ECLI:NL:RBZLY:2005:AV4197

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
112150 / HA ZA 05-1042
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot vrijwaring afgewezen in kredietgeschil tussen ex-samenwonenden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad aanhangig is gemaakt, zijn ex-samenwonenden betrokken bij een geschil over een kredietovereenkomst. De eiser, IDM Financieringen B.V., heeft de gedaagden, [A] en [B], aangesproken tot terugbetaling van een krediet. De gedaagde [B] heeft in een incidentele vordering de niet verschenen gedaagde [A] in vrijwaring opgeroepen, omdat hij stelt dat [A] zijn handtekening onder het kredietcontract heeft vervalst.

De rechtbank heeft de incidentele vordering tot vrijwaring afgewezen. De rechtbank oordeelt dat, indien de handtekening van [B] inderdaad vervalst is, de vordering van IDM tegen hem zal worden afgewezen, waardoor regres niet aan de orde is. Mocht blijken dat de handtekening van [B] wel door hem is geplaatst, dan kan hij geen regres claimen op [A] op basis van de door hem gestelde vervalsing.

De zaak is op 10 augustus 2005 aanhangig gemaakt en de partijen hebben processtukken gewisseld. De rechtbank heeft vastgesteld dat [B] niet voldoende heeft gemotiveerd waarom [A] hem zou moeten vrijwaren voor de gevolgen van een mogelijke veroordeling in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de beslissing over de kosten aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak en de zaak verwezen naar de rol voor beraad op 4 januari 2006.

Het vonnis is uitgesproken op 14 december 2005 door mr. M.H.S. Lebens-de Mug, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Enkelvoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 112150 / HA ZA 05-1042
Uitspraak : 14 december 2005
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
de besloten vennootschap
IDM FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
procureur mr. W.P. Maris,
advocaat mr. J.V.M. de Jong te Apeldoorn,
en
1. [A],
wonende te [plaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen,
2. [B],
wonende te [plaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. D.H. Sloof.
Partijen hierna te noemen IDM, [A] en [B].
PROCESGANG
De zaak is bij op 10 augustus 2005 uitgebrachte dagvaardingen aanhangig gemaakt.
IDM en [B] zijn verschenen. Tegen de niet verschenen [A] is verstek verleend. Vervolgens zijn tussen de verschenen partijen de volgende processtukken gewisseld:
- een conclusie van antwoord, tevens incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van de zijde van [B];
- een conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident van de zijde van IDM.
Tenslotte is op verzoek van partijen vonnis bepaald in het incident.
CONCLUSIES VAN PARTIJEN
in het incident
De vordering van [B] strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te gelasten dat Sorayma Magdalena [A], wonende te ([postcode]) [plaats] aan de [adres], tegen een door de rechtbank te bepalen terechtzitting ten verzoeke van [B] zal worden gedagvaard, teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen.
IDM heeft zich gerefereerd aan het oordeel van deze rechtbank.
MOTIVERING
in het incident
1 [B] stelt er recht en belang bij te hebben om, voor het geval de vordering van IDM tegen [B] in de hoofdzaak voor toewijzing vatbaar zou zijn, [A] in vrijwaring op te roepen. Aangevoerd wordt dat hij niet op de hoogte was van het bestaan van de kredietovereenkomst tussen IDM en [A] en [B]. Hij vermoedt dat [A], met wie hij enige tijd heeft samengewoond, voor en namens hem een handtekening op de kredietovereenkomst heeft geplaatst zonder zijn instemming.
2 IDM heeft zich te dezer zaak gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3 De rechtbank is van oordeel dat [B] niet voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat [A] hem moet vrijwaren voor de nadelige gevolgen van een mogelijke veroordeling in de hoofdzaak. [B] heeft weliswaar gesteld dat zijn handtekening op de kredietovereenkomst door [A] is vervalst, doch er wordt niet, althans onvoldoende, gesteld dat dit een regresrecht oplevert jegens [A]. Indien in de hoofdzaak blijkt dat de handtekening van [B] vervalst is, dan wordt immers de vordering van IDM jegens hem afgewezen, zodat regres niet aan de orde is.
Indien in de hoofdzaak mocht blijken dat de handtekening toch door [B] is geplaatst, dan heeft hij geen regres op [A], althans niet op de door hem gestelde grond (vervalsing van zijn handtekening).
4 De slotsom is dat de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring dient te worden afgewezen. De zaak zal voor doorprocederen als na te melden naar de rol worden verwezen. De beslissing over de kosten wordt aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
BESLISSING
in het incident
De rechtbank:
- wijst de incidentele vordering van [B] tot oproeping in vrijwaring af;
- houdt de beslissing over de kosten in het incident aan tot de eindbeslissing in de hoofdzaak;
- verwijst de zaak naar de rol van woensdag 4 januari 2006 voor beraad comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op woensdag 14 december 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.