RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
de Afdeling Kampen - Zwartewaterland van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante bedrijf “Horeca Nederland”,
gevestigd te Kampen,
eiseres,
gemachtigde: D.A. Hogervorst, werkzaam bij de Stichting Bevordering Eerlijke Mededinging horeca-activiteiten, gevestigd te Woerden,
het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland,
verweerder,
1. de Vereniging Gemeenschapscentrum Kamperzeedijk,
gevestigd te Genemuiden,
2. de Stichting “Het Trefpunt”,
gevestigd te Mastenbroek,
belanghebbenden.
1. Aanduiding bestreden besluit
Verweerders besluit d.d. 11 januari 2005, verzonden 31 januari 2005, kenmerk: 04/383.
Bij onderscheiden besluiten d.d. 18 mei 2004, verzonden 24 mei 2004, heeft verweerder op aanvraag aan de Stichting “Het Trefpunt” te Mastenbroek en aan de Vereniging Gemeenschapscentrum Kamperzeedijk te Genemuiden, vergunningen verleend zoals bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet.
De daartegen door eiseres bij brief d.d. 1 juni 2004 gemaakte bezwaren heeft verweerder bij het bestreden besluit, in afwijking van het advies d.d. 26 oktober 2004 van zijn Commissie bezwaarschriften, ongegrond verklaard.
Tegen dat besluit heeft eiseres bij beroepschrift d.d. 15 februari 2005 beroep ingesteld.
Bij brieven d.d. 31 maart 2005 heeft de rechtbank zowel de Stichting “Het Trefpunt” als de Vereniging Gemeenschapscentrum Kamperzeedijk ambtshalve in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partij aan dit geding deel te nemen en een schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven. Van de gelegenheid tot het geven van een schriftelijke uiteenzetting heeft de Stichting “Het Trefpunt” bij brief d.d. 19 april 2005 gebruik gemaakt.
Een verweerschrift is bij brief d.d. 12 april 2005 ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 juni 2005. Eiseres is verschenen bij gemachtigde D. A. Hogervorst en verweerder bij gemachtigden mw. J.K. van Olst en K. Stoppels, ambtenaren van de gemeente. Tevens is als belanghebbende de Stichting “Het Trefpunt” verschenen, vertegenwoordigd door W.A. de Leeuw en H. Meuleman, onderscheidenlijk voorzitter en secretaris van die stichting, alsook E.H Wursten, leidinggevende van “Het Trefpunt” en G. Visser. De Vereniging Gemeenschapscentrum Kamperzeedijk is vertegenwoordigd door B. Ittersum, voorzitter van het Verenigingsbestuur.
Niet in geding is dat de aan dit beroep ten grondslag liggende drank- en horecavergunningen zijn verleend aan rechtspersonen, niet zijnde naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Daaruit volgt dat verweerder in beginsel bevoegd is aan die vergunningen één of meer voorschriften of beperkingen te verbinden zoals bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet.
In de kern verschillen partijen van mening over de vraag of verweerder terecht heeft nagelaten aan de bij het bestreden besluit gehandhaafde drank- en horecaver- gunningen één of meer in artikel 4 van de Drank- en Horecawet bedoelde voorschriften of beperkingen te verbinden.
Ter uitvoering van dat artikel heeft verweerder bij besluit d.d. 23 december 2003 de “Beleidsregels paracommercie gemeente Zwartewaterland 2003”, verder: de Beleidsregels, vastgesteld.
Ingevolge artikel 1.2 van de Beleidsregels heeft de commerciële horeca het primaat voor het uitoefenen van het horecabedrijf. Dit betekent niet dat de commerciële horeca een absoluut recht heeft op dit terrein. Het uitoefenen van het horecabedrijf in paracommerciële inrichtingen is onder bepaalde voorschriften en beperkingen mogelijk.
