ECLI:NL:RBZLY:2005:AU0932

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
2 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
270195 CV 05-1467
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte te Zwolle

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 2 augustus 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Friesland Bank N.V. (hierna: 'de Bank') en de besloten vennootschap Spaar Select Holding B.V. (hierna: 'SSH'). De Bank vorderde ontbinding van de huurovereenkomst betreffende een bedrijfsruimte aan de Burgemeester van Royensingel 10a te Zwolle, alsook ontruiming door SSH. De Bank stelde dat SSH vanaf 1 november 2003 geen huur meer had betaald en dat de verplichtingen uit de huurovereenkomst niet rechtsgeldig waren overgedragen aan een derde partij, Qua Raad Advies Holding B.V., die in januari 2004 failliet was verklaard.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Bank niet had ingestemd met een tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst en dat SSH niet had voldaan aan de vereisten voor een contractsoverneming. De rechter oordeelde dat SSH toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen door de huur niet te betalen. De vordering van de Bank tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte werd toegewezen.

De kantonrechter heeft SSH veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur van € 46.285,61, wettelijke rente en schadevergoeding voor de periode na de ontbinding van de huurovereenkomst. Tevens werd SSH in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de Bank direct gebruik kan maken van de uitspraak, ook al kan SSH in hoger beroep gaan.

