ECLI:NL:RBZLY:2005:AU7236

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
292921 HA 05-420
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst bij reorganisatie en advies ondernemingsraad

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 november 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Al-West C.V. en de verwerende partij. Verzoekster, Al-West C.V., heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij wegens gewijzigde omstandigheden, met een beroep op een sociaal plan dat met de ondernemingsraad was overeengekomen. De verwerende partij heeft het verzoek tegengesproken en verzocht om afwijzing, subsidiair om een hogere vergoeding dan aangeboden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Al-West C.V. een reorganisatie doorvoert als gevolg van negatieve bedrijfsresultaten en de noodzaak om kosten te besparen. De ondernemingsraad heeft geen advies uitgebracht over de reorganisatie, wat door de kantonrechter als niet negatief werd beschouwd. De rechter oordeelde dat het verzoek tot ontbinding gegrond was op bedrijfseconomische redenen en dat de aangeboden vergoeding, berekend volgens de kantonrechtersformule met correctiefactor 1, passend was.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 31 december 2005 en Al-West C.V. veroordeeld tot betaling van de vergoeding aan de verwerende partij. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de mogelijkheden voor werkgevers om reorganisaties door te voeren, zelfs bij positieve bedrijfsresultaten, mits de noodzaak voor kostenbesparing voldoende is aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr. : 292921 HA 05- 420
datum : 30 november 2005
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de commanditaire vennootschap AL-WEST CV,
gevestigd te Deventer,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. J.R. Beversluis, advocaat te 7400 AL Deventer, Postbus 454,
tegen
[VERWERENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde mr. C.E.Welter, werkzaam ten kantore van SRK Rechtsbijstand te 2700 LA Zoetermeer, Postbus 3020.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- door verzoekster nagezonden bijlagen.
De mondelinge behandeling is gehouden op 18 november 2005.
Verschenen zijn:
- Verzoekster, bij monde van de heren [A] (directeur) en [B] (afdeling P&O) en bijgestaan door mr. Beversluis voornoemd;
- verweerder, bijgestaan door mr. Welter voornoemd.
Het geschil
Verzoekster (hierna ook: Al-West C.V.) heeft verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met verweerder (hierna ook: [verwerende partij]) wegens gewijzigde omstandigheden, onder aanbieding van een billijke vergoeding overeenkomstig het toepasselijke sociaal plan, neerkomende op de uitkomst van de kantonrechtersformule bij toepassing van correctiefactor 1. [verwerende partij] heeft het verzoek tegengesproken en primair verzocht om afwijzing, subsidiair om toekenning van een hogere dan de aangeboden vergoeding.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. [verwerende partij], thans [X] jaar oud, is op [datum] bij (de rechtsvoorgangster van) Al-West C.V. in dienst getreden en ook thans nog werkzaam in de functie van analist op de afdeling Organic Analysis voor 40 uur per week en tegen een bruto maandsalaris van
€ 1.693,- te vermeerderen met vakantietoeslag en 9,6% ploegentoeslag.
b. Al-West C.V. is per 1 januari 2004 ontstaan als een joint venture van haar rechtsvoorgangster Tauw Labatories B.V. (hierna kortweg: TL) en de rechtspersoon naar buitenlands recht Agrolab GmbH (hierna kortweg Agrolab).
c. TL en Agrolab werden commanditaire vennoten in een verhouding van 81% - 19%, waarbij het aandeel van TL bestond in de inbreng van het eerder aan haar toebehorende laboratorium met alle toebehoren. Een daartoe opgerichte vennootschap Lab Beheer B.V. (hierna kortweg LB) werd beherend vennoot.
d. Door voormelde joint venture is het personeel van TL dat met het door haar geëxploiteerde laboratorium was verbonden van rechtswege overgegaan in dienst van Al-West C.V..
e. De joint venture overeenkomst voorziet in een overname van het commanditaire aandeel van TL in Al-West C.V. door Agrolab na stroomlijning van de organisatie van Al-West C.V..
