ECLI:NL:RBZLY:2005:AV4094

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99922 / HA ZA 04-1075
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.A. Ariëns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en beginselen van behoorlijk bestuur in geschil tussen Zeilschool Haddock B.V. en Gemeente Almere

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad is behandeld, staat de vordering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zeilschool Haddock B.V. centraal. Haddock, gevestigd in Almere, heeft de gemeente Almere aangeklaagd wegens onrechtmatige daad en schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De zaak betreft de weigering van de gemeente om een perceel grond aan Haddock te verkopen, terwijl Haddock eerder was toegezegd dat zij in de selectie voor de grond zou worden betrokken. De gemeente heeft echter gekozen voor de onderneming Vijfennegentig BV, die een plan indiende dat volgens de gemeente beter aansloot bij de wensen van de gemeente en de bestemming van het perceel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente bij haar besluitvorming niet in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur. De gemeente had de vrijheid om te kiezen voor de onderneming die volgens haar het beste plan had ingediend, en de rechter heeft geoordeeld dat er geen sprake was van willekeur of een onredelijke belangenafweging. De rechtbank heeft de vordering van Haddock afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis is gewezen op 30 november 2005, na een eerdere uitspraak in kort geding en een gerechtelijke plaatsopneming ter plaatse.

De zaak illustreert de spanningen tussen ondernemersbelangen en gemeentelijk beleid, waarbij de rechter de ruimte van de gemeente om keuzes te maken in het kader van haar beleidsvrijheid heeft gerespecteerd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door de gemeente en de noodzaak voor ondernemers om hun plannen goed te onderbouwen en aan te sluiten bij de gemeentelijke randvoorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
sector civiel recht
enkelvoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 99922 / HA ZA 04-1075
Uitspraak : 30 november 2005
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ZEILSCHOOL HADDOCK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
eiseres,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat mr. R. van der Hooft te Amsterdam,
en
de publiekrechtelijk rechtspersoon GEMEENTE ALMERE,
zetelend te Almere,
gedaagde,
procureur mr. M.G.I.W. Teunis,
advocaat mr. H. Doorenhof te Opmeer.
PROCESGANG
Eerder is in deze zaak een tussenvonnis gewezen, dat op 4 mei 2005 is uitgesproken.
Ter uitvoering van dit tussenvonnis is op 27 juni 2005 een gerechtelijke plaatsopneming gehouden ter plaatse van het Archerpad 8/10 te Almere waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Van de zijde van de Gemeente is een schriftelijke reactie op het proces-verbaal ontvangen, gedateerd 21 juli 2005.
MOTIVERING
1. Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist -mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden- het volgende vast.
1.1 Haddock exploiteert al vele jaren een onderneming voor de verhuur van kano's en surfplanken en het geven van zeil-, kano- en surflessen op een locatie gelegen aan de Zuidoever Weerwater te Almere. Haddock is daar al in 1987 met haar activiteiten begonnen, destijds nog met behulp van een noodvoorziening in de vorm van zeecontainers. Aanvankelijk ging het alleen nog om de exploitatie van een jachthaven en een zeilschool. De activiteiten op het gebied van surfen en kanovaren zijn door Haddock tezamen met de gemeente opgezet. Vanaf 1991 zijn door de gemeente in samenwerking met Haddock ter plaatse zogenaamde gemeentecursussen gegeven. De onderneming is in de loop der jaren gegroeid. Zo kunnen scholen en bedrijven er hun watersportdagen organiseren en er worden volledig verzorgde zeilkampen voor alle leeftijden gehouden. Haddock heeft op het strand aan het Weerwater met instemming van de gemeente een container voor de provisorische opslag van kano's en surfplanken geplaatst. Deze container bevindt zich aan de uiterste achterzijde van de met gras begroeide oeverweide ("het strand") van waaraf de zeil- en andere cursussen worden gegeven en waar zich ook een (nu niet meer aanwezig) snackuitgiftepunt bevond. In het ontwikkelingsplan van de gemeente voor het betrokken gebied is expliciet verwezen naar een "kiosk" met onder meer opslag voor surfen en kanovaren die ongeveer op de plaats zou moeten komen waar de huidige opslagcontainer van Haddock staat.
