RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Maa/Wijn
Zaaknr/rolnr: 113799 / KG ZA 05-439
Uitspraak: 9 november 2005
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
in de zaak, aanhangig tussen:
[eiser sub 1],
wonende te [plaats],
eiser sub 1,
procureur mr. J.G.M. Hovius,
de stichting STICHTING EXPLOITATIE SASSENPOORT,
gevestigd te Zwolle,
eiseres sub 2,
procureur mr. J.G.M. Hovius,
[eiser sub 3],
wonende te [plaats],
eiser sub 3,
procureur mr. J.G.M. Hovius,
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.P. Maes te Apeldoorn.
[eiser sub 1] c.s. hebben [gedaagde] doen dagvaarden in kort geding.
De vorderingen van [eiser sub 1] c.s. strekken ertoe dat [gedaagde] zal worden geboden in zijn zakelijke uitingen zich niet te bedienen van afbeeldingen van de Sassenpoort of van het begrip "letselschade".
Tegen deze vordering is door [gedaagde] verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vorderingen.
Partijen hebben hun standpunten over en weer toegelicht, waarna vonnis is bepaald.
1 Als genoegzaam vaststaand wordt in dit geding van de navolgende feiten en omstandigheden uitgegaan.
De Sassenpoort, gelegen aan de Sassenstraat 53 te Zwolle, is een markante middeleeuwse stadspoort, eigendom van de Dienst Domeinen. De Sassenpoort wordt sedert 1993 verhuurd aan eiseres sub 2, verder ook de stichting. [eiser sub 3], bestuurder van de stichting, voert een advocatenpraktijk, vanuit een aantal ruimten in de Sassenpoort. Andere ruimten zijn (eveneens) onderverhuurt.
2 [eiser sub 1], die onder de naam Provisa, een letselschadebureau drijft, huurt sedert 1996 een aantal andere ruimten in de Sassenpoort ten behoeve van deze werkzaamheden. [gedaagde] drijft een loonschadeadvies- en bemiddelingsbureau.
3 [gedaagde] en [eiser sub 1] zijn bij overeenkomst van 23 januari 2003 een samenwerking aangegaan, die onder meer inhield dat [gedaagde] letselschadezaken doorspeelt naar [eiser sub 1], en [eiser sub 1] loonschadezaken doorspeelt aan [gedaagde]. [gedaagde] nam op basis van een onderhuurovereenkomst eveneens zijn intrek in de Sassenpoort. In de overeenkomst is bepaald dat [gedaagde] onder andere het recht verkrijgt om briefpapier van Provisa te gebruiken en het recht om het begrip letselschade te vermelden op haar briefpapier.
4 In 2005 hebben [eiser sub 1] en [gedaagde] de samenwerkingsovereenkomst beëindigd. Voorts is de onderverhuurovereenkomst op 1 september 2005 beëindigd, op welke datum [gedaagde] het gehuurde feitelijk heeft ontruimd.
5 [gedaagde] bedient zich, (ook) nadat de samenwerking tussen [eiser sub 1] en hem is geëindigd, in een reklamebrochure, van een (gestileerde) afbeelding van de Sassenpoort, die is geplaatst tussen de woorden Loonschade en advies. Onder de afbeelding van de Sassenpoort is vermeld "Zwolle" Daaronder is - in cursief- vermeld: "loonschade, letselschade, verzekeringen". Naast het logo van [gedaagde] staat het logo van [A], een letselschadebureau waar [gedaagde] thans mee samenwerkt.
De gestileerde afbeelding van de Sassenpoort is voorts vermeld op het briefpapier van [gedaagde].
6 In dit geding is aan de orde de vraag of [gedaagde] op enige grond kan worden geboden zich in zakelijke uitingen niet langer te bedienen van een afbeelding van de Sassenpoort of van het begrip "letselschade".
7 [eiser sub 1] c.s. voeren in dit verband - samengevat - aan dat:
1. [eiser sub 1] oneerlijke concurrentie wordt aangedaan, omdat de (naar omvang beperkte) doelgroep in verwarring wordt gebracht door het gebruik van de litigieuze tekening en het begrip "letselschade";
2. [gedaagde] in strijd handelt met de samenwerkingsovereenkomst, door ook na beëindiging van de samenwerking het begrip "letselschade" te gebruiken;
3. de stichting en [eiser sub 3] - in zijn hoedanigheid van bestuurder van de stichting - de zakelijke belangen van zijn huurders aantrekt; dat het gebruik van de gewraakte afbeelding door [gedaagde] niet op een valide reden berust, aangezien [gedaagde] niet langer is gevestigd in de Sassenpoort en dat zij uit dien hoofde opkomen tegen dit gebruik.
8 Hetgeen [eiser sub 1] c.s. aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd, is onvoldoende om een toewijzing van de door hen ingestelde vordering te rechtvaardigen.
9 Vooropgesteld dient te worden dat de afbeelding van de Sassenpoort niet als BMW-merkteken is gedeponeerd door een der eisers (zo dit al mogelijk zou zijn). Evenmin valt het gebruik van het begrip "letselschade" onder bescherming van de handelsregisterwet. [eiser sub 1] c.s. hebben dan ook terecht geen beroep gedaan op bepalingen uit de Benelux Merkenwet of de handelsregisterwet. De vraag die derhalve voorligt is of [gedaagde] overigens onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser sub 1] c.s.. Bij een bevestigend antwoord op deze vraag, zouden de gevraagde vorderingen immers voor toewijzing gereed kunnen liggen.
10 Niet valt in te zien dat de stichting en [eiser sub 3] rechtstreeks in hun eigen belangen zijn geschaad. Dat zij in hun onderscheidenlijke hoedanigheden van huurder en van bestuurder van die huurder (en dus geen van beide als eigenaar), in hun eigen belangen worden getroffen indien een onderhuurder mogelijk schade lijdt door een beweerde onrechtmatige daad, is niet aannemelijk geworden. Dat zij op andere gronden een rechtens te respecteren belang hebben bij staking van het gebruik van de afbeelding door [gedaagde] is evenmin gebleken. Reeds om die reden dienen de vorderingen, voor zover zij tegen hen zijn ingesteld, te worden afgewezen.
11 Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat evenmin ten aanzien van [eiser sub 1] onrechtmatig is gehandeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat in het handelsverkeer concurrentie regel is en dat allen wanneer de grenzen van het betamelijke worden overschreden, sprake zou kunnen zijn van onrechtmatigheid. Partijen hebben een en ruime marge om elkaar concurrentie aan te doen.
In het onderhavige geval brengt het gebruik van en afbeelding van een zo algemeen beeld van de Sassenpoort, hoezeer ook kenmerkend voor de stad Zwolle, niet mede dat elke ander die van een afbeelding van dit monument gebruik maakt, grensoverschrijdend handelt. In casu handelt [gedaagde] dan ook niet onrechtmatig door gebruik te maken van de afbeelding van de Sassenpoort (teneinde, naar hij onweersproken heeft gesteld, zijn cliënten en relaties erop te wijzen dat hij een Zwols bedrijf is) wetende dat in de Sassenpoort een letselschadebureau is gevestigd, ook niet in combinatie met het gebruik van het begrip "letselschade".
Dit wordt niet anders door de wijze waarop [eiser sub 1] zich in het zakelijk verkeer manifesteert. Een afbeelding van de Sassenpoort maakt geen onderdeel uit van de door hem gehanteerde huisstijl. Zo kent zijn briefpapier die afbeelding niet. De door hem in het geding gebrachte print van zijn website bevat weliswaar de afbeelding, maar het betreft hier in de eerste plaats een plaatsaanduiding of routebeschrijving, en niet een gebruik van de afbeelding met het doel zich van andere ondernemingen te onderscheiden.
Verwarring is dan ook niet in een zodanige mate te duchten dat het gebruik van de afbeelding door [gedaagde] als onrechtmatig heeft te gelden.
Aan de omstandigheid dat [gedaagde] eerder in de Sassenpoort was gevestigd en heeft samengewerkt met [eiser sub 1] komt geen - voor [eiser sub 1] gunstige - doorslaggevende betekenis toe.
12 Ook in de samenwerkingsovereenkomst kan geen grondslag voor de vorderingen worden gevonden. In de overeenkomst valt voor [gedaagde] geen verplichting te ontwaren die erop neerkomt dat hij zich na beëindiging van de overeenkomst niet langer van het begrip "letselschade" mag bedienen. De litigieuze bepaling heeft veeleer de strekking dat [gedaagde] (gedurende de samenwerking) op het briefpapier eveneens het begrip "letselschade" zou vermelden teneinde mogelijke letselschadegevallen door te spelen aan [eiser sub 1]. Een verbod om ná beëindiging van de samenwerking zich te bedienen van het begrip "letselschade", kan daarin niet worden gelezen.
Uit de samenwerkingsovereenkomst valt voor [gedaagde] al helemaal niet een verplichting af te leiden dat hij zich van gebruik van de afbeelding van de Sassenpoort (na beëindiging van) de overeenkomst dient te onthouden.
13 [eiser sub 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de kosten verwezen worden.
verooordeelt [eiser sub 1] c.s. in de kosten van dit geding, voorzover tot op heden aan de zijde van [gedaagde] gevallen, bepaald op EUR 904,- voor salaris van de advocaat en op EUR 241,- voor vastrecht.
Gewezen door mr. E.A. Maan, president, als voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.