f. De bedrijfsresultaten van Al-West C.V. over 2005 vertonen een neergaande lijn, en, geëxtrapoleerd naar het einde van het jaar, een aanzienlijk negatief resultaat.
g. Al-West C.V. heeft aan haar ondernemingsraad overeenkomstig artikel 25 WOR advies gevraagd betreffende de onderhavige reorganisatie; op die adviesaanvraag heeft de ondernemingsraad laten weten geen advies uit te brengen.
h. Dit verzoek is er één van elf soortgelijke verzoeken, die zijn ingediend nadat het CWI de aanvraag voor ontslagvergunningen heeft afgewezen.
i. Al-West C.V. is met haar ondernemingsraad in december 2003 een sociaal plan overeengekomen dat (ook) van toepassing is op de onderhavige reorganisatie, en dat voor [verwerende partij] uitgaat van een ontbindingsvergoeding overeenkomstig de uitkomst van de kantonrechtersformule bij toepassing van correctiefactor 1.
2.
Al-West C.V. heeft haar verzoek als volgt, kort samengevat, onderbouwd.
Tot 2003 maakte het thans door Al-West C.V. geëxploiteerde laboratorium via TL onderdeel uit van de activiteiten van het Tauw concern. Teneinde de continuïteit van deze niet tot de kernactiviteiten van het concern behorende exploitatie zeker te stellen is besloten tot verzelfstandiging ervan en op zoek te gaan naar een strategische partner. Die partner is gevonden in Agrolab, een grote exploitant van laboratoria in Duitsland met diverse vestigingen. Per 1 januari 2004 is tussen die partijen een strategische samenwerking aangegaan, en wel als volgt: Agrolab en TL hebben een commanditaire vennootschap opgericht (Al-West C.V.), waarin TL door inbreng van haar laboratorium een commanditair aandeel van 81% verwierf en Agrolab door storting in geld een aandeel van 19%. LB werd opgericht als beherend vennoot van de CV, met als aandeelhouders TL, voor 81%, en Agrolab voor 19%.De directie van LB werd samengesteld uit een directeur van TL en van Agrolab. Als gevolg van deze operatie is al het personeel van TL, met uitzondering van haar drie verkopers, per 1 januari 2004 in dienst getreden van Al-West C.V.. Onderdeel van de afspraken tussen TL en Agrolab is onder meer een op kostenefficiëncy gerichte totale herstructurering van het door Al-West C.V. geëxploiteerde laboratorium en de uitbreiding van het aandeel van Agrolab in Al-West C.V. tot 100%. Ter uitvoering van de gesloten overeenkomst tussen TL en Agrolab zijn inmiddels aanzienlijke investeringen in Al-West C.V. gedaan. Het door de eerdere nauwe relatie met het Tauw-concern te hoge prijsniveau van haar dienstverlening is marktconform naar beneden bijgesteld. Doorvoering van de beoogde kostenreductie is thans aan de orde en onvermijdelijk voor de continuïteit. Belangrijk onderdeel van die kostenreductie vormt een afslanking van het personeelsbestand, waartoe elf verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zijn ingediend, waarvan dit verzoek er één is. Een verzoek om ontslagvergunning voor de desbetreffende elf personeelsleden is door het CWI afgewezen om reden dat het verzoek is ingediend wegens of met het oog op de overgang van de onderneming. Dat oordeel is onjuist, omdat de voorgenomen herstructurering, waarbij Agrolab op termijn de volledige zeggenschap over Al-West C.V. krijgt, te vergelijken is met een aandelenoverdracht omdat de identiteit van de werkgever onveranderd blijft, waarbij de regels betreffende de overgang van ondernemingen niet van toepassing zijn, en het verzoek (in ieder geval mede) is gebaseerd op bedrijfseconomische omstandigheden.
3.