1.2 Naar aanleiding van het overleg tussen partijen heeft de afdeling Stedebouw en verkeer van de gemeente een ontwerp gemaakt in verband met de realisatie van een permanente bebouwing voor de recreatieve activiteiten ter plaatse. Het bestemmingsplan is aangepast om de activiteiten van Haddock ter plaatse mogelijk te maken. De gemeente wil daar een horecagelegenheid voor de bezoekers van het strand realiseren die tevens kan dienen als uitspanning voor wandelaars en fietsers die aan de landzijde hun recreatie zoeken. Haddock zocht op haar beurt ruimte voor haar uitdijende activiteiten en heeft de gemeente laten weten gaarne in aanmerking te komen voor de verwerving in eigendom van het naast de locatie van haar zeilschool en de jachthaven liggende, hierboven genoemde strand waarop haar opslagcontainer staat en dat voor haar al sinds jaar en dag de uitvalsbasis is voor de watersportactiviteiten van haar leerlingen en klanten, respectievelijk voor haar eigen zeil-, surf- en kanolessen. Bij de totstandkoming van het ontwikkelingsplan (zijnde in beginsel de voorloper van en de toelichting op het bestemmingsplan) hebben partijen overleg gevoerd over het aantal vierkante meters grond dat uitgegeven diende te worden ten behoeve van de beoogde activiteiten, welk overleg heeft geresulteerd in een globaal overzicht van de uit te geven terreinen.
1.3 De gemeente heeft Haddock in augustus 2000 laten weten dat zij behoorde tot de potentiële kandidaten voor de toewijzing van het terrein en dat zij in de selectie van kandidaten zou worden betrokken. In april 2002 heeft de gemeente aan Haddock laten weten dat haar keuze voor de toewijzing van het stuk grond op een andere onderneming was gevallen.
1.4 Bij vonnis in kort geding van 28 maart 2003 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de gemeente verboden gedurende 3 maanden na de datum van het vonnis het bewuste perceel aan de Zuidoever Weerwater (Oostelijke zijde) te Almere aan een derde te leveren, op straffe van een dwangsom van EUR 250.000,00 bij overtreding van het verbod. De voorzieningenrechter heeft daartoe onder meer overwogen dat in strijd met de belofte van de gemeente Haddock niet in de selectie was betrokken en dat voorkomen moest worden dat er voor partijen een onomkeerbare situatie zou ontstaan in geval de gemeente tot verkoop van het in het geding zijnde perceel aan een derde zou overgaan. De uitspraak houdt verder in dat de gemeente in overleg diende te treden met Haddock over de door Haddock voorgestane wijze van exploitatie van de op het perceel op te richten kiosk. De gemeente diende opnieuw een belangenafweging te maken waarbij van een juiste voorstelling van zaken met betrekking tot Haddock werd uitgegaan. Tenslotte diende de gemeente naar het oordeel van de voorzieningenrechter Haddock inzicht te verschaffen in de wijze waarop en op welke gronden zij tot haar uiteindelijke besluit was gekomen om de grond niet aan Haddock aan te bieden. Dat overleg respectievelijk de afwegingen van de gemeente dienden plaats te vinden binnen de bedoelde periode van 3 maanden, de tijdsduur van het opgelegde verbod.
De uitspraak is gevolgd door een tweede uitspraak in kort geding van 22 juli 2004 (zie hierna onder 2.1, slot) waarbij de gemeente andermaal een (ruimer begrensd) verbod is opgelegd.
2. Stellingen van partijen
2.1 Zakelijk samengevat stelt Haddock dat de gemeente onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld, met name in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Immers de gemeente had haar toegezegd dat zij in de selectie zou worden betrokken, hetgeen niet is gebeurd. Voorts heeft de gemeente in strijd met artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehandeld door niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen aan haar besluitvorming ten grondslag te leggen. Het belang van Haddock is niet meegewogen, hetgeen in strijd is met artikel 3.1. Op 1 juni 2003 heeft Haddock haar globaal plan ingediend. Daarin moest worden aangeknoopt bij de relevante delen van het bestemmingsplan. In een bespreking in februari 2004 is door Haddock een nadere toelichting op haar plan gegeven, zowel schriftelijk als mondeling. Het plan sloot aan bij de watergebonden functie van het strand respectievelijk de eisen van het bestemmingsplan. Het ontwikkelingsplan voor dit terrein was door de gemeente nota bene ontwikkeld naar aanleiding van een verzoek van Haddock zelf aan de gemeente om tot uitgifte van de grond over te gaan in verband met haar behoefte tot uitbreiding van haar areaal.
