ECLI:NL:RBZLY:2005:AU1264

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
86929 / HA ZA 02-1904
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.A. Ariëns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het Bindend Besluit Regres 1984 en de aansprakelijkheid van de hoofdaannemer bij dakinstorting

In deze zaak, behandeld door de rechtbank 's-Hertogenbosch, gaat het om een geschil tussen Fortis Corporate Insurance N.V. en Aannemingsbedrijf [gedaagde] B.V. naar aanleiding van een dakinstorting van een distributiecentrum dat door [gedaagde] was gebouwd voor Beter Bed. De instorting vond plaats op 6 juni 1998, waarbij aanzienlijke schade is ontstaan. Fortis, als leidend verzekeraar, heeft een deel van de schade vergoed aan Beter Bed en vordert nu regres van [gedaagde] op basis van onzorgvuldig handelen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het Bindend Besluit Regres 1984 (BBR 1984), dat bepaalt dat regres alleen mogelijk is als de regresdebiteur zelf onzorgvuldig heeft gehandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de oorzaak van de dakinstorting niet te wijten was aan onzorgvuldig handelen van [gedaagde], maar aan extreme weersomstandigheden en een onvoldoende afvoercapaciteit van de noodafvoer. De rechtbank heeft de rapporten van twee adviesbureaus in overweging genomen, die concludeerden dat de instorting het gevolg was van een belastingsgeval door water, waartegen de constructie niet bestand was. [gedaagde] heeft betoogd dat de fouten in de constructie zijn gemaakt door haar onderaannemer, Romein Staalbouw, en dat zij zelf niet tekort is geschoten in de uitvoering van haar werkzaamheden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Fortis niet kan worden ontvangen in haar vordering, omdat er geen bewijs is dat [gedaagde] zelf onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank heeft de vordering van Fortis afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, inclusief de kosten die [gedaagde] heeft gemaakt in de vrijwaringsprocedure tegen Romein Staalbouw. Dit vonnis benadrukt de strikte voorwaarden waaronder regres mogelijk is onder het BBR, en bevestigt dat de aansprakelijkheid van de hoofdaannemer niet automatisch geldt voor fouten van onderaannemers.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS
Zaaknummer : 86929 / HA ZA 02-1904
Datum uitspraak : 27 april 2005
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.
gevestigd te Amstelveen,
eiseres
procureur mr. J.E. Lenglet,
advocaat mr. P.J.M. Drion te Rotterdam,
tegen:
de besloten vennootschap AANNEMINGSBEDRIJF [geda[gedaagde]de] B.V.,
gevestigd te Uden,
gedaagde,
procureur mr. R.F.L.M. van Dooren.
Het verloop van het geding blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 15 oktober 2002;
- een akte uitlating producties tevens vermeerdering van eis;
- de conclusie van antwoord (tevens inhoudende incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring);
- de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident;
- het vonnis in het incident;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- een akte uitlating producties.
Partijen hebben vonnis gevraagd.
Het geschil gaat over het volgende.
1. In 1996 heeft [gedaagde] (hierna: [gedaagde]) voor Beter Bed te Uden
een distributiecentrum gebouwd voor de prijs van fl. 6.200.000,00 exclusief btw (EUR 2.813.437,34). De oplevering geschiedde eind 1996. Op 6 juni 1998 is het dak van het distributiecentrum ingestort waarbij schade is ontstaan aan het gebouw zelf en aan de goederen die in het magazijn waren opgeslagen. Voorts zou Beter Bed bedrijfsschade hebben geleden. Beter Bed was voor de schade verzekerd en Fortis neemt voor 12,5 % deel aan die verzekering. Zij is leidend verzekeraar op de polis. Experts hebben de totale schade als gevolg van de instorting van het dak begroot op
EUR 1.171.330,62 exclusief btw. Door verzekeraars is in totaal EUR 934.932,73 aan Beter Bed uitgekeerd.
2. De oorzaak van de dakinstorting is onderzocht door Advies- en Ingenieursbureau Van de Laar te Eindhoven en Adviesbureau Ingenieur J.G. Hageman B.V. te Rijswijk. Volgens de conclusie van Hageman zijn de dakinstortingen ontstaan door hevige regenval in combinatie met een wateraccumulatiegevoelige dakconstructie. Bureau Van de Laar is tot de conclusie gekomen dat "de instorting het gevolg (is) van een opgetreden belastingsgeval door water waartegen de constructie niet bestand is. Het opgetreden belastingsgeval is veroorzaakt door onvoldoende afvoercapaciteit van de noodafvoer". Het rapport Hageman geeft daarnaast nog aan dat de constructie van de gordingen een rol heeft gespeeld bij de instorting. Aangesproken door Fortis tot vergoeding van de schade is [gedaagde] niet bereid gebleken deze buiten rechte te voldoen. Zij is, kort gezegd, van mening dat de instorting van het dak niet is te wijten aan een gebrek in de "samenstelling" van het distributiecentrum maar aan een van buiten komende oorzaak, te weten de extreme weersomstandigheden op 6 juni 1998.
