingen van verhuurster, is thans sprake van ernstige wanprestatie die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De omwonenden hebben recht op redelijk ongestoord huurgenot en verhuurster heeft er recht op dat zij na duidelijke interventies verschoond blijft van verdere klachten over wangedrag van huurder sub 2.
6.
De in contra-enquête aangevoerde verklaringen doen aan het voorgaande niet af. Sterker nog, de verklaring van huurder sub 2 zelf levert bewijs op in zijn nadeel, terwijl de paar verklaringen waarin de loftrompet wordt gestoken over zijn behulpzaamheid ten opzichte vaan een paar buren niet ontkrachten dat er ook negatieve verklaringen over het gedrag van huurder sub 2 zijn afgelegd, ook door de in contra-enquête gehoorde [naam getuige] die toegeeft dat hij van huurder sub 2 enkele jaren terug een klap op zijn hoofd heeft gehad.
7.
En dan is er tenslotte de onaangekondigde schriftelijke verklaring van [naam], die geen van de persoonlijke gegevens verschaft die getuigen bij hun beëdiging behoren op te geven, wel bij de getuigenverhoren aanwezig is geweest en die zich nadrukkelijk opwerpt als neutrale persoon die met een langdurige politie-ervaring uit het verleden van afstand toekijkt op de situatie. Volgens [naam] wordt er met een tunnelvisie naar de buurtproblemen gekeken en is de focus bij problemen te eenzijdig op huurder sub 2 gericht. De afgelopen tijd zouden zich volgens hem ook geen incidenten meer hebben voorgedaan.
De kantonrechter heeft deze verklaring toch meegewogen in haar beoordeling, omdat huurder sub 2 weinig pleitbezorgers had, het door verhuurster gevorderde diep ingrijpt in zijn privé-leven en het inderdaad de vraag was of huurder sub 2 niet, ten onrechte, de vanzelfsprekende zondebok voor alle buurtproblemen was, zoals aangegeven in de eerste alinea van overweging 3. De bewijsmiddelen zijn evenwel onder overweging 5 samengevat en de kantonrechter acht dit bewijs voldoende om te kunnen spreken van ernstige en onduldbare overlast. Onjuist is de veronderstelling van [[naam]] dat die overlast al enige tijd is gestaakt. Zo verklaart getuige [[naam getuige]] dat verhuurster ook na de comparitie na antwoord klachten ontving over gedrag van huurder sub 2; getuige [[naam getuige]] verklaart dat en waarom zij zich na die zitting nog meer bedreigd voelt en getuige [[naam getuige]], die verklaart te zijn verhuisd omdat hij niet meer tegen de terreur van huurder sub 2 kon, geeft aan dat huurder sub 2 zijn gezin ook na die verhuizing volgt. Op de mutatielijst staan nog 3 incidenten uit mei 2005 en [[naam getuige]] heeft enigerlei vorm van politiebescherming waarvan de kennelijke noodzaak is terug te voeren op verwijten aan het adres van huurder sub 2. Hoewel dit alles in bewijstermen niet sterk is, gaat het beslist te ver om te kunnen zeggen dat de overlast inmiddels is gestaakt.
8.
Hier komt tenslotte nog bij dat de kantonrechter huurder sub 2 een aantal aan hem gerichte verwijten heeft horen en zien toegeven op een manier die niet getuigt van inzicht in het schadelijke van zijn gedrag voor anderen, en het ontoelaatbare van dat gedrag. Met een stralend gezicht vertelde hij bijvoorbeeld over de klap die hij overbuurman [naam getuige] heeft gegeven en over de akelige opmerkingen die hij naar omwonenden heeft gemaakt. Huurder sub 2 lijkt niet te beseffen dat zijn houding ter zitting bepaald niet de-escalerend heeft gewerkt. Hij lijkt zich in het geheel niet bewust van de woede en het verdriet dat het door hemzelf erkende gedrag bij buurtbewoners oproept. En naar het oordeel van de kantonrechter dient aan die situatie een einde te komen door ontruiming van het gehuurde.
Hoewel het hiervoor besproken wangedrag uitsluitend is vertoond door huurder sub 2, rekent de kantonrechter het huurster sub 1 aan dat zij dit structurele gedrag niet heeft kunnen of willen voorkomen en dat zij evenmin, als echtgenote, door inschakeling van deskundigen maatregelen heeft genomen om haar man tot gedragsverandering te brengen. Daarom wordt de ontbinding ook tegen haar uitgesproken.
De primaire vordering wordt daarom toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op de gebruikelijke twee weken in plaats van twee dagen na betekening van dit vonnis. Huurders worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure, waaronder de schadeloosstelling voor getuigen aan de zijde van verhuurster.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning [perceel], met ingang van heden;
- veroordeelt huurders om binnen twee weken na betekening van dit vonnis genoemde woning te ontruimen en te verlaten met al het hunne en de hunnen en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van verhuurster te stellen, en om de woning vervolgens ontruimd te houden;
- machtigt verhuurster om, indien huurders met die bevolen ontruiming in gebreke zou blijven, deze zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
- veroordeelt huurders in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van verhuurster begroot op:
? € 472,50 voor salaris gemachtigde
? € 71,93 voor explootkosten
? € 40 voor verschotten, bestaande uit getuigentaxen aan de kant van verhuurster
? € 276 voor vastrecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 28 juni 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.