Uiteindelijk ontving Haddock op 7 mei 2004 het bericht dat de grond niet aan haar verkocht zou worden maar aan een onderneming met de naam Vijfennegentig BV. Het plan van deze onderneming was volgens de gemeente "minder eenzijdig op de watersport gericht en biedt daardoor een voorziening die een breder publiek zal aanspreken dan het plan van Haddock". Echter ook volgens de gemeente heeft Vijfennegentig BV geen enkele specifieke ervaring met watersportactiviteiten.
Daarmee heeft volgens Haddock de gemeente de door haar aangegeven voorwaarden verlaten waarin is gesteld dat de locatie gereserveerd is voor een watergebonden functie. Het plan van Vijfennegentig BV treedt buiten de randvoorwaarden. Het criterium "landgerichte activiteiten" is tevoren niet bekend gemaakt, zoals ook de voorzieningenrechter heeft overwogen. Ook op andere essentiële punten wijkt de gemeente af van de door haar aangegeven criteria en randvoorwaarden welke overigens zijn ontsproten aan de creativiteit van Haddock c.q. haar al jaren geleden ontplooide initiatief tot het ondernemen van watersportactiviteiten. De gemeente doet geen recht aan de bijzondere positie van Haddock. De motivering van de gemeente kan haar besluit niet dragen. Zij is gehouden het belang van Haddock om haar onderneming ter plaatse te continueren af te wegen tegen het belang van verkoop aan een derde. Niet is gebleken dat die belangenafweging heeft plaatsgevonden. Dat levert schending op van artikel 3:4 Awb.
In een door Haddock aangespannen tweede kort geding (zie 1.4, slot) heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 22 juli 2004 de gemeente verboden de bewuste grond aan een ander dan aan Haddock aan te bieden alsmede de naastgelegen percelen ter beschikking te stellen aan een derde totdat de rechtbank in de bodemprocedure zal hebben beslist, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van
EUR 250.000,00 bij overtreding van het verbod door de gemeente.
2.2 Indien de verkoop aan Vijfennegentig BV doorgaat zal die onderneming de activiteiten van Haddock geruisloos kunnen overnemen, aldus Haddock. Jarenlange investeringen en opgebouwde goodwill zullen verloren gaan en Haddock zal grote schade lijden.
Het verweer van de gemeente laat zich als volgt samenvatten.
2.3 De pioniersactiviteiten die door deze en gene in de beginfase van Almere's ontwikkeling werden ondernomen zijn door de gemeente altijd verwelkomd. Dat gold ook voor Haddock's activiteiten. Definitieve besluiten aangaande de Zuidoever nam de gemeente niet, in afwachting van de beleidsontwikkeling die samenhing met de ontwikkeling van de stad. Toen de fase van besluitvorming aanbrak is met meerdere ondernemers gesproken. Toezeggingen werden nimmer gedaan. Een onderdeel van het ontwikkelingsplan Zuidoever Weerwater was het realiseren van een surfpark waartoe ook een zogenaamde "kiosk met opslag voor surfen en kano" behoort, in de stukken ook als paviljoen aangeduid. Het is geprojecteerd op de oostelijke oever van de Zuidoever. In het midden is gelaten wie voor de exploitatie in aanmerking zou komen. Van meet af aan heeft de gemeente Haddock laten weten dat er ook andere gegadigden voor uitgifte waren.
2.4 Het plan dat Haddock in februari 1999 presenteerde spoorde niet met het bestemmingsplan dat uitgaat van een watersportvoorziening van beperkte omvang met nevengeschikte horecafunctie en zonder mogelijkheid van overnachting. Haddock diende echter na de afwijzende reactie van de gemeente geen concurrerend plan in. Vijfennegentig BV diende in 2001 wel een plan in dat strookte met het gemeentelijk beleid, hetgeen in april 2002 leidde tot contractsonderhandelingen met die partij.
2.5 De voorzieningenrechter heeft in haar eerste vonnis van 28 maart 2003 de gemeente op een aantal onderdelen in het gelijk gesteld. Zo heeft zij overwogen dat de gemeente bij Haddock geen verwachtingen heeft gewekt en heeft zij niet overgenomen het argument van Haddock dat de grond haar eerst had moeten worden aangeboden omdat zij voor haar activiteiten tevens gebruik maakt van de (openbare) oeverstrook (het strand) die bij de voorgenomen gronduitgifte in het geding is.