3. [gedaagde] stelt, zakelijk samengevat, dat Beter Bed had besloten de post electra en water uit de opdracht te halen van [gedaagde]. Dat onderdeel van de werkzaamheden is niet door [gedaagde] uitgevoerd maar door Beter Bed rechtstreeks gegund aan het Installatiebedrijf Willems te Uden. Die firma heeft de werkzaamheden verricht en aldus zorg gedragen voor het ontwerp en de uitvoering van onder meer de hemelwaterafvoeren op het dak. Voor zover het verwijt van Fortis impliceert dat de staalconstructie van het dak niet aan de kennelijk te stellen eisen van hetzij de aannemingsovereenkomst hetzij normen van goed en deugdelijk vakwerk voldeed, stelt [gedaagde] dat deze constructie is vervaardigd door haar onderaannemer Romein Staalbouw BV, gevestigd te Roozendaal. [gedaagde] heeft daarom krachtens incidenteel vonnis van deze rechtbank van 19 februari 2003 Romein Staalbouw BV in vrijwaring gedagvaard. Partijen in de vrijwaringszaak hebben ter rolle een lang uitstel gevraagd voor hun slotconclusies in afwachting van het resultaat in deze hoofdzaak.
4. Naast haar uitvoerig gemotiveerd verweer dat de schade het gevolg is van omstandigheden die niet voor haar rekening komen, heeft [gedaagde] primair de niet-ontvankelijkheid van Fortis bepleit op grond van het Bindend Besluit Regres 1984 (BBR). De rechtbank zal dat primaire verweer eerst behandelen.
Bindend Besluit Regres 1984.
5. Krachtens dit besluit van de Vereniging van Brandassuradeuren in Nederland is regres in dit geval slechts mogelijk (behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen) als [gedaagde] als schadeveroorzaker onzorgvuldig zou hebben gehandeld. Partijen twisten over de uitleg van het besluit, waarvan vaststaat dat Fortis er aan is gebonden.
De uitleg van [gedaagde] is dat de regeling niet toestaat regres op de hoofdaannemer te zoeken indien deze niet zelf de schade heeft veroorzaakt. [gedaagde] heeft niet zelf de fouten gemaakt waarop de ingeroepen aansprakelijkheid wordt gebaseerd, noch heeft zij overigens onzorgvuldig of verwijtbaar gehandeld. Zij is op geen enkele wijze tekort geschoten in de uitvoering van haar eigen werkzaamheden. Dat zij als hoofdaannemer krachtens wet of contract verantwoordelijk kan worden gehouden voor fouten van anderen (BW art. 6: 76) is voor de toepassing van het BBR onvoldoende. Voor haar uitleg van het besluit verwijst [gedaagde] naar de toelichting daarbij. Uitsluitend Romein Staalbouw kan hier onzorgvuldig hebben gehandeld omdat zij een ondeugdelijke constructie heeft ontworpen. Dat is niet het werk geweest van [gedaagde].
6. Fortis beroept zich voor haar andersluidende visie op HR 15 januari 1999, NJ 1999, 242 (Mastum/Nationale Nederlanden). Zij stelt dat, gelet op de door haar aangehaalde rechtspraak, reeds voldoende is dat enig verwijt aan de schadeveroorzaker kan worden gemaakt. Een ernstiger mate van onzorgvuldigheid is niet vereist. Fortis verwijst daarvoor tevens naar een door haar overgelegde uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 februari 1992. In casu staat vast, aldus Fortis, dat de capaciteit van de reguliere hemelwaterafvoer en de noodafvoer onvoldoende was en niet voldeed aan NEN-norm 3215 terwijl dit wel in het bestek was voorgeschreven. Daar komt nog bij dat de uitvoering van de gordingen van het dak onvoldoende was. Deze zijn ten onrechte scharnierend gemaakt in plaats van niet-scharnierend. Als de constructie van het dak uitgevoerd is door Romein Staalbouw moet haar onzorgvuldig handelen als onderaannemer aan [gedaagde] worden toegerekend.
