ECLI:NL:RBZLY:2006:AV1908
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens vertrouwensbreuk na seksuele intimidatie afgewezen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgeefster en een werknemer. De werkgeefster verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen, specifiek een vertrouwensbreuk die zou zijn ontstaan na een incident van seksuele intimidatie door de werknemer. De werknemer heeft het verzoek betwist en verzocht om afwijzing, met een mogelijke schadevergoeding indien het verzoek zou worden toegewezen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de werknemer heeft op 9 november 2005 een seksuele benadering gedaan naar een schoonmaakster die in dienst was van de werkgeefster. Na dit voorval heeft de werkgeefster een waarschuwing gegeven aan de werknemer en op 21 november 2005 is er een gesprek geweest waarin de werkgeefster heeft aangegeven dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer de beschuldigingen van seksuele intimidatie niet heeft ontkend, maar heeft betoogd dat zijn opmerking niet als ernstig moest worden opgevat.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel er sprake was van een vertrouwensbreuk, deze niet onherstelbaar was. De kantonrechter heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de werknemer een vijfjarig dienstverband had en dat er geen eerdere negatieve signalen waren over zijn gedrag. De kantonrechter concludeerde dat de werkgeefster te snel het vertrouwen in de werknemer had verloren en dat het ontbinden van de arbeidsovereenkomst in deze omstandigheden niet billijk zou zijn. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.