De gemeente heeft hoger beroep ingesteld van deze uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.6 Bij brief van 1 juni 2003 - na de uitspraak in kort geding - heeft Haddock haar ideeën toegelicht en aangegeven bereid te zijn het bouwplan van Vijfennegentig BV en overige daaraan door de gemeente te stellen uitgangspunten conform uit te voeren. Na de bespreking van 26 februari 2004 en de nadere toelichting van Haddock die bij die gelegenheid is gegeven, heeft de gemeente opnieuw een belangenafweging gemaakt. Bij de beoordeling waren van de afdeling Economische Zaken andere ambtenaren dan vóór het kort geding betrokken om een zo objectief mogelijke afweging te kunnen maken. De gemeente heeft toen beide ondernemers als gelijkwaardig beoordeeld waar het betreft het bedrijfsbelang dat beiden hadden om zich als ondernemer op die locatie te vestigen. De gemeente heeft geen voorkeurspositie aan een van beide ondernemers willen gegeven doch op basis van de ingediende plannen een keuze willen maken. Van belang bij de afweging is geweest dat Vijfennegentig BV in het kader van de bestemming "lichte horeca" in het paviljoen pannenkoeken wil gaan serveren terwijl Haddock zich beperkt tot "tapas". Ook is het ontwerp van Vijfennegentig BV architectonisch aantrekkelijker dan dat van Haddock.
2.7 Van de uitspraak van de voorzieningenrechter in kort geding van 22 juli 2004 is de gemeente eveneens in hoger beroep gegaan.
2.8 De vordering die ertoe strekt dat het de gemeente wordt verboden de grond aan een derde te leveren die ter plaatse deels gelijke activiteiten wenst te ontplooien is te vérstrekkend want komt in feite neer op een gebod tot levering aan Haddock. Een titel tot overdracht bestaat echter niet. Haddock heeft geen contractuele relatie tussen partijen gesteld, noch heeft zij gesproken over enig vergevorderd stadium van onderhandelingen dat een leveringsverbod aan derden als door Haddock gevorderd zou kunnen rechtvaardigen. Ook zijn geen verwachtingen gewekt of toezeggingen gedaan.
2.9 De gemeente heeft als eigenaar van de grond in kwestie in beginsel de vrijheid deze naar eigen inzicht uit te geven, welke vrijheid uitsluitend begrensd wordt door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het verbod van willekeur. De rechter toetst hier marginaal. Het criterium dient te zijn dat de gemeente bij de selectie zakelijke maatstaven hanteert, dus geen willekeur bij de keuze van kopers toepast. Slechts bij een duidelijk onjuiste belangenafweging kan de keuze voor een contractspartner als onrechtmatig worden gekwalificeerd.
2.10 In de door gegadigde ondernemers gepresenteerde plannen kunnen ideeën zijn vervat die vooraf bij de gemeente niet bestonden. De speeltuin waarin het plan van Vijfennegentig BV voorziet ( te realiseren op een door Vijfennegentig BV van de gemeente te huren belendend grond stuk) is daarvan een voorbeeld. Gegadigden moeten weliswaar binnen de randvoorwaarden van het plan blijven maar de Gemeente kan haar keuze mede laten bepalen door aan de creativiteit van mededingende ondernemers ontsproten ideeën die de randvoorwaarden overschrijden en voor een zekere meerwaarde zorgen. Zou het anders zijn en de selectie slechts (moeten) worden bepaald door plannen die binnen de randvoorwaarden blijven, dan zou iedere creativiteit bij gegadigden de kop worden ingedrukt. Het plan van Vijfennegentig BV vertoont een duidelijk ambitie voor een hoogwaardige voorziening, zowel in bebouwing als in de wijze waarop deze zal worden geëxploiteerd. Het aanbod is verbreed (naast watergericht tevens landgericht) en biedt ten opzichte van het huidige voorzieningenniveau een meerwaarde voor de omgeving die groter is dan in het plan van Haddock. Het sluit daardoor beter aan bij de randvoorwaarden. Het plan heeft een duidelijk onderscheidend vermogen ten opzichte van reeds in de omgeving aanwezige voorzieningen.
2.11 De gemeente heeft meerdere malen bezien of Haddock voor uitgifte van de grond in aanmerking zou komen. Zij heeft haar uiteindelijke keuze voor Vijfennegentig BV schriftelijk verantwoord en inzichtelijk gemaakt. De gemeente heeft nauwgezet de stappen ondernomen die door de voorzieningenrechter in haar eerste vonnis waren uiteen gezet. Met de nieuwe besluitvorming zijn alle gebreken die de voorzieningenrechter meende in de eerdere besluitvorming van de Gemeente te moeten bespeuren, geredresseerd. Strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur doet zich niet voor, in ieder geval thans niet meer. Het door Haddock aangevochten besluit is genomen in overeenstemming met de beleidsvrijheid van de gemeente in dit soort zaken.