Het rechtsoordeel
De ontvankelijkheid van Fortis
7. De rechtbank deelt de zienswijze van [gedaagde]. Het BBR verbiedt regres op de "regresdebiteur" als deze zich niet zelf aan een onrechtmatige daad (onzorgvuldig handelen) heeft schuldig gemaakt. Een andersluidende conclusie valt niet te trekken uit het door Fortis aangehaalde arrest uit 1999. Het Hof - en die feitenrechter heeft bij de uitleg van het BBR volgens de Hoge Raad het laatste woord - heeft in die zaak vastgesteld dat "uit de tekst en de daarop gegeven toelichting veeleer (valt) af te leiden dat bedoelde verhaalsmogelijkheid reeds geboden wordt indien er een schadeveroorzaker is die onzorgvuldig heeft gehandeld en die geacht kan worden te behoren tot het bedrijf van degene op wie verhaal wordt genomen". Het Hof was van oordeel dat aan die voorwaarde was voldaan omdat de schadeveroorzaker/hulppersoon (een dakdekker die in dienst was van een onderaannemer van regresdebiteur Mastum) zijn werkzaamheden in feite geheel onder supervisie en leiding (curs. rechtbank) van Mastum had verricht. Gesteld noch gebleken is dat zo'n situatie zich bij de onderhavige aanneming van werk heeft voorgedaan respectievelijk dat de werkzaamheden van Romein Staalbouw onder supervisie en leiding van [gedaagde] zijn verricht en wel zodanig dat Romein Staalbouw geacht kan worden te behoren tot het bedrijf van [gedaagde].
8. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar een aantal ongepubliceerde uitspraken van rechtbanken. Die uitspraken zijn door haar niet overgelegd. Dat behoeft de rechtbank er in dit geval niet van te weerhouden zich voor haar oordeel mede door die uitspraken te laten leiden voor zover de inhoud daarvan door [gedaagde] in haar eigen woorden is samengevat omdat Fortis slechts aan die uitspraken voorbijgaat met de stelling dat ze zijn gewezen vóór het arrest van de HR van 1999. Als boven overwogen biedt dat arrest echter geen aanknopingspunten voor de conclusies die Fortis eruit trekt.
9. Ook de rechtbank huldigt de opvatting dat van onzorgvuldig handelen van de regresdebiteur zelf sprake moet zijn geweest (met welke mate van schuld dan ook) wil de regreszoekende partij kans van slagen hebben. In alle andere gevallen zal de regreszoekende verzekeraar zich direct moeten verhalen op de veroorzaker zelf van de schade omdat het BBR de route via BW artikel 6: 76 (aansprakelijkheid ook zonder eigen schuld) verspert. Als het anders zou zijn, zou het BBR geen toegevoegde waarde hebben. Louter onderaannemerschap van de schadeveroorzaker is niet voldoende, derhalve tenzij deze "geacht kan worden te behoren tot het bedrijf van degene op wie verhaal wordt genomen". Dat geldt niet voor alle onderaannemers maar slechts voor diegenen die onder leiding en supervisie van de hoofdaannemer werken respectievelijk (HR rov. 3.4, slot) behoren "tot de groep van personen die in feite (curs. rechtbank) waren belast met de uitvoering van werkzaamheden waartoe (de hoofdaannemer) zich jegens (de opdrachtgever) had verbonden".
10. Daarmee valt dus ook het doek voor het argument van Fortis dat [gedaagde] aansprakelijk te houden is voor mogelijke ontwerpfouten. Nog afgezien van het feit dat het dakontwerp blijkbaar door Romein Staalbouw is verzorgd, valt in dat verband geen eigen schuld van [gedaagde] te construeren. Voor zover er fouten bij het ontwerp of de uitvoering van de hemelwaterafvoeren op het dak zijn gemaakt, is dat onderdeel van het werk uitgevoerd door Installatiebureau Willems en vallen [gedaagde] ook in dat verband geen verwijten te maken. De algehele coördinatie van de werkzaamheden is overigens in handen geweest van een architect die terzake eigen verantwoordelijkheden draagt.
11. De gevolgtrekking uit het boven overwogene moet zijn dat Fortis niet kan worden ontvangen in haar vordering en dat deze daarom dient te worden afgewezen. Fortis zal als de geheel in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen, zo mede in de kosten die [gedaagde] in de vrijwaringsprocedure tegen Romijn Staalbouw heeft moeten maken, in welke procedure het vonnis eveneens op heden wordt gewezen.
BESLISSING
De rechtbank wijst de vordering af.
Fortis wordt veroordeeld in de kosten van dit geding. Deze kosten worden, voor zover tot op heden aan de zijde van [gedaagde] gevallen, bepaald op EUR 2.707,--.
Fortis wordt (ambtshalve) veroordeeld in de kosten van het geding in vrijwaring, welke kosten voor zover tot op heden aan de zijde van [gedaagde] B.V. gevallen, worden bepaald op EUR 2.069,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 april 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.