RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 292588 HA VERZ 05-864
datum : 29 november 2005
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
de besloten vennootschap KONINKLIJKE EUROMA B.V.,
gevestigd te Wapenveld,
verzoekende partij, verder te noemen: “Euroma”,
gemachtigde mr. M.F.H.M. van Haastert, advocaat te Zwolle,
[VERWERENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen: “[verweerder]”,
gemachtigde mr. W.J. Floor, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 13 oktober 2005 met aangehechte producties;
- het verweerschrift d.d. 10 november 2005 met aangehechte producties;
- de bij brief van 16 november 2005 door [verweerder] nader ingezonden productie en
- de bij brief van 17 november 2005 door Euroma nader ingezonden producties.
De mondelinge behandeling is gehouden op 21 november 2005. Verschenen zijn:
- namens Euroma haar manager en haar productieleider vergezeld door mr. Van Haastert en
- [verweerder], vergezeld van mr. Floor.
Euroma heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wegens gewichtige redenen zonder toekenning van een vergoeding.
[verweerder] heeft zich verzet tegen een ontbinding en aangevoerd dat, indien desondanks tot een ontbinding wordt gekomen, aan hem een vergoeding naar billijkheid dient te worden toegekend van € 14.000 bruto.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. Euroma houdt zich bezig met de bereiding en de verwerking van specerijen, waarbij wordt gewerkt in ploegen en met behulp van machines en andere apparaten.
b. [verweerder], geboren op [datum], is op [datum] voor de bepaalde tijd van één jaar bij Euroma in dienst getreden als “operator”. Per 1 september 2003 is de arbeidsovereenkomst omgezet in één voor onbepaalde tijd. Per 1 april 2004 is [verweerder] bevorderd tot “allround operator”. Het laatst door [verweerder] verdiende salaris bedraagt € 1.670,95 bruto per maand, te vermeerderen met een vaste ploegentoeslag van € 384,32 bruto per maand, vakantietoeslag en een 13e maand. Op de overeenkomst is toepasselijk de bedrijfs-CAO van Euroma.
c. Vanaf januari 2004 heeft [verweerder] zich frequent kortdurend ziekgemeld. Euroma heeft in 2004 9 en in 2005 14 ziekmeldingen geregistreerd met in totaal 124 verzuimdagen. De daarvoor opgegeven redenen zijn “griep”, “hoofdpijn”, “rugklachten”, “buikgriep” of “overspannen”. [verweerder] is van Iraanse komaf.
d. Na diverse gesprekken tussen Euroma en [verweerder] over de aard en oorzaak van zijn verzuim en zijn gedrag jegens collega’s en de organisatie is op instigatie van de bedrijfsarts in juli 2005 een individuele begeleiding van [verweerder] gestart door een bedrijfspsycholoog. Deze begeleiding is door de Arbo-dienst zinvol geacht wegens de bij [verweerder] “bestaande klachten die samenhangen met overspannenheid, het maatschappelijke klimaat en zijn belaste voorgeschiedenis”. Deze begeleiding bestaat uit acht maandelijkse gesprekken met als doel het “verminderen van klachten”, “vergroten van inzicht in de problematiek”, “aanleren van vaardigheden” en “verbeteren van de werkverhoudingen”. Euroma heeft de kosten van deze begeleiding gedragen.
e. In overleg tussen Euroma, [verweerder], de bedrijfsarts en de bedrijfspsycholoog is [verweerder] ingaande de nacht van 25 op 26 juli 2005 geplaatst in de nachtploeg.
f. Bij brief van 29 juli 2005 heeft Euroma het een en ander aan [verweerder] schriftelijk bevestigd en daarbij verwoord - samengevat - dat [verweerder] zich voortaan dient te onthouden van emotionele uitbarstingen, dat onacceptabel is woorden en zinnen die uitgelegd kunnen worden als bedreigingen naar personen en naar de organisatie en dat bij een herhaling tot een ontslag zal worden overgegaan.
