ECLI:NL:RBZLY:2005:AU9604

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
20 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
07.440009-05
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de tenuitvoerlegging van de ISD maatregel na tussentijdse beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 20 december 2005 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD maatregel die aan de veroordeelde was opgelegd bij vonnis van 3 mei 2005. De officier van justitie, mr. S. van der Werf, heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de maatregel gehandhaafd blijft. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de strafzaak, waaronder een verklaring van J. Mertens, die de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde beschrijft. De rechtbank overweegt dat de wetgever de eis van proportionaliteit heeft losgelaten bij de ISD maatregel, maar dat het tijdsbestek tussen inverzekeringstelling en berechting zo kort mogelijk moet zijn. De rechtbank concludeert dat de maatregel zo spoedig mogelijk na het onherroepelijk worden van het vonnis moet worden uitgevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen programma beschikbaar is voor de veroordeelde, omdat de FPD-onderzoeken nog moeten worden afgewacht. Dit is mede te wijten aan de weinig coöperatieve houding van de veroordeelde en het feit dat hij hoger beroep heeft ingesteld, wat inmiddels is ingetrokken. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de veroordeelde in aanmerkelijke mate heeft tegengewerkt, het tijdsverloop zodanig is dat dit niet alleen aan de veroordeelde kan worden toegerekend. Daarom heeft de rechtbank besloten de tenuitvoerlegging van de ISD maatregel te beëindigen met ingang van 23 december 2005.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Beslissing ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 07.440009-05
Uitspraak: 20 december 2005
B E S L I S S I N G
naar aanleiding van het vonnis d.d. 3 mei 2005 waarin aan veroordeelde:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in [verblijfplaats],
de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd en waarin is bepaald dat er een tussentijdse beoordeling ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht zal plaatsvinden.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2005.
Veroordeelde is verschenen bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. S. van der Werf heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD maatregel) gehandhaafd blijft.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de strafzaak met parketnummer 07.440009-05 waaronder thans de, ingevolge artikel 38s lid 1 van het Wetboek van Strafrecht door J. Mertens namens unitdirecteur H. v.d. Meer van de P.I. Noord, locatie De Grittenborgh, uitgebrachte verklaring d.d. 17 november 2005 omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van veroordeelde.
OVERWEEGT
Aan veroordeelde is bij vonnis van 3 mei 2005 de ISD maatregel opgelegd. In het vonnis is tevens bepaald dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van tenuitvoerlegging van de maatregel vanwege het ontbreken van een hulpverleningstraject en vanwege de duur van de maatregel.
Ter terechtzitting heeft deskundige W.E.A. Warmerdam-Groeneveld, leidinggevende bij Tactus, zakelijk weergegeven, onder meer, verklaard dat bij veroordeelde allerlei tests zijn afgenomen en dat de uitkomst daarvan is dat de FPD veroordeelde nader dient te diagnosticeren ten einde een goed plan van aanpak voor veroordeelde te kunnen opstellen. De deskundige verklaart voorts dat het afhankelijk van de FPD is wanneer dat zal gebeuren.
Deskundige A. Douwes Dekker, klinisch psycholoog bij Tactus, verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer, dat deze nadere diagnosticering door de FPD enkele maanden zou kunnen duren en dat deze diagnosticering noodzakelijk is om invulling aan de ISD maatregel te kunnen geven.
Deskundige J. Mertens, trajectbegeleider ISD in P.I. De Grittenborgh verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer, dat voor veroordeelde thans geen programma beschikbaar is. De reden hiervan is dat het FPD onderzoek moet worden afgewacht. Dat een en ander pas in dit stadium in gang is gezet, heeft te maken met de weinig coöperatieve houding van veroordeelde en het feit dat veroordeelde hoger beroep heeft ingesteld, dat overigens inmiddels door veroordeelde is ingetrokken. Het is beleid dat er geen invulling aan de ISD maatregel wordt gegeven zolang de strafzaak niet onherroepelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de wetgever er bewust voor heeft gekozen de eis van proportionaliteit los te laten bij oplegging van de ISD maatregel, uit de wetsgeschiedenis blijkt dat tot uitgangspunt wordt genomen dat het tijdsbestek tussen inverzekeringstelling en berechting zo kort mogelijk moet zijn. Nu de tijd die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis doorbrengt in beginsel niet wordt afgetrokken van de duur van de maatregel, klemt dit te meer indien de veroordeelde gebruik maakt van de hem ter beschikking staande rechtsmiddelen. De rechtbank is, in de lijn daarvan, van oordeel dat aan de maatregel zo spoedig mogelijk na onherroepelijk worden van het vonnis, uitvoering dient te worden gegeven.
De rechtbank overweegt het navolgende:
Veroordeelde is op 13 januari 2005 aangehouden en in verzekering gesteld. Na omloop van de wettelijke termijn van de inverzekeringstelling is de voorlopige hechtenis van veroordeelde bevolen. Aan veroordeelde is vervolgens bij vonnis van 3 mei 2005 de ISD maatregel opgelegd zonder toepassing van aftrek van voorarrest ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Veroordeelde heeft daarna op 17 mei 2005 hoger beroep tegen voormeld vonnis ingesteld en op 4 oktober 2005 dit hoger beroep ingetrokken.
Vanaf het moment dat onderhavige zaak onherroepelijk is geworden, te weten 4 oktober 2005, tot het moment van het onderzoek ter terechtzitting, 22 november 2005, is geen inhoudelijke uitvoering aan de ISD maatregel gegeven terwijl daarop, mede gelet op bovenstaande verklaringen van de deskundigen, op korte termijn ook geen uitzicht lijkt te bestaan. De rechtbank is zich bewust dat dit mede van doen heeft met de omstandigheid dat ten tijde van het opleggen van de maatregel, er nog geen sprake was van een concreet plan van aanpak. De rechtbank overweegt dat ofschoon veroordeelde in aanmerkelijke mate heeft tegengewerkt gedurende de nadere invulling van het ISD traject, het tijdsverloop inmiddels zodanig is, dat dit niet alleen aan veroordeelde kan worden toegerekend.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel dient te worden beëindigd met ingang van vrijdag
23 december 2005.
BESLISSING
De rechtbank beëindigt de tenuitvoerlegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met ingang van vrijdag 23 december 2005.
Aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mrs. H.R. Schimmel en C.W. van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Hoeve-Ouchan als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2005.