9.
[gedaagde] heeft de vordering bestreden, kort samengevat als volgt.
a.
Primair:
De vordering is verjaard als bedoeld in artikel 3:310, eerste lid, BW, omdat [eiser] zich langer dan 5 jaar voorafgaande aan de aansprakelijkstelling van [gedaagde] in 2002 ervan bewust moet zijn geweest dat hij OPS-achtige gezondheidsklachten had waarvoor hij [gedaagde] aansprakelijk kon houden. Hij heeft aangevoerd dat hij in 1996 een “screenend psychometrisch onderzoek” heeft ondergaan naar aanleiding van door hem geconstateerde aandachtsproblemen. Dat onderzoek is volgens [eiser] in 2000 herhaald en toen zou een toename van de klachten zijn geconstateerd. Sedertdien is er geen nieuwe ontwikkeling geweest die hem op het spoor van een causaal verband tussen zijn klachten en zijn werk bij [gedaagde] heeft gezet. Hij had in 1996 klachten en vermoedde een verband met zijn werk bij [gedaagde]. Dat verband is toen niet unaniem door artsen tegengesproken, maar bevestigd werd het ook niet. Aldus wist hij in 1996 voldoende om tot aansprakelijkheidstelling over te gaan doch hij heeft dat tot 2002 nagelaten. [eiser] dient meer informatie uit zijn medische dossier, met name gegevens uit 1996, te produceren teneinde meer duidelijkheid te scheppen. Zonder die informatie moet de vordering geacht worden te zijn verjaard.
b.
Subsidiair:
Er is geen sprake van OPS (CTE) of zelfs maar van arbeidsgerelateerde klachten bij [eiser]. Hij is niet blootgesteld geweest aan “(te) hoge concentraties oplosmiddelen” die OPS(achtige) klachten kunnen veroorzaken. Dat blijkt uit een tweetal in opdracht van [gedaagde] opgemaakte rapporten door Andriessen & Geurts en IndusTox. Dat gold temeer voor de jaren na 1997 omdat [eiser] toen door zijn gewijzigde functie nauwelijks meer met die stoffen in aanraking is gekomen. Ook bij toepassing van de aanwijzingen in het Protocol voor de diagnostiek van OPS (hierna ook: het Protocol), daargelaten de objectieve waarde van dat rapport, blijkt dat zich bij [eiser] geen OPS kan hebben ontwikkeld. Hij is daarvoor in te geringe mate aan oplosmiddelen blootgesteld, zijn klachtenpatroon is a-typisch omdat de klachten toegenomen zijn in een periode waarin hij door functieverandering nauwelijks meer met oplosmiddelen in aanraking kwam en hij is voor epilepsie langdurig behandeld met het medicijn Depakine, waardoor zijn klachten ook kunnen zijn ontstaan.
[eiser] zal, overeenkomstig de tekst en strekking van artikel 7:658 BW, moeten bewijzen dat hij als gevolg van zijn werk in dienst van [gedaagde] schade aan zijn gezondheid heeft opgelopen zoals hij stelt.
c.
Meer subsidiair:
[gedaagde] ontkent haar zorgplicht volgens artikel 7:658 BW te hebben geschonden. Zij verwijst daartoe naar de in haar opdracht ingestelde onderzoeken (vide hiervoor onder 7b), waaruit blijkt dat de Zogenaamde M(aximaal) A(anvaardbare) C(oncentratie) -waarden (hierna: MAC-waarden) ten aanzien van oplosmiddelen in de werkomgeving van [eiser] niet zijn overschreden. Zij beschouwt zichzelf als een voorloper op het gebied van veiligheidsmaatregelen inzake blootstellingsproblematiek door de aanschaf van afzuigsystemen, het laten uitvoeren van grootschalige onderzoeken bij werknemers, het verstrekken van persoonlijke beveiligingsmiddelen, het gebruik van de beste en zo veilig mogelijke inktsoorten etc.. Zij heeft alle redelijkerwijze te vergen maatregelen genomen. Bovendien was begin jaren negentig de kennis omtrent de gezondheidsrisico’s van oplosmiddelen beperkt. Desalniettemin nam zij vele maatregelen om de uitstoot van te veel tolueendampen tegen te gaan.
d.
Nog meer subsidiair:
Nadere maatregelen hadden de klachten niet kunnen voorkomen, omdat door de aard van het productieproces altijd enige blootstelling aan oplosmiddelen zou hebben plaats gevonden.