ECLI:NL:RBZLY:2005:AU8376
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging voor levering van een pand door een executeur in een nalatenschap
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 2 december 2005, werd een verzoek tot machtiging ingediend door een executeur in de nalatenschap van een overledene. De executeur vroeg goedkeuring voor de juridische levering van een pand dat hij had verkocht. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van de kantonrechter van 31 maart 2005, waarin de executeur niet ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek om machtiging voor de verkoop. De kantonrechter diende te beoordelen of de executeur zonder rechterlijke toestemming het pand kon leveren, gezien zijn bevoegdheid om goederen uit de nalatenschap te verkopen ter voldoening van schulden.
De kantonrechter oordeelde dat de executeur, krachtens testament, niet de toestemming van de rechter nodig had voor de levering van het pand. De bevoegdheid tot verkoop en levering was gebaseerd op de artikelen 4:145 en 1:345 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter concludeerde dat de executeur het pand kon leveren zonder dat daar rechterlijke bemoeienis voor nodig was, en dat er geen noodzaak was voor een taxatierapport voor de waarde van het pand in onverhuurde staat. De beslissing van de kantonrechter was dat de verzoeker niet ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek, en dat er geen verdere beslissingen nodig waren over de noodzaak van taxatie of andere voorwaarden voor de levering.
Tegen deze beslissing kon, behoudens berusting, hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dagtekening van de eindbeschikking. De zaak benadrukt de bevoegdheden van een executeur in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap en de voorwaarden waaronder een executeur kan handelen zonder voorafgaande toestemming van de rechter.