2.12 De locatie heeft de bestemming "recreatieve doeleinden" gekregen. In de stedebouwkundige randvoorwaarden is het uitgangspunt opgenomen dat het paviljoen ("de vestiging")
zowel gericht is op het Weerwater alsook een ondersteuning biedt aan de dagrecreatie op het "groene strand". Het is mogelijk op deze plaats een horecavestiging met terras te realiseren. Gedacht kan worden aan de vestiging van een watergebonden bedrijf en/of vereniging die het recreatieve gebruik van het water en het strand intensiveert, bijvoorbeeld door de verhuur van surfplanken, kleine zeil- en roeiboten, waterfietsen en dergelijke (...). Het openbare karakter van het terrein moet gehandhaafd worden.
De vestiging van Vijfennegentig BV behoeft Haddock niet te beletten om vanaf het openbare strand haar surf- kano- en zeillessen te blijven geven. Concurrentie behoeft door haar ook in zoverre niet te worden geducht dat Vijfennegentig BV geen lessen zal gaan verzorgen maar slechts surfplanken en kano's e.d. zal verhuren.
3. Beoordeling van het geschil.
3.1 Art. 3:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) strekt ertoe het willekeurverbod, het materiële zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel in hoofdzaak te codificeren zoals deze beginselen in de rechtspraak zijn uitgewerkt onder vigeur van art. 8 lid 1 onder c Wet Arob. Met de nieuwe wetsbepaling is niet beoogd de rechterlijke toetsing van overheidshandelen als hier aan de orde te intensiveren. Aanvaard moet dan ook worden dat nadelige gevolgen van handelen van een overheidsorgaan als de gemeente eerst dan als niet evenredig in de zin van evengenoemde wetsbepaling kunnen worden aangemerkt indien de gemeente in redelijkheid niet heeft kunnen menen dat evenredigheid tussen de nadelige gevolgen voor Haddock van de door de gemeente beoogde gronduitgifte aan Vijfennegentig BV en het door de gemeente nagestreefde doel bestaat. De gemeente heeft contracteervrijheid, zij het dat deze wordt begrensd door de algemene beginselen van bestuur. Niet bepalend is wat de rechter zelf zou hebben beslist in het onderhavige geval, maar of de gemeente bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen.
3.2 Hoezeer ook begrip kan worden opgebracht voor de bij Haddock bestaande teleurstelling, die mogelijk is gevoed doordien de gemeente tot tweemaal toe door de voorzieningenrechter op haar verplichtingen uit hoofde van, kort gezegd, het zorgvuldigheidsbeginsel moest worden gewezen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de gemeente tot een kennelijk onredelijke belangenafweging is gekomen. Redengevend daartoe is het navolgende.
3.3 Het plan van Vijfennegentig BV bevat onder meer een voor de gemeente blijkbaar aantrekkelijk voorstel dat een extra dimensie geeft aan de in het bestemmingsplan voor het litigieuze perceel beoogde "strandfunctie", namelijk de op het belendende stuk grond geprojecteerde speeltuin. Dat perceel heeft in het bestemmingsplan (art. 3 lid 1 onder a) de bestemming "dagrecreatie" (Rd). Het is ontegenzeggelijk zo dat voor gezinnen met (zeer jonge) kinderen die van het strand gebruik willen maken zonder zich aan watersportactiviteiten over te geven of voor gezinnen waarvan de kinderen nog te jong zijn voor surfen, zeilen en/of kanovaren, zo'n speeltuin een uitkomst moet zijn. Uitgangspunt is blijkens de stedenbouwkundige randvoorwaarden dat "de vestiging met een watergebonden functie (....) ook een ondersteuning biedt aan de dagrecreatie op het (groene) strand". Blijkens die randvoorwaarden is het de bedoeling dat zowel het gebruik van het strand als het water wordt geïntensiveerd. Het gebruik van dat laatste woord duidt kennelijk op de wens van de gemeente, zoals de gemeente ook heeft aangegeven, een verbetering van de status quo te realiseren doordat een strand dat vooralsnog voornamelijk werd gebruikt als uitvalsbasis voor de (groeps)lessen van Haddock ook zo aantrekkelijk mogelijk zou worden voor andere bezoekers. De gemeente wilde niet "meer van hetzelfde". Zij geeft in de stedenbouwkundige randvoorwaarden verder aan dat zij de intensivering "bijvoorbeeld gestalte ziet krijgen in de verhuur van surfplanken, kleine zeil- en roeiboten, waterfietsen en dergelijke".
