ECLI:NL:RBZLY:2006:AV3071

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
302303 AZ 05-30
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in huurovereenkomst tussen uitzendbureau en verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 februari 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van een deskundige in het kader van een huurovereenkomst. De verzoeker, die sinds 1 januari 1995 een bedrijfsruimte verhuurt aan de rechtsvoorgangster van Creyf’s, stelde dat de huidige huurprijs van € 891,09 per maand niet meer in lijn is met de huurprijzen van vergelijkbare bedrijfsruimten. Hij verzocht om de benoeming van deskundigen om een advies op te stellen over de huurprijs. Creyf’s, de verwerende partij, betwistte echter dat het gehuurde als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW kan worden aangemerkt, en voerde aan dat de regels van dit artikel niet van toepassing zijn op hun huurovereenkomst.

De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen overwogen. De rechter concludeerde dat het gehuurde, dat door Creyf’s als uitzendbureau wordt gebruikt, niet onder de definitie van bedrijfsruimte valt zoals bedoeld in artikel 7:290 BW. De rechter oordeelde dat de bestemming van het gehuurde als kantoor en het feitelijke gebruik als uitzendbureau niet voldoen aan de vereisten voor bedrijfsruimte. De rechter wees erop dat de parlementaire geschiedenis van artikel 7:290 BW een terughoudende interpretatie vereist en dat het exploiteren van een uitzendbureau niet kan worden gekwalificeerd als een vorm van handel die onder dit artikel valt.

Daarom verklaarde de kantonrechter de verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot benoeming van een deskundige, aangezien artikel 7:304 BW alleen van toepassing is indien er sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. De verzoeker werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Creyf’s zijn gemaakt, tot een bedrag van € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders en huurders om goed te begrijpen of hun huurovereenkomst onder de relevante wetgeving valt, vooral in het geval van bijzondere bedrijfsactiviteiten zoals uitzendbureaus.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 302303 AZ VERZ 05-30
datum : 13 februari 2006
BESCHIKKING OP EEN VERZOEK TOT BENOEMING VAN EEN DESKUNDIGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7:304 LID 2 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK
in de zaak van:
[VERZOEKER]
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij, verder te noemen: “[[verzoeker]]”,
gemachtigde mr. J.H. van Meurs, advocaat te (8260 AB) Kampen, postbus 90,
tegen
de besloten vennootschap CREYF’S BEHEER B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Den Bosch,
verwerende partij, verder te noemen: “Creyf’s”,
gemachtigde mr. drs. D.A.C. Janssen, advocaat te (5280 AC) Boxtel, postbus 127.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift van 29 december 2005 met aangehechte bijlagen en
- het verweerschrift van 13 januari 2006 en
- de door [[verzoeker]] nader ingezonden ontbrekende pagina’s van productie 1 van het verzoekschrift.
De mondelinge behandeling is gehouden op 6 februari 2006.
Verschenen zijn:
- [[verzoeker]], vergezeld van mr. Van Meurs en de heer [W], makelaar te Kampen en
- namens Creyf’s haar facilitair manager, de heer [V], vergezeld van mr. drs. Janssen.
Het verzoek en het daartegen gevoerde verweer
[[verzoeker]] heeft verzocht om de benoeming van één of meer deskundigen als bedoeld in artikel 7:304 lid 2 BW. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij vanaf 1 januari 1995 aan (de rechtsvoorgangster van) Creyf’s verhuurt de bedrijfsruimte / het winkelpand te Kampen aan de Plantage 2, dat de looptijd van de huurperiode per vijf jaar wordt verlengd, dat de thans geldende huurprijs van € 891,09 per maand niet meer overeenstemt met de huurprijs van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse, benaderd op de wijze als bedoeld in artikel 7:303 BW en dat er tussen partijen geen overeenstemming kon worden bereikt over een wijziging van de huurprijs noch over de benoeming van deskundigen ter opstelling van een advies omtrent de nader vast te stellen huurprijs als bedoeld in artikel 7:304 BW. [[verzoeker]] heeft daarop voorgesteld om één of meer van de drie door hem met naam en toenaam genoemde makelaars te Kampen tot deskundige te benoemen.
Creyf’s heeft tegen het verzoek aangevoerd dat [[verzoeker]] niet in zijn verzoek kan worden ontvangen aangezien het gehuurde niet kan worden aangemerkt als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW zodat de regels uit de betreffende afdeling, waaronder artikel 7:304 BW, niet op het gehuurde toepasselijk zijn. Creyf’s heeft daartoe verwezen naar de overeengekomen bestemming van kantoor en de omstandigheid dat een uitzendbureau niet valt onder de in lid 2 van artikel 7:290 BW genoemde bedrijven. Voorts heeft Creyf’s bestreden dat de huurprijs niet (meer) zou overeenstemmen met de huurprijzen van vergelijkbare bedrijfsruimten in de omgeving. Bovendien heeft [[verzoeker]] niet althans onvoldoende getracht om in minnelijk overleg een huurprijsverhoging te realiseren. Tot slot heeft Creyf’s aangevoerd dat, voor het geval er desondanks aanleiding is om deskundigen te benoemen, de bedrijfshuuradviescommissie dient te worden benoemd, zulks in verband met hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
De beoordeling
1.
De kernvraag is of op het gehuurde, waarin een uitzendbureau wordt gedreven, het regime van artikel 7:290 e.v. van het Burgerlijk Wetboek toepasselijk is.
2.
Tussen partijen staat vast dat (de rechtsvoorgangster van) Creyf’s vanaf de aanvang van de huurovereenkomst per 1 januari 1995 het gehuurde gebruikt als uitzendbureau. Partijen zijn daartoe in de tussen hen opgemaakte huurovereenkomst gebruik als “kantoor” overeengekomen.
3.
Noch de overeengekomen bestemming noch het feitelijk gebruik als uitzendbureau kan onder het begrip “bedrijfsruimte” in de zin van artikel 7:290 BW worden gebracht. Anders dan [[verzoeker]] heeft bepleit, mag dat begrip volgens de parlementaire geschiedenis betreffende de totstandkoming van artikel 7A:1624 BW (oud) niet extensief worden geïnterpreteerd. Nu de definitiebepaling uit lid 2 van dat artikel ongewijzigd is overgenomen in artikel 7:290 BW moet dan ook worden vastgehouden aan een terughoudende interpretatie.
4.
