ECLI:NL:RBZLY:2006:AV1147
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van algemeen verbindend verklaarde CAO in arbeidsconflict over achterstallig salaris
In deze zaak vorderde de werkneemster, die van 27 december 1999 tot 1 april 2002 in dienst was bij de eerste gedaagde en aansluitend tot 31 januari 2003 bij de tweede gedaagde, betaling van € 12.190,39 bruto aan achterstallig salaris. Dit bedrag was gebaseerd op de algemeen verbindend verklaarde CAO voor de Textielindustrie en de CAO voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen. Werkneemster stelde dat zij meer uren werkte dan de CAO toestond, maar werkgevers ontkenden dat er een CAO van toepassing was en stelden dat er geen sprake was van een overgang van onderneming.
De kantonrechter, M.E.L. Fikkers, oordeelde dat de werkneemster niet had aangetoond dat de werkgevers onder de werkingssfeer van de CAO vielen. De kantonrechter constateerde dat de werkgevers niet waren aangesloten bij een CAO-partij en dat de arbeidsovereenkomsten geen verwijzing naar een toepasselijke CAO bevatten. De kantonrechter moest ambtshalve onderzoeken of de CAO's tussen de relevante data algemeen verbindend waren verklaard, wat bleek te zijn het geval. De kantonrechter concludeerde dat de werkneemster haar vordering nader moest onderbouwen en dat de werkgevers de schriftelijke overeenkomst tussen hen en de werkneemster dienden te overleggen.
De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de werkneemster werd opgedragen haar vordering inzichtelijk te maken en de werkgevers werd gevraagd om de arbeidsovereenkomst in te brengen. De kantonrechter benadrukte dat de werkneemster ook moest motiveren waarom de arbeidsduurbepalingen mogelijk ook tijdens niet-algemeen verbindende periodes van toepassing zouden zijn geweest.