ECLI:NL:RBZLY:2006:AV1538
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H. Canté
- Rechtspraak.nl
Niet ontvankelijkheid van werknemer in vordering tot betaling vakantietoeslag na bindend advies
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 februari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer vorderde betaling van vakantietoeslag over een vertrekregeling die hem was aangeboden na zijn ontslag. De werkgever verweerde zich tegen deze vordering door te stellen dat de werknemer niet ontvankelijk was, omdat er eerder al bindend advies was gegeven over dit geschil. De werknemer had in zijn dagvaarding verzuimd te vermelden dat er al een bindend advies was afgegeven, wat de werkgever aanvoerde als reden voor niet ontvankelijkheid.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer, ondanks zijn eerdere pogingen om zijn vordering via bedrijfscommissies te laten beoordelen, in zijn dagvaarding niet had aangegeven dat er al een bindend advies was gegeven. Dit advies was in twee instanties afgegeven en de werknemer had geen gronden aangevoerd voor de vernietigbaarheid van dit advies, zoals vereist volgens artikel 7:904 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter oordeelde dat de werknemer niet kon terugkomen op een geschil dat al eerder was behandeld en afgewezen door de Centrale Commissie grafimedia.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de werknemer afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het correct vermelden van eerdere bindende adviezen in juridische procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting voor de ontvankelijkheid van vorderingen.