Ingevolge artikel 1.3 van de Beleidsregels worden ingevolge artikel 4 van de wet de volgende voorschriften verbonden aan de drank- en horecavergunning van paracommerciële inrichtingen:
a. Het is verboden alcoholhoudende drank te verstrekken voor, tijdens of na bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen, behalve indien het uitvaart- en condoleancebijeenkomsten in kerkelijke inrichtingen betreft;
b. Het is verboden de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard als bedoeld onder a. openlijk aan te prijzen;
c. Alcoholhoudende drank mag uitsluitend worden verstrekt twee uur voor, tijdens en twee uur na de activiteiten die in het kader van de doelstelling van de paracommerciële inrichting mogelijk plaatsvinden, waarbij het laatstbedoelde tijdstip niet na 01.00 uur mag liggen. Per inrichting c.q. per drank- en horecavergunning kan ingevolge de Algemene plaatselijke verordening Zwartewaterland het sluitingsuur anders zijn bepaald.
Ingevolge artikel 1.4 van de Beleidsregels worden als uitzondering op het in artikel 1.3 bepaalde aan te verlenen c.q. verleende drank- en horecavergunningen geen paracommerciële voorschriften verbonden indien:
a. zich in een straal van 4 kilometer rond een paracommerciële inrichting geen commerciële horeca bevindt;
b. het voorzieningenniveau voor de consument te klein wordt zulks naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders.
De rechtbank is van oordeel dat deze beleidsregels, met uitzondering van die genoemd onder artikel 1.4, aanhef en onder a, niet onaanvaardbaar, noch in strijd met een redelijke beleidsbepaling zijn te achten. Genoemd artikel 1.4, aanhef en onder a, van de Beleidsregels acht de rechtbank onaanvaardbaar wegens strijd van de daarbij genoemde afstand van 4 kilometer met artikel 4 van de Drank- en Horecawet. Ingevolge laatstgenoemd artikel 4, voor zover hier van toepassing, immers, verbinden burgemeester en wethouders een of meer voorschriften of beperkingen aan een drank- en horecavergunning die gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden nodig zijn. Omdat burgemeester en wethouders van geval tot geval hebben te beoordelen wat verstaan moet worden onder “plaatselijke of regionale omstandigheden” en wat met het oog daarop nodig is ter voorkoming van mededinging door verstrekking van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd, is het naar zijn aard onmogelijk aan die beoordeling bij voorbaat grenzen te stellen. Nog daargelaten dat “een straal van 4 kilometer” zoals genoemd in artikel 1.4 van de Beleidsregels, gegeven de tegenwoordige (auto)mobiliteit, niet zonder meer een reële afstand kan worden geacht.
Voor zover verweerder danwel belanghebbenden zich op het standpunt stellen dat onder “plaatselijke of regionale omstandigheden” tevens begrepen moeten worden de principiële of andere bezwaren van de plaatselijke bevolking om bijeenkomsten van persoonlijke aard te organiseren in reguliere horeca, biedt de wet of de wetsgeschiedenis daarvoor geen grondslag. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 11 maart 1996, LJN: AN5270, AB 1997, 87 (Dantumadeel).
Ondanks de imperatieve bepaling van artikel 1.3 van de Beleidsregels heeft verweerder bij het bestreden besluit zijn bij het primaire besluit ingenomen standpunt gehandhaafd dat het verbinden van voorschriften aan de drank- en horecavergunning voor de Stichting “Het Trefpunt” desondanks achterwege kan blijven. Hoewel dat niet met zoveel woorden uit het bestreden besluit blijkt heeft verweerder dat kennelijk gedaan met toepassing van artikel 1.4, aanhef en onder a, van de Beleidsregels. Omdat hiervoor reeds is geoordeeld dat dat gedeelte van artikel 1.4 van de Beleidsregels wegens strijd met artikel 4 van de Drank- en Horecawet buiten toepassing moet blijven, kan het bestreden besluit niet in stand blijven en komt het reeds daarom voor vernietiging in aanmerking.