Het verweer luidt, kort samengevat, als volgt:
a. De reden voor het verzoek is de krachtens overeenkomst voorgenomen overgang van de onderneming van Al-West C.V., thans nog in meerderheid in handen van TL, door Agrolab, en dus is het opzegverbod van artikel 7:670, achtste lid, BW van toepassing; het oordeel van het CWI was juist en verdient ook in deze procedure navolging.
b. De bedrijfsresultaten van Al-West C.V. zijn niet zodanig negatief dat daardoor de voorgenomen personeelsreductie wordt gerechtvaardigd.
c. De ondernemingsraad heeft niet positief geadviseerd en dus moet ervan worden uitgegaan dat negatief is geadviseerd, waardoor Al-West C.V. geacht moet worden haar voorgenomen besluit in weerwil van het andersluidende advies van de ondernemingsraad ten uitvoer te willen brengen, een maatregel waartoe zij in redelijkheid niet had mogen besluiten.
d. Er wordt structureel overgewerkt, zodat de noodzaak van de inkrimping onvoldoende is gebleken.
e. Al-West C.V. werft nog steeds personeel, hetgeen met het onderhavige verzoek niet is te rijmen.
f. Een deel van de opdrachtgevers van Al-West C.V. aanvaardt de nieuwe werkmethode, die een belangrijke reden voor de voorgenomen personeelsvermindering vormt, niet, zodat de oude, arbeidsintensievere methode ten dele gehandhaafd moet worden.
g. Het bestanddeel langdurig, deels blijvend arbeidsongeschikte medewerkers rechtvaardigt een groter aantal “blijvers” dan thans voorzien.
h. Voor één collega wordt buiten de onderneming gezocht naar ander werk, waardoor zijn werk door één van de thans overcompleet verklaarde collega’s kan worden overgenomen.
i. Het sociaal plan is niet van toepassing, omdat het is overeengekomen met de ondernemingsraad en niet met een representatieve vertegenwoordiging van de vakverenigingen. Subsidiair is een hogere dan in dat sociaal plan opgenomen vergoeding billijk.
4.
Ten aanzien van het verzoek en de daartegen aangevoerde verweren wordt overwogen als volgt.
a.
Het beroep op het opzegverbod van artikel 7:670, achtste lid, BW.
Voorop staat dat het onderhavige verzoek niet betreft de opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen maar een ontbinding door de rechter. Om die reden is het opzegverbod in beginsel niet van toepassing. Ter zitting is de vraag naar een eventuele reflexwerking ervan in dit geval aan de orde gekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter moet een reflexwerking van niet rechtstreeks toepasselijke wettelijke bepalingen, zoals die betreffende opzegverboden, met terughoudendheid worden toegepast, juist vanwege het feit dat de wetgever de desbetreffende bepaling blijkens de wettekst heeft willen beperken tot de situatie waarin de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd. Toekenning van reflexwerking aan opzegverboden lijkt daarom vooral aan de orde in die gevallen waarin door indiening van een ontbindingsverzoek uitsluitend, of vooral, beoogd wordt de beschermende werking die van het opzegverbod voor de werknemer uitgaat te omzeilen. Die situatie doet zich hier niet voor, omdat Al-West C.V., zoals hierna nog nader zal worden toegelicht, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de slechte bedrijfsresultaten en de prijsdruk van de markt haar hebben gedwongen tot een aanzienlijke kostenbesparing, waarvan een personeelsreductie een belangrijk onderdeel vormt. Aldus is voldoende aannemelijk geworden dat voor het onderhavige verzoek, ook los van de krachtens overeenkomst voorgenomen verschuiving van het commanditaire kapitaal in Al-West C.V., een toereikende grond voorhanden is, en is voor voormelde reflexwerking geen plaats.
Het antwoord op de vraag of bij de door TL met Agrolab overeengekomen verschuiving van het commanditaire kapitaal sprake is van een overgang van een onderneming in de zin der wet kan daarom verder in het midden blijven.
b.