g. [verweerder] heeft in de tweede week van september 2005 aan Euroma de tussentijdse rapportage van de bedrijfspsycholoog d.d. 8 september 2005 verstrekt. In die rapportage is vermeld: “Cliënt is weer volledig aan het werk. Het gaat zowel in het werk als privé de goede kant op. Hij heeft minder klachten, meer inzicht en betere vaardigheden voor het omgaan met de problematiek. De overplaatsing naar een ander team bevalt cliënt goed. Betrokkene is nog wel in lichte mate onzeker en achterdochtig. Dit neemt toe bij tegenslagen of problemen en als hij het gevoel heeft dat hij oneerlijk, respectloos of onrechtvaardig wordt behandeld. Van belang is daarom dat tegenslagen worden voorkomen en eventuele problemen goed worden besproken zodat het vertrouwen niet wordt geschaad. Gezien de huidige ontwikkeling is de verwachting dat het geleidelijk beter met cliënt zal gaan en de afgesproken aantal gesprekken niet uitgebreid hoeven te worden. Cliënt is goed gemotiveerd en wil graag hard werken. Waardering voor zijn inzet kan bijdragen aan verder herstel en voorkoming van terugval.”
h. Bij brief van 27 september 2005 is [verweerder] door Euroma gewaarschuwd voor het feit dat hij zich niet heeft gehouden aan de regels omtrent ziekteverzuim door zich op 21 september 2005 op onjuiste wijze af te melden en die dag bij controle niet thuis of anderszins bereikbaar te zijn en wegens het uitblijven van hervatting op 22 september 2005 omdat [verweerder] niet over vervoer naar het werk zou hebben beschikt. Euroma heeft deze brief besloten met de mededeling dat zij bij een voortzetting van zijn gedrag tot een beëindiging van de arbeidsrelatie zal overgaan.
i. Op 6 oktober 2005 is [verweerder] op non-actief gesteld. Euroma heeft daaraan ten grondslag gelegd dat [verweerder] in het kader van een machinestoring, een collega van sabotage heeft beschuldigd en daarover in een gesprek met zijn voorman een agressieve houding heeft aangenomen.
Het verzoek en het daartegen gevoerde verweer
Euroma verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij baseert het verzoek op verandering in omstandigheden. Ter toelichting heeft Euroma het volgende - samengevat - gesteld. Zij heeft zich ingespannen om adequaat te reageren op de frequente uitval van [verweerder] door met hem te spreken, begeleiding te bieden en hem in een andere ploeg te plaatsen om [verweerder] zo goed mogelijk te laten functioneren en op een prettige wijze met zijn collega’s om te laten gaan. Ondanks dit alles blijft [verweerder]a kennelijk het idee houden dat Euroma dan wel zijn collega’s erop uit zijn om hem te dwarsbomen. Met zijn, ondanks diverse waarschuwingen, laatste uitbarsting op 6 oktober 2005 heeft zij ieder vertrouwen verloren dat [verweerder] op het gewenste niveau kan functioneren. Ieder verdere samenwerking is onmogelijk geworden zodat de arbeidsovereenkomst dient te eindigen. Voor zover de thans ontstane situatie niet al aan [verweerder] valt te verwijten, ligt die in zijn risicosfeer. Er is dan ook geen aanleiding voor een vergoeding, aldus Euroma.
[verweerder] heeft het verzoek bestreden en daartoe aangevoerd dat hij vanwege een sluipenderwijs opgetreden groepsuitsluiting binnen Euroma vanaf 2004 in toenemende mate is gaan verzuimen. Dit probleem heeft Euroma pas medio 2005 onderkend althans serieus genomen. De oorzaak van het een en ander werd ten onrechte bij [verweerder] gelegd, waarbij Euroma evenmin de door hem aangedragen verbeteringen van het productieproces serieus heeft genomen. Met de tussenkomst van de bedrijfsarts en de begeleiding door de bedrijfspsycholoog is de situatie gaandeweg verbeterd. Medio september 2005 heeft [verweerder] te kampen gehad met een terugval doordat Euroma hem heeft laten werken aan een voor hem onbekende machine. Daarop heeft Euroma overtrokken gereageerd door met ontslag te dreigen. Op 6 oktober 2005 is [verweerder] geconfronteerd met een storing aan de machine waaraan hij werkte die werd veroorzaakt doordat een collega een veel te grote hoeveelheid dopjes had gestort. Er was geen andere conclusie mogelijk dan dat die collega het proces bewust had willen saboteren. Toen de ploegleider die collega daarop niet wilde aanspreken, voelde [verweerder] zich niet serieus genomen en respectloos behandeld met als gevolg een emotionele uitbarsting. Hij is daarbij niet bedreigend geweest. Euroma wist door de tussentijdse rapportage dat de verbetering nog broos was en dat er nog tijd en sessies nodig waren. Een enkele terugval had Euroma moeten incalculeren. Er is dan ook geen grond voor ontbinding, te minder gezien de gevolgen die een ontslag voor hem zouden hebben. Indien desondanks tot een ontbinding wordt gekomen, dient aan hem een vergoeding te worden toegekend, te berekenen op basis van de kantonrechters-formule, onder toepassing van de factor C op 2, ofwel op een bedrag van € 14.000 bruto.
