ECLI:NL:RBZLY:2005:AU1361
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over werkgeefster bij detachering van werknemers in het onderwijs
In deze zaak, uitgesproken op 16 augustus 2005 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, staat centraal wie als werkgeefster van zeven werknemers moet worden aangemerkt: de Stichting Dienstverlening Christelijk Onderwijs (DCO) of de Vereniging voor Christelijk Primair Onderwijs te Zwolle en Omstreken (VCPO). De werknemers waren tot 30 december 1992 in dienst bij VCPO, waarna hun werkzaamheden per 1 januari 1993 bij DCO werden voortgezet. VCPO betwistte dat DCO de werkgeefster was, en stelde dat er sprake was van een overgang van onderneming zoals bedoeld in artikel 7:662 e.v. BW. DCO betwistte deze claim en voerde aan dat de werknemers in dienst waren gebleven bij VCPO, die hen had gedetacheerd.
De kantonrechter oordeelde dat VCPO als werkgeefster moet worden aangemerkt, omdat de detachering niet leidde tot een overgang van de onderneming. De rechter baseerde zich op verschillende argumenten, waaronder de inhoud van een notariële akte en de wijze waarop de werknemers op de salarisspecificaties werden vermeld. De kantonrechter concludeerde dat de werknemers niet stilzwijgend in dienst waren getreden bij DCO en dat de gekozen constructie geen nadelige gevolgen had voor de werknemers. De vordering van DCO om te verklaren dat VCPO werkgeefster was, werd toegewezen, terwijl de vordering van VCPO in reconventie werd afgewezen.
De kantonrechter oordeelde verder dat VCPO verantwoordelijk was voor de verplichtingen jegens de werknemers en dat de detacheringsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd. De proceskosten werden gecompenseerd, en VCPO werd veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie. Dit vonnis benadrukt de juridische nuances rondom detachering en de verantwoordelijkheden van werkgevers in het onderwijs.