ECLI:NL:RBZLY:2005:AT9043

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
264686 CV 05-749
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schuld van overleden vader gericht tegen zijn kinderen, niet in hun hoedanigheid van erfgenaam

In deze kantonzaak heeft de eiseres, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen de kinderen van haar overleden klant, de heer [vader]. De vordering betreft een betaling van € 564,00 voor werkzaamheden die zijn verricht aan een grafmonument van de overleden vader. De eiseres stelt dat de gedaagden, als wettelijke erfgenamen, aansprakelijk zijn voor deze schuld, ondanks dat zij de nalatenschap niet hebben aanvaard. De gedaagde 1 heeft zich verweerd door te stellen dat hij de nalatenschap niet heeft aanvaard en zich niet verantwoordelijk acht voor de schuld. De eiseres heeft in haar repliek aangevoerd dat de gedaagden van rechtswege erfgenamen zijn en dus aansprakelijk voor de schuld, tenzij zij beneficiair hebben aanvaard of de nalatenschap hebben verworpen.

De kantonrechter heeft overwogen dat de eiseres de gedaagden niet als erfgenamen heeft gedagvaard, maar als natuurlijke personen. Dit betekent dat de eiseres niet kan verhalen op het vermogen van de gedaagden, tenzij de nalatenschap is aanvaard. De rechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de gedaagden de erfgenamen zijn, noch dat de nalatenschap is verdeeld. Bovendien is er geen verklaring van erfrecht overgelegd. De kantonrechter concludeert dat de eiseres niet kan bewijzen dat zij een vordering heeft op de gedaagden, waardoor zij niet ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering. De eiseres wordt bovendien veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde 1.

De uitspraak is gedaan door mr. W.F. Boele, kantonrechter, op 10 mei 2005, in aanwezigheid van de griffier. De gedaagde 2 is niet verschenen en heeft de vordering niet weersproken.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr.: 264686 CV 05-749
datum : 10 mei 2005
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap [EISERES],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij, verder te noemen: “[eiseres]”,
gemachtigde Pranger & Otter, gerechtsdeurwaarders te Meppel,
tegen
[GEDAAGDE 1.] geboren [datum],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon,
en
[GEDAAGDE 2.] geboren op [datum],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
niet verschenen.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 24 januari 2005, ten verzoeke van [eiseres] uitgebracht,
- het antwoord van [gedaagde 1.] en
- de conclusie van repliek van [eiseres].
H. Apeldoorn is in de gelegenheid gesteld om zich naar aanleiding van de conclusie van repliek nader uit te laten, maar heeft niet meer gereageerd.
Het geschil en de beoordeling
1.1
[eiseres] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat zij in opdracht en voor rekening van [vader], de vader van gedaagden, werkzaamheden heeft verricht, erin bestaande dat zij een bestaand grafmonument van een aanvullende inscriptie heeft voorzien en dit monument heeft herplaatst, voor welke werkzaamheden zij bij factuur d.d. 17 december 2003 een bedrag van € 564,00 in rekening heeft gebracht, dat [vader] op [datum], dat gedaagden zijn wettelijke erfgenamen zijn en dat zij, ondanks aanmaning en sommatie, nalaten de betreffende rekening te voldoen, op grond waarvan van hen voormeld bedrag aan hoofdsom is gevorderd. Voorts is gevorderd de contractuele rente van 12% per jaar, een tot en met 20 januari 2005 berekend bedrag ad € 65,04 daaronder begrepen. Tenslotte is aanspraak gemaakt op vergoeding van € 136,00 voor buitengerechtelijke incassokosten.
1.2
[gedaagde 1.] heeft bij antwoord zich tegen de vorde-ring verweerd en daartoe aangevoerd dat hij niemand heeft geschreven of heeft laten weten dat hij de nalatenschap van zijn vader zou aanvaarden en dat hij zich ook niet voor deze nalatenschap verantwoordelijk acht.
[gedaagde 2.] is niet verschenen en heeft derhalve de vordering van [eiseres] niet weersproken.
1.3
[eiseres] heeft bij repliek nader aangevoerd dat gedaagden van rechtswege de erfgenamen van wijlen[vader] zijn en dat zijn vermogen, inclusief de onderhavige schuld aan [eiseres], onder algemene titel op de gedaagden is overgegaan en dat zij dan ook, behoudens beneficiaire aanvaarding of verwerping van de nalatenschap, hetgeen niet gebleken is, aansprakelijk zijn voor de schuld aan [eiseres].
1.4
[gedaagde 1.] heeft, ondanks daartoe geboden gelegenheid, niet meer gereageerd op de conclusie van repliek en dus ook niet op [eiseres]s daarin opgenomen nadere onderbouwing van haar vordering.
2.
De kantonrechter overweegt als volgt.
2.1
In dit geval heeft [eiseres] aangaande een schuld van wijlen hun vader [gedaagde 1.] en [gedaagde 2.] blijkens de dagvaarding niet gedagvaard als zijn erfgenamen doch hen pro se. Kennelijk heeft [eiseres] daarmee niet voor ogen een verhaal van haar vordering op de goederen van de nalatenschap doch een verhaal (direct) op het overige vermogen van de erfgenamen.
2.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 4:7 lid 1 BW moet de onbestreden vordering van [eiseres] op wijlen [vader] in verband met zijn overlijden evenwel worden aangemerkt als een schuld van de nalatenschap die niet met de dood van de erflater is tenietgegaan als bedoeld in sub a. van dat lid.
2.3
Uit het bepaalde in lid 2 van artikel 4:182 BW volgt weliswaar dat bij een dergelijke schuld de erfgenamen met het overlijden van erflater / schuldenaar van rechtswege de schuldenaar worden doch dit brengt op zichzelf nog niet mee dat de erfgenamen, met de goederen der nalatenschap, ook zonder meer met hun overige vermogen voor die schulden aansprakelijk zijn. Dit is in de regel pas aan de orde indien de nalatenschap is verdeeld of voordien zuiver door de (aangesproken) erfgenamen is aanvaard. In lid 2 van artikel 4:184 BW is ook bepaald dat een schuldenaar in beginsel niet verplicht is een schuld van de nalatenschap ten laste van zijn overig vermogen te voldoen, tenzij één van de vier in dat lid genoemde omstandigheden zich voordoet, zoals bijvoorbeeld de genoemde zuivere aanvaarding van de nalatenschap.
2.4
In dit geval is, bij gebrek aan een verklaring van erfrecht, niet gebleken dat gedaagden feitelijk de erfgenaam zijn van wijlen [vader]. Niet valt uit te sluiten immers dat de erflater bij testament anders heeft beschikt. Evenmin is gebleken dat de verdeling van de goederen van de nalatenschap aan de erfgenamen al heeft plaatsgevonden dan wel dat deze schuld niet uit de nalatenschap kan worden / wordt voldaan. Evenmin is voldoende aannemelijk geworden dat één van de vier in lid 2 van artikel 4:184 BW genoemde gronden voor verhaal op het eigen vermogen van de erfgenamen zich in dit geval heeft voorgedaan.
3.
Al met al is daarmee niet aannemelijk geworden dat [eiseres] thans jegens gedaagden een vordering heeft, zodat zij daarin niet ontvankelijk zal worden verklaard, onder haar veroordeling in de proceskosten, voor zover aan de zijde van [gedaagde 1.] gevallen.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart [eiseres] in haar vordering jegens [gedaagden 1 en 2] niet ontvankelijk;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde 1] begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 10 mei 2005 in tegenwoordigheid de griffier.