Het verweer dat de bedrijfsresultaten van Al-West C.V. onvoldoende slecht zijn om de voorgenomen personeelsreductie te rechtvaardigen wordt gepasseerd. Dat verweer gaat er overigens ten onrechte van uit, dat het een werkgever slechts vrij zou staan om zijn onderneming ten koste van arbeidsplaatsen in zijn onderneming te reorganiseren als de bedrijfsresultaten (in voldoende mate) negatief zijn. Het is aan de wergever/ondernemer om de inrichting van zijn onderneming, ten aanzien waarvan hij de verantwoordelijkheid en het risico draagt, te bepalen. De rechter past terzake in het algemeen slechts een marginale toetsing in de zin van verantwoord werkgeverschap volgens artikel 7:611 BW. In dat kader heeft de werkgever dus in beginsel de vrijheid om zijn onderneming te reorganiseren, ook als er winst wordt gemaakt en zelfs indien het enige of voornaamste oogmerk verhoging van het bestaande winstniveau zou zijn. Binnen voormelde marginale toetsing zal de rechter bij zijn oordeel over een ontbindingsverzoek ook het oogmerk van de voorgenomen reorganisatie kunnen betrekken. In dit geval heeft Al-West C.V. aan de hand van de door haar overgelegde bescheiden voldoende aannemelijk gemaakt dat haar bedrijfsresultaten nopen tot een aanzienlijke kostenreductie, waarvan het terugbrengen van haar personeelsbestand een belangrijk onderdeel uitmaakt. Weliswaar zijn de door haar overgelegde jaarstukken een geconsolideerde jaarrekening van TL, die tevens betrekking hebben op de door haar dochteronderneming Laboratoire Tauw Sarl in Frankrijk uitgeoefende activiteiten, doch ter zitting heeft zij onweersproken aangevoerd dat die dochteronderneming enkel verkoopactiviteiten ten behoeve van Al-West C.V. ontwikkelt waarvan de resultaten zonder uitzondering ten gunste, danwel ten laste, van het resultaat van Al-West C.V. komen. Het verweer van [verwerende partij] op dit onderdeel is ook na die toelichting in overwegende mate in algemene, niet nader onderbouwde termen gesteld en wordt mitsdien gepasseerd.
c.
Het verweer dat de ondernemingsraad niet positief heeft geadviseerd en dat het daarom aan Al-West C.V. niet vrij staat om het voor advies voorgelegde voorgenomen besluit zonder meer tot uitvoering te brengen, wordt eveneens gepasseerd. De ondernemingsraad heeft, op de voet van artikel 25, eerste lid, WOR om advies gevraagd, in dit geval gekozen voor het niet uitbrengen van advies. Waar geen advies is uitgebracht is ook geen sprake van een negatief advies en kunnen dus ook de voorschriften van artikel 25, de leden 5 en 6, WOR geen toepassing vinden. Het mag dan op zichzelf genomen onbevredigend zijn dat de ondernemingsraad heeft besloten geen advies uit te brengen, doch die omstandigheid kan bezwaarlijk aan Al-West C.V. worden tegengeworpen.
d.
Ter zitting heeft Al-West C.V. toegelicht dat het aantal uitzendkrachten tot voor kort inderdaad hoog lag als gevolg van extra werkdruk in verband met de overgang naar een andere werkmethode, maar dat dat aantal inmiddels sterk is gedaald, doch onvermijdelijk in enige mate voorhanden blijft om flexibel met de wisselende vraag naar arbeid om te kunnen gaan. [verwerende partij] heeft ter zitting erkend dat het aantal uitzendkrachten inmiddels veel lager is dan voorheen, en is niet ingegaan op het argument van de tijdelijke behoefte in verband met de reorganisatie. De weerlegging van dit verweer door Al-West C.V. is daarmee afdoende. Dat geldt ook voor het door [verwerende partij] gesignaleerde grote aantal uren overwerk, dat volgens Al-West C.V. - onweersproken - verband houdt met de efficiëncy-slag die thans gaande is.
e.