3.4 In haar memo van 6 april 2004 stelt de gemeente (pag. 5):
Geconstateerd wordt dat de waterrecreatieve voorzieningen die beide plannen bieden op zich niet direct een toegevoegde waarde hebben ten opzichte van het huidige in de omgeving aanwezige voorzieningenniveau.
Met name de verhuur van kano's, (zeil)boten en surfplanken en het geven van watersportinstructie en begeleiding wordt op dit moment reeds uitgeoefend (door Haddock met als uitvalsbasis de jachthaven van Haddock, gelegen op ca. 100 m. van de kiosklocatie).
Vanuit de wetenschap dat het een unieke locatie betreft, wordt dan ook gezocht naar een plan met een zo groot mogelijke meerwaarde ten opzichte van het huidige voorzieningenniveau. Die meerwaarde kan met name worden gevonden in aanvullende recreatieve activiteiten, de horeca-activiteiten en de ondersteuning die wordt geboden aan het op de locatie beoogde (brede) strandgebruik. Een functie die ook het strandgebruik stimuleert en voor een breed publiek toegankelijk maakt heeft dan ook de voorkeur.
Van het plan van Haddock wordt in datzelfde memo gezegd:
In geringe mate biedt het plan speelmogelijkheden voor kleine kinderen.
Van het plan van Vijfennegentig BV wordt in het memo gezegd:
Tevens vermeldt dit plan een waterspeeltuin waaraan een specifieke toegevoegde waarde kan worden toegekend. Een dergelijke speeltuin maakt een breed gebruik van de locatie als waterrecreatieplaats extra aantrekkelijk doordat ook gezinnen met jonge kinderen een specifieke recreatieve voorziening wordt geboden. Het brede karakter van het plan wordt nog eens onderstreept doordat vanuit de voorziening ook landsportmaterialen (skeelers) zullen worden verhuurd.
(.......)
Met name op het punt van een duidelijke overgang van privé naar openbaar terrein wordt gevreesd voor een vermenging van de activiteiten die Haddock in de nabijgelegen jachthaven uitvoert, welke uiteindelijk zouden kunnen uitmonden in een (feitelijke) uitbreiding van de havenactiviteiten tot aan de locatie waar de voorziening wordt gevestigd, zodat het zelfstandige karakter van de voorziening verloren gaat.
(.......)
De plannen van Haddock en Vijfennegentig BV vertonen veel overeenkomsten en lijken enigszins in elkaars verlengde te liggen. De verschillen worden met name veroorzaakt door het verschil in benadering door de ondernemers. Haddock kiest vooral voor een watersportgerelateerde recreatieve functie en een relatief bescheiden horecafunctie.
Vijfennegentig BV kiest voor een breed gerichte (land en water) integrale recreatieve functie waarbij de horeca een meer substantiële rol speelt en sluit daardoor beter aan bij de voor de locatie benoemde randvoorwaarden.
Tenslotte hecht de gemeente kennelijk meerwaarde aan de omstandigheid dat het plan van Vijfennegentig BV een hogere architectonische ambitie kent, dat die onderneming een goede reputatie heeft voor wat betreft hoogwaardige horecaondernemingen en dat een tapasrestaurant zoals door Haddock beoogd, ter plaatse al aanwezig is doch dat dat niet geldt voor een pannenkoekenrestaurant zoals dat door Vijfennegentig BV in haar plannen is opgenomen. Dat soort subjectieve afwegingen valt in casu binnen het legitieme domein van de contracteervrijheid nu een en ander bovendien heel wel valt in te passen in het geldende bestemmingsplan respectievelijk de "randvoorwaarden" van de gemeente.
3.5 Al deze overwegingen tezamen en in onderling verband in ogenschouw genomen kan niet worden gezegd dat de gemeente een kennelijk onredelijke belangenafweging te verwijten valt, danwel onrechtmatig handelen door overtreding van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
3.6 De vordering van Haddock moet worden afgewezen. Zij zal als de geheel in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen.
BESLISSING
De rechtbank wijst de vordering af.
Haddock wordt veroordeeld in de kosten van dit geding. Deze kosten worden, voorzover tot op heden aan de zijde van de gemeente gevallen, bepaald op EUR 1.411,00.
De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 30 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.