De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten en de noodzaak om aan wettelijke vereisten te voldoen bij contractsovernames. De rechter heeft ook de rol van de Bank in het proces van indeplaatsstelling en de gevolgen van het niet voldoen aan de contractuele verplichtingen door SSH onder de loep genomen.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr.: 270195 CV 05-1467
datum : 2 augustus 2005
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap FRIESLAND BANK N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eisende partij, verder te noemen: “de Bank”,
gemachtigde mr. M. Getkate, werkzaam bij Oordijk & Partners, gerechtsdeurwaarders te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap SPAAR SELECT HOLDING B.V.,
gevestigd te Breda en kantoorhoudende te Tilburg,
gedaagde partij, verder te noemen: “SSH”,
gemachtigde mr. E. Soederhuizen, werkzaam bij SSH.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 17 maart 2005 en de akte van de Bank,
- het antwoord van SSH,
- de repliek van de Bank en
- de dupliek van SSH.
Het geschil
De vordering van de Bank strekt er toe dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de tussen partijen bestaande huurovereenkomst betreffende de bedrijfsruimte te Zwolle aan de Burgemeester van Royensingel 10a zal ontbinden;
2. SSH zal veroordelen:
a. om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis met al de haren en al het hare te verlaten en geheel te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van de Bank te stellen met machtiging op de Bank om, indien SSH met de bevolen ontruiming in gebreke mocht blijven, deze zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
b. om aan de Bank te betalen bedragen van:
1. € 57.614,33 aan achterstallige huur en rente verschuldigd tot 1 april 2005, vermeerderd met de wettelijke rente over € 54.562,56 vanaf 17 maart 2005;
2. € 1.836,17 aan buitengerechtelijke kosten;
3. € 8.168,05 aan huur voor iedere maand na 1 april 2005 tot aan de ontbinding;
4. € 8.168,05 aan schadevergoeding per maand vanaf de ontbinding tot 1 juni 2007, het moment waarop de huurovereenkomst contractueel eindigt;
met veroordeling van SSH in de kosten van het geding, de beslagkosten daaronder begrepen.
Daartegen heeft SSH verweer gevoerd met conclusie dat de Bank in haar vorderingen niet ontvankelijk wordt verklaard althans dat haar vorderingen worden afgewezen onder veroordeling van de Bank in de kosten van het geding.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat vast dat de Bank ingaande 1 april 2002 voor de duur van 5 jaar en 2 maanden aan SSH heeft verhuurd de bedrijfsruimte te Zwolle aan de Burgemeester van Royensingel 10a tegen een huurprijs van € 8.168,05 per periode van 3 kalendermaanden. Onomstreden is voorts dat de bedrijfsruimte geen bedrijfsruimte betreft in de zin van artikel 7:290 BW en dat SSH vanaf 1 november 2003 geen huur meer aan de Bank heeft betaald.
2.
Kern van het geschil tussen partijen is het antwoord op de vraag of de op SSH rustende verplichtingen uit de huurovereenkomst met medewerking van de Bank per 1 november 2003 zijn overgegaan op een derde, te weten de besloten vennootschap Qua Raad Advies Holding b.v. te Hoogland, verder te noemen: “Qua Raad”, welke vennootschap op 12 januari 2004 in staat van faillissement is verklaard.
2.1
Daarover staat als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken vast dat de Bank medio augustus 2003 door SSH is benaderd met de mededeling dat deze door een inkrimping van haar activiteiten de huurovereenkomst wilde beëindigen, dat de Bank daarop aangaf niet te willen meewerken aan een tussentijdse beëindiging doch eventueel wel aan een indeplaatsstelling en dat SSH vervolgens bij faxbericht van 27 augustus 2003 Qua Raad heeft voorgedragen als opvolgend huurder. Voorts is onomstreden dat de Bank na overleg met SSH en met Qua Raad op 22 september 2003 aan zowel SSH als Qua Raad een schriftelijk uitgewerkte “overeenkomst tot indeplaatsstelling” heeft gezonden met het verzoek deze ondertekend aan de Bank terug te zenden. Niet in geschil is dat dat stuk wel namens de Bank doch niet namens SSH of namens Qua Raad is ondertekend.
2.2
Anders dan SSH veronderstelt, is een contractsoverneming aan een vormvereiste gebonden. Artikel 6:159 lid 1 BW bepaalt immers dat voor de overeenkomst tussen de overdragende partij en de overnemende partij een akte is vereist. SSH heeft niet gesteld noch is dit anderszins gebleken dat zowel zij als Qua Raad de door de Bank opgestelde overeenkomst heeft ondertekend. Daarmee zou voldaan zijn aan bedoelde vereiste. SSH heeft evenmin gesteld noch is dit anderszins gebleken dat tussen haar en Qua Raad een ander stuk is opgemaakt dat als een akte in de zin van artikel 6:159 BW kan worden aangemerkt. Dat de Bank aan die overneming de daarvoor noodzakelijke medewerking wilde verlenen, doet aan het niet voldaan zijn aan het ontstaansvereiste niets af of toe.
2.3
Dat tussen de Bank, SSH en Qua Raad mondeling overeenstemming is bereikt over een indeplaatsstelling, zoals SSH stelt en de Bank betwist, komt dan ook geen betekenis toe. Aan het door SSH gedane bewijsaanbod wordt dan ook als niet ter zake dienend voorbij gegaan.
2.4
De slotsom uit het voorgaande is dan ook dat de - voorgenomen - indeplaatsstelling, aldus een
contractsoverneming als bedoeld in artikel 6:159 BW, niet rechtsgeldig tot stand is gebracht, zodat SSH gebonden is gebleven aan haar verplichtingen uit de met de Bank gesloten huurovereenkomst.
3.
SSH heeft erkend dat zij vanaf 1 november 2003 de betaling van de huurpenningen heeft nagelaten. Anders dan de Bank heeft becijferd, moet de huurachterstand over de periode vanaf november 2003 tot en met maart 2005 op basis van een huur van € 8.168,05 per 3 maanden (en niet per maand, zoals de Bank stelt) op een bedrag van € 46.285,61 worden berekend. Voor zover de Bank in het door haar gestelde bedrag van € 54.562,56 een bedrag van € 8.276,95 aan contractuele boete heeft begrepen, dient dat ter zijde te worden gelaten nu de Bank blijkens haar petitum alleen achterstallige huur en daarover verschenen rente vordert.
4.
Nu aldus met voormeld bedrag aan achterstand ad € 46.285,61 vaststaat dat SSH al geruime tijd achter is met de (volledige) betaling van de verschuldigde huurtermijnen is zij toerekenbaar tekort geschoten in haar verplichtingen jegens de Bank. Dit brengt mee dat, gelet op de hoogte van de hoofdsom en de duur van onvolledige betaling, de vorderingen tot ontbinding en ontruiming voor toewijzing vatbaar zijn als nader in het dictum te melden.
5.
Aan achterstallige huur tot en met maart 2005 zal worden toegewezen het bedrag van
€ 46.285,61. Als niet weersproken zal voorts de gevorderde betaling van huur ad (€ 8.168,05; lees:) € 2.722,68 per maand vanaf 1 april 2005 tot aan de datum van de ontbinding van de huurovereenkomst worden toegewezen.
6.
Wat betreft de door de Bank gevorderde schadevergoeding aan gederfde huur ad (€ 8.168,05; lees:) € 2.722,68 per maand vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot het moment van het contractueel eindigen van de huurovereenkomst per 1 juni 2007 geldt dat deze vergoeding per maand vooralsnog slechts toewijsbaar is tot en met de maand waarbinnen de gehuurde bedrijfsruimte zal zijn ontruimd. Er is thans onvoldoende reden om aan te nemen dat de Bank, mede gelet op de op haar rustende schadebeperkingsplicht, tot aan 1 juni 2007 het gehuurde niet opnieuw zal kunnen verhuren en dat zij aldus ter zake schade zal lijden. Het staat haar vrij om daarover een afzonderlijke procedure aan te spannen.
7.
De door de Bank gevorderde wettelijke rente, door haar tot 17 maart 2005 berekend op een bedrag van € 3.051,77 dient, gelet op hetgeen in r.o. 3. is overwogen te worden herberekend op een bedrag van € 2.588,82.
8.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 1.836,17 zijn niet toewijsbaar aangezien de daarvoor opgevoerde verrichtingen moeten worden aangemerkt als betrekking hebbend op die verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
9.
SSH zal ten slotte als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure zal worden verwezen, die van de conservatoire beslaglegging daaronder begrepen.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte te Zwolle aan de Burgemeester Van Royensingel 10a, met ingang van heden;
- veroordeelt SSH om binnen twee weken na betekening van dit vonnis genoemde bedrijfsruimte te ontruimen en te verlaten en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van de Bank te stellen;
- machtigt de Bank om, indien SSH met die bevolen ontruiming in gebreke zou blijven, deze zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
- veroordeelt SSH verder om tegen bewijs van kwijting aan de Bank te betalen:
? € 46.285,61 aan huurachterstand over de maanden november 2003 tot en met maart 2005;
? € 2.588,82 aan wettelijke rente tot 17 maart 2005 alsmede de wettelijke rente over € 46.285,61 vanaf 17 maart 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
? € 2.722,68 per maand aan huur vanaf 1 april 2005 tot de datum van de ontbinding van de huurovereenkomst;
? € 2.722,68 aan schadevergoeding voor iedere maand na de datum van de ontbinding van de huurovereenkomst tot en met de maand waarbinnen het gehuurde zal zijn ontruimd;
- veroordeelt SSH in de kosten van het geding, die van het beslag daaronder begrepen, tot op heden aan de zijde van de Bank begroot op:
? € 1.635,00 voor salaris gemachtigde
? € 265,02 voor explootkosten
? € 286,00 voor vastrecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 2 augustus 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.