Werving van personeel op dit moment heeft volgens Al-West C.V. betrekking op andersoortige functies ten aanzien waarvan geen ontslagen aan de orde zijn. Die toelichting is door [verwerende partij] evenmin (voldoende) weersproken. Voor zover het bij langdurig arbeidsongeschikte werknemers gaat om uitwisselbare functies betreffen het volgens Al-West C.V. de (langdurig, deels blijvend) arbeidsongeschikte werknemers de dames Mihajlovic en Van Dijk, die tevens voor ontslag worden voorgedragen. [verwerende partij] heeft die toelichting niet bestreden. Het verweer gaat om die reden al niet op. Het verweer dat voor één (“uitwisselbare”) collega werk buiten de onderneming wordt gezocht en dus in ieder geval één vacature opgevuld kan worden met één van de thans voor ontslag voorgedragen collega’s is door Al-West C.V. bestreden. Het betreft, aldus haar toelichting, de heren Keizer en De Haan, waarbij de functie van Keizer (ICT) voor het grootste deel (hij springt in op het laboratorium als hij tijd over heeft en er werk ligt) niet als uitwisselbaar geldt, en met De Haan wegens zijn erg lange dienstverband een afzonderlijke vertrekregeling is getroffen. Deze gegevens zijn betrokken bij het reductiebesluit. Ook deze toelichting is door [verwerende partij] niet (voldoende) weersproken zodat het verweer faalt.
f.
Het verweer inzake het niet toepassen van een nieuwe, arbeidsbesparende werkmethode wegens verzet van een groot aantal klanten daartegen wordt eveneens gepasseerd. Al-West C.V. heeft in dat verweer toegelicht dat het gaat om een aantal klanten van één adviseur in de Tauw-organisatie die zich tegen toepassing van die werkmethode verzet en deze dus niet toe laat passen bij opdrachten van zijn klanten. Deze adviseur handelt volgens Al-West C.V. in strijd met het in de Tauw-organisatie doorgevoerde beleid en zal op korte termijn worden gedwongen om de advisering aan zijn klanten aan te passen.
g.
Het staat tussen partijen vast dat het sociaal plan, waarop Al-West C.V. zich voor de berekening van de door haar aangeboden vergoeding beroept, met de ondernemingsraad en niet met een representatieve vertegenwoordiging van de vakverenigingen is overeengekomen. Om die reden komt aan dat plan inderdaad niet de status toe als bedoeld in de Aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters inzake de toepassing van artikel 7:685 BW. De volgens dat plan aan [verwerende partij] aangeboden vergoeding dient dan ook in eerste instantie los van het kader van dat sociaal plan te worden beoordeeld. De aangeboden vergoeding correspondeert met de uitkomst van de kantonrechtersformule bij toepassing van correctiefactor 1. Het verzoek is gegrond op bedrijfseconomische redenen die aannemelijk zijn gemaakt. Daarmee staat vast dat sprake is van een neutrale, dat wil zeggen niet in overwegende mate aan één van partijen toe te rekenen grondslag. De voor die situatie blijkens de jurisprudentie gebruikelijke correctiefactor 1 in de kantonrechtersformule acht de kantonrechter ook in dit geval geëigend, zodat een vergoeding volgens het sociaal plan, zoals door Al-West C.V. aangeboden, passend wordt geoordeeld.
5.
In de omstandigheden van het geval vindt de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6.
Nu geen hogere vergoeding billijk wordt geacht dan door Al-West C.V. aangeboden behoeft haar ook geen termijn te worden gegund waarbinnen zij haar verzoek eventueel kan intrekken en kan dus dadelijk worden beslist.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 31 december 2005 onder toekenning aan [verwerende partij] ten laste van Al-West C.V. van een vergoeding overeenkomstig het door Al-West C.V. met haar ondernemingsraad op 9 december 2003 overeengekomen sociaal plan en veroordeelt Al-West C.V. tot betaling van het aldus te berekenen bedrag aan [verwerende partij] tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 30 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.