Ook afgezien daarvan, kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Wat de drank- en horecavergunning voor “Het Trefpunt” betreft heeft verweerder de afwijking van artikel 1.3 van de Beleidsregel gemotiveerd door erop te wijzen dat in “Het Trefpunt” uitsluitend vergaderingen van kerkelijke aard worden gehouden. Deze vergaderingen worden ook alleen door inwoners van Mastenbroek bezocht. Volgens verweerder bedraagt het aantal per jaar gehouden bruiloften en partijen minder dan 5, terwijl namens de Stichting “Het Trefpunt” ter zitting is verklaard dat het aantal (verjaars)partijen één tot anderhalf per maand bedraagt. Gelet op deze feiten en omstandigheden valt niet in te zien waarom geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 1.3 van de Beleidsregels en wat bruiloften en partijen betreft aan de Beleidsregels vermeld onder Hoofdstuk 2.
Wat de drank- en horecavergunning voor de Vereniging Gemeenschapscentrum Kamperzeedijk betreft heeft verweerder het achterwege laten van voorschriften en beperkingen gemotiveerd door erop te wijzen dat deze evenmin aan een voorgaande drank- en horecavergunning waren verbonden. Daarbij verliest verweerder evenwel uit het oog dat sindsdien jaren zijn verstreken en dat niet aannemelijk is gemaakt dat de omstandigheden sindsdien ongewijzigd zijn gebleven. In tegendeel: zowel eiseres heeft betoogd, hetgeen verweerder heeft erkend, dat zich in die tussentijd inmiddels café / cafetaria “De Pompe” op een afstand van dat gemeenschapscentrum heeft gevestigd. Weliswaar heeft verweerder er op gewezen dat het cafédeel een oppervlakte heeft van 90 m² en het cafetariadeel van 70 m², doch niet uitsluitend het vloeroppervlak van die inrichting is bepalend voor de vraag of voorschriften of beperkingen moeten worden verbonden aan de drank- en horecavergunning van de Vereniging gemeenschapscentrum Kamperzeedijk , zodat ook hier niet valt in te zien waarom niet één of meer voorschriften of beperkingen zoals bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet moeten worden verbonden aan die vergunning. Bovendien heeft verweerder op dit punt onvoldoende onderzocht en onweersproken gelaten de verwijzing van eiseres naar andere wijzigingen in de omstandigheden zoals de uitbreiding van Hotel “Het Zwarte Water” in Genemuiden in 2001 alsook de door eiseres beweerde groei van het verkoopoppervlak in de drankensector en van de Horeca en cateringbedrijven in de gemeente Zwartewaterland in de periode van 1999 – 2004.
Verweerders betoog tenslotte dat de afweging van de belangen van beide vergunninghouders enerzijds tegen de belangen van de overige horeca hem heeft gebracht tot het geven van doorslaggevende betekenis aan de belangen van die vergunninghouders kan niet gevolgd worden. Immers, artikel 4 van de Drank- en Horecawet laat verweerder voor een dergelijke belangenafweging geen ruimte, nu vaststaat dat in de gemeente Zwartewaterland andere reguliere horeca-ondernemers werkzaam zijn en dat de betrokken instellingen niet onder gelijke voorwaarden deelnemen aan het economisch verkeer als deze horeca-ondernemers. Ook op dit punt verwijst de rechtbank naar hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreffende de gemeente Dantumadeel.
Het vorenoverwogene leidt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder voorafgaand aan het bestreden besluit onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten en dat dat besluit niet is voorzien van een deugdelijke motivering. Daarmee komt dat besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Het beroep is daarom gegrond, zodat het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar d.d. 1 juni 2004 van eiseres hebben te nemen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat voldoende aanleiding.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
gelast dat de gemeente Zwartewaterland aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad € 273.00 vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten, die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken, tot op heden begroot op € 644.00;
wijst de gemeente Zwartewaterland aan als de rechtspersoon die deze kosten vergoedt, te betalen aan eiseres.
Gewezen door mw. mr. M.H.P. Beukelman en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2005 in tegenwoordigheid van mr. P. Bos als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
afschrift verzonden op: 30 juni 2005.