1.
De kantonrechter heeft zich op basis van de door partijen gegeven informatie ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met enig verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
2.
Met de onweersproken gebleven brief van 29 juli 2005 is in voldoende mate aannemelijk geworden dat de arbeidsrelatie van partijen medio 2005 in toenemende mate onder druk is komen te staan en dat Euroma in het bijzonder niet van [verweerder] accepteerde dat hij zich zonder deugdelijke grond en/of op onjuiste wijze ziek zou melden en dat hij zich op de werkvloer zou bezondigen aan zodanig emotioneel gedrag dat zulks door haar als agressief en bedreigend werd ervaren. In zoverre heeft [verweerder] als een gewaarschuwd man te gelden.
3.
Voorts staat vast dat partijen in juli 2005 als het ware een nieuwe start hebben gemaakt doordat [verweerder] is geplaatst in een andere ploeg met aldus een nieuwe leidinggevende en andere collega’s. Daarmee moet voldoende ondervangen worden geacht het bij [verweerder] levende idee dat er bij zijn oude ploeg sprake was van een uitsluiting van hem. Voorts is gekozen voor een individuele begeleiding om het functioneren van [verweerder], met name zijn omgang met collega’s, te verbeteren. Ook daaruit blijkt dat de arbeidsrelatie onder spanning stond.
4.
Dat de spanning op de arbeidsrelatie in overwegende mate was te wijten aan Euroma, zoals [verweerder] aanvoert, kan niet als juist worden aanvaard. In de bevindingen van de Arbo-dienst is immers onomstreden vastgelegd dat de oorzaak van de klachten van [verweerder] uiteenvalt in drie delen, waaronder overspannenheid. Niet valt in te zien dat de twee andere oorzaken, het maatschappelijke klimaat en zijn belaste voorgeschiedenis, aan Euroma kunnen worden verweten. Dat er sprake is van structurele discriminatie althans pesterijen waarvan (ook) [verweerder] het slachtoffer is geworden, is met kracht door Euroma bestreden en ook overigens niet aannemelijk geworden.
5.
Vastgesteld moet worden dat [verweerder] met zijn onduidelijke, om niet te zeggen zijn onjuiste, optreden omtrent zijn ziekmelding per 21 september 2005 de arbeidsrelatie met Euroma geen goed heeft gedaan. Dit geldt te meer voor zijn optreden op 6 oktober 2005. Partijen verschillen weliswaar over wat er nu precies is voorgevallen, vaststaat wel dat [verweerder] een directe collega van sabotage heeft beschuldigd, welke beschuldiging door wie dan ook niet snel licht zal worden opgevat, en dat hij daarna, op het moment dat de voorman niet direct (voor [verweerder] kenbaar) deed wat [verweerder] graag zag wat er op dat moment zou gebeuren, in boosheid ontstak en de voorman met in ieder geval stemverheffing verweet dat “zij” hem - [verweerder] - altijd moesten hebben, waarna hij zonder de voorman verder aan te horen in zijn boosheid is weggegaan. Daarmee is in ieder geval sprake geweest van een door [verweerder] veroorzaakte ophef op de werkvloer en een emotionele uitbarsting, waarvoor Euroma hem eerder uitdrukkelijk had gewaarschuwd om zulks niet meer te doen.
6.
Anders dan Euroma is de kantonrechter van oordeel dat, gelet op het door Euroma erkende vakmanschap van [verweerder], zijn betrokkenheid bij haar, zijn voor Euroma kenbare motivatie om bij haar werkzaam te willen zijn en het feit dat [verweerder] een (gedrags-)verbeteringstraject had ingezet wat nog niet was afgerond en waarin hij vooruitgang boekte, het aan [verweerder] over zijn gedrag van 6 oktober 2005 te maken verwijt in de gegeven omstandigheden van onvoldoende gewicht was om hem op non-actief te stellen en naar een beëindiging van de arbeidsrelatie te streven. Euroma had voor een minder vergaande arbeidsrechtelijke maatregel moeten kiezen en [verweerder] een laatste kans moeten geven om zich met (al dan niet intensivering van) het aangevangen traject te rehabiliteren. Euroma wist door de tussentijdse rapportage immers dat [verweerder] vooruitgang boekte doch ook dat die broos was en dat hij bij tegenslag en problemen waarschijnlijk (nog) onzeker en achterdochtig zou reageren. Naar de stand van zaken per 6 oktober 2005 zou het verzoek aldus niet toewijsbaar zijn.
7.
Ter zitting is evenwel voldoende duidelijk geworden dat de arbeidsrelatie inmiddels zodanig is verstoord dat een vruchtbare samenwerking in de toekomst niet meer valt te verwachten. Van de zijde van Euroma is immers uitdrukkelijk aangevoerd dat zij ieder vertrouwen in [verweerder] heeft verloren doordat de gehele ploeg waarbinnen hij werkzaam was tegen een verdere samenwerking is en dat zij ten enenmale niet bereid is om hem opnieuw binnen haar organisatie te herplaatsen en met andere werknemers te laten samenwerken.
8.
Er zijn aldus voldoende gewichtige redenen de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden. De kantonrechter zal de overeenkomst ontbinden per 15 december 2005. Er wordt geen rekening gehouden met de fictieve opzegtermijn, omdat deze in beginsel voor rekening van een werknemer komt en er onvoldoende grond is om van dat uitgangspunt af te wijken.
9.
De conclusie uit het voorgaande is voorts dat Euroma mede een verwijt treft van de huidige situatie. Het is dan ook redelijk en billijk dat het verzoek slechts wordt ingewilligd indien en voor zover aan [verweerder] een vergoeding naar billijkheid wordt toegekend.
10.
Uitgaande van de kantonrechtersformule moet dan aan [verweerder] een vergoeding ten laste van Euroma worden toegekend, waarbij die vergoeding dient te worden bepaald met factor C op 0,5. Hierin is verdisconteerd het over en weer aan partijen te maken verwijt, zoals hierboven overwogen. Voorts geldt dat [verweerder] met 24 jaar jong is en dat zijn vooruitzicht op een andere baan vooralsnog als kansrijk moet worden ingeschat. Factor A wordt, gelet op [verweerder]’s indiensttreding per 1 november 2002, op 3 gesteld. Voor de hoogte van het salaris inclusief vaste ploegentoeslag, vakantietoeslag en 13e maand, ofwel factor B, dient het bedrag van € 2.390,90 bruto te worden genomen. Er is geen aanleiding om rekening te houden met [verweerder]’s periode van non-activiteit vanaf 6 oktober 2005, aangezien dat in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van Euroma dient te komen. Al met al wordt de vergoeding afgerond bepaald op € 3.600,00 bruto.
11.
Bovenstaande beslissing brengt mee dat Euroma overeenkomstig het negende lid van artikel 7:685 BW de gelegenheid krijgt haar verzoek in te trekken.
12.
Er is bij een ontbinding voldoende reden om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden per 15 december 2005 onder toekenning aan [verweerder] ten laste van Euroma van een vergoeding van € 3.600,00 bruto;
- stelt Euroma in de gelegenheid het verzoek in te trekken uiterlijk op 13 december 2005 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij;
voor het geval Euroma het verzoek niet intrekt:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 15 december 2005 onder toekenning aan [verweerder] ten laste van Euroma van een vergoeding van € 3.600,00 bruto en veroordeelt Euroma tot betaling van dat bedrag aan [verweerder] tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
voor het geval [verweerder] het verzoek intrekt:
- veroordeelt Euroma in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 400 voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 29 november 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.