ECLI:NL:RBZLY:2005:AV3831

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
106833 / HA ZA 05-338
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst en boetebeding met matiging

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad is behandeld, gaat het om een geschil tussen eisers en gedaagden naar aanleiding van een koopovereenkomst. De koopovereenkomst werd op 25 oktober 2004 gesloten, waarbij gedaagde sub 1 een woning kocht van eisers voor een bedrag van EUR 525.000,--. In de overeenkomst was bepaald dat gedaagde sub 1 uiterlijk op 2 november 2004 een bankgarantie diende te stellen voor een bedrag van EUR 52.500,--. Deze bankgarantie werd echter niet tijdig afgegeven, wat leidde tot een ingebrekestelling door de notaris op 3 november 2004. Eisers vorderden vervolgens een boete van EUR 31.500,-- op basis van het boetebeding in de koopovereenkomst, omdat gedaagde sub 1 niet aan zijn verplichtingen had voldaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1 pas op 2 december 2004 voldeed aan de verplichting tot het stellen van de bankgarantie, en dat het transport van de woning op 29 december 2004 heeft plaatsgevonden. Gedaagden voerden verweer en stelden dat het beroep van eisers op het boetebeding in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank oordeelde dat het boetebeding in beginsel geldig was, maar dat de omstandigheden van het geval aanleiding gaven tot matiging van de boete. De rechtbank concludeerde dat de billijkheid eiste dat de boete werd gematigd tot EUR 6.000,--, aangezien eisers geen materiële schade hadden geleden door het niet tijdig stellen van de bankgarantie.

De rechtbank veroordeelde gedaagden hoofdelijk tot betaling van EUR 6.000,-- aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Dit vonnis werd uitgesproken op 5 oktober 2005 door mr. J.W.F. Houthoff.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
sector civiel recht
enkelvoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 106833 / HA ZA 05-338
Uitspraak : 5 oktober 2005
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
1. [eiseres],
2. [eiser],
wonende te [plaats],
eisers,
procureur mr. M. Telderman,
en
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [plaats],
gedaagden,
procureur mr. H.K. Scholtens,
advocaat mr. A.C. Blankestijn te Hengelo.
Hierna te noemen: "[eiseres c.s.]" en "[gedaagde sub 1 c.s.]".
PROCESGANG
Eerder is in deze zaak een tussenvonnis gewezen, dat op 18 mei 2005 is uitgesproken.
Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden.
Ten slotte is op verzoek van partijen op het griffiedossier vonnis bepaald.
CONCLUSIES VAN PARTIJEN
De vordering van [eiseres c.s.] strekt ertoe bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I Gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander rechtsgeldig zal zijn gekweten, te veroordelen, tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen
EUR 31.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente sedert de onderscheiden vervaltermijnen van de verschuldigde boetes, te rekenen vanaf 12 november 2004;
II Gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander rechtsgeldig zal zijn gekweten, te veroordelen in de kosten van deze procedure (benevens de wettelijke rente daarover), het salaris van de gemachtigde van eisers daaronder begrepen.
Daartegen is door gedaagden verweer gevoerd met conclusie eisers niet ontvankelijk te verklaren in hun vordering, dan wel hen die te ontzeggen, met veroordeling van eisers in de kosten.
MOTIVERING
De vaststaande feiten
1.1 [eiseres c.s.] en [gedaagde sub 1 c.s.] hebben op 25 oktober 2004 een koopovereenkomst gesloten, waarbij [gedaagde sub 1 c.s.] de woning aan de [adres] te [plaats] kocht van [eiseres c.s.] tegen een koopsom van EUR 525.000,--.
1.2 Op grond van art. 4 lid 1 van de koopovereenkomst was [gedaagde sub 1 c.s.] gehouden uiterlijk vóór 2 november 2004 een bankgarantie te doen stellen voor een bedrag van EUR 52.500,--. De bankgarantie is niet vóór of op 2 november 2004 afgegeven.
1.3 Bij brief van 3 november 2004 heeft de notaris het volgende aan [gedaagde sub 1 c.s.] geschreven:
"Thans is mij gebleken, dat de benodigde waarborgsom niet is gestort op 2 november 2004. Op verzoek van de verkoper is mij heden gevraagd u ingebreke te stellen.
Daarom stel ik u namens de verkoper, conform artikel 10 van de door u getekende koopovereenkomst, bij deze in gebreke en geef u vanaf
4 november 2004, de datum van ontvangst van deze ingebrekestelling, nog 8 dagen gelegenheid deze waarborgsom te financieren, hetzij in contanten hetzij door middel van een bankgarantie. Toezeggingen worden niet meer geaccepteerd, er moet nu gewoon de waarborgsom gestort worden.
Mocht u binnen deze termijn niet kunnen presteren, dan zal verkoper gebruik maken van zijn mogelijkheid tot ontbinding van de koopovereenkomst, breder omschreven in gemeld artikel 10, met onder meer de mogelijkheid van het vorderen van schadevergoeding."
1.4 Ook op 12 november 2004, na het verstrijken van de termijn van acht dagen, bleek de bankgarantie nog niet te zijn gesteld.
1.5 Pas op 2 december 2004 voldeed [gedaagde sub 1 c.s.] aan de verplichting tot het stellen van de bankgarantie.
1.6 Art. 10 lid 3 van de koopovereenkomst luidt:
"Indien de wederpartij geen gebruik maakt van zijn recht de overeenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in 10.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille van de koopprijs, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal."
1.7 Bij brief van 10 december 2004 heeft [eiseres c.s.] [gedaagde sub 1 c.s.] gesommeerd uiterlijk op
17 december 2004 EUR 31.500,-- te betalen, zijnde 20 dagen x EUR 1.575,-- (EUR 525.000,-- x 3 promille).
1.8 Op 29 december 2004 heeft het transport plaatsgevonden van de in de koopovereenkomst omschreven woning.
1.9 [gedaagde sub 1 c.s.] heeft het bedrag van EUR 31.500,-- niet betaald.
Het standpunt van [gedaagde sub 1 c.s.]
2.1 Gezien alle omstandigheden van het geval is het beroep van [eiseres c.s.] op art. 10 lid 3 van de koopovereenkomst in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
2.2 Door tijdens en kort voor het transport nergens over te reppen heeft [eiseres c.s.] zijn recht verwerkt om alsnog zijn claim te berde te brengen.
2.3 Voor het geval bovengenoemde verweren geen doel treffen wenst [gedaagde sub 1 c.s.] een beroep te doen op de matigingsbevoegdheid welke de rechtbank toekomt ex art. 6:94 BW.
Het standpunt van [eiseres c.s.]
3.1 De redelijkheid en billijkheid kunnen een contractuele bepaling niet opzij zetten. Ingevolge art. 6:248 lid 2 BW is de maatstaf, of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dat [eiseres c.s.] zich op de boeteclausule beroept.
3.2 Van rechtsverwerking is geen sprake. Art. 10 lid 5 van de koopakte legt geen verplichting op om de boete via de notaris af te wikkelen. Het bevat slechts een volmachtbepaling voor het geval een dergelijke afwikkeling door koper of verkoper wenselijk wordt geacht.
3.3 De rechter dient van zijn bevoegdheid een boetebeding te matigen spaarzaam gebruik te maken. Voor matiging is in deze zaak geen plaats.
De beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge art. 6:248 lid 2 BW is art. 10 lid 3 van de koopovereenkomst niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het boetebeding van art. 10 lid 3 van de koopovereenkomst is evenwel algemeen aanvaard. Niet kan gezegd worden, dat een beroep op dit boetebeding onaanvaardbaar is. Het is ook niet onaanvaardbaar, als de hoofdverplichtingen van de koopovereenkomst tenslotte toch worden nagekomen. Een ander oordeel zou de prikkel tot nakoming welke in art. 10 lid 3 is vervat tandeloos maken.
4.2 Het betoog van [gedaagde sub 1 c.s.], dat [eiseres c.s.] haar rechten heeft verwerkt om zich op het boetebeding te beroepen nu [eiseres c.s.] niet de weg van art. 10 lid 5 van de koopovereenkomst heeft gevolgd faalt eveneens. Art. 10 lid 5 bevat geen verplichting om de boete via de notaris af te wikkelen. Deze bepaling verstrekt slechts een onherroepelijke volmacht aan de notaris om zaken af te wikkelen en een verplichting aan de notaris, maar geen verplichting aan partijen. [eiseres c.s.] heeft zich voorts ook niet gedragen op een wijze, die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens inroepen van het boetebeding.
4.3 Voor wat betreft het beroep van [gedaagde sub 1 c.s.] op matiging wil de rechtbank het volgende opmerken.
4.4 De rechter dient zijn bevoegdheid tot matiging terughoudend te hanteren. Matiging is alleen toegestaan als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Het bedingen van een boete als aansporing tot nakoming is op zich geoorloofd. Voor de vraag of de billijkheid klaarblijkelijk eist dat gematigd moet worden dient gelet te worden op de concrete omstandigheden van het geval, met name die waaronder de tekortkoming tot stand kwam.
4.5 De volgende - gestelde en niet weersproken - omstandigheden acht de rechtbank van belang:
- De koopovereenkomst is op 20 en 21 oktober 2004 gesloten. In de koopovereenkomst is opgenomen, dat [gedaagde sub 1 c.s.] uiterlijk op 2 november 2004 en derhalve binnen 14 dagen na betekening een bankgarantie diende te stellen. Omdat met het stellen van een bankgarantie enige tijd gemoeid is, wordt de termijn waarbinnen een bankgarantie moet worden afgegeven vaak gesteld op drie à vier weken. In het onderhavige geval was de termijn waarbinnen de bankgarantie gesteld diende te worden zeer kort;
- [gedaagde sub 1 c.s.] heeft direct na het sluiten van de overeenkomst de benodigde stukken aan de bank - de ABN AMRO Bank - ter hand gesteld met het verzoek zo spoedig mogelijk een bankgarantie af te geven aan de notaris. Eerst na diverse telefoontjes en acties van [gedaagde sub 1 c.s.] heeft de bank op 2 december 2004 de bankgarantie aan de notaris afgegeven;
- De bankgarantie is ruim voor de geplande transportdatum, 31 december 2004, afgegeven;
- [gedaagde sub 1 c.s.] heeft geen materiële schade geleden als gevolg van het niet tijdig afgeven van de bankgarantie;
- Door het niet afgeven van de bankgarantie heeft [eiseres c.s.] wel een aantal weken ernstig in de rats gezeten en ontstond tussen partijen een grimmige sfeer;
Gezien deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel, dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete gematigd wordt. Nu [eiseres c.s.] geen materiële schade heeft geleden zal de rechtbank de boete matigen tot EUR 6.000,--.
4.6 De wettelijke rente over EUR 6.000,-- zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, te weten 3 maart 2005.
4.7 Nu elke partij op enige punten in het ongelijk gesteld is, zal de rechtbank de kosten compenseren zoals in het dictum nader aan te geven.
BESLISSING
De rechtbank veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan eisers een bedrag van EUR 6.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover van 3 maart 2005 tot de dag van betaling.
De kosten van dit geding worden aldus gecompenseerd dat elke partij belast blijft met de aan haar zijde gevallen kosten.
Hetgeen meer of anders is gevorderd wordt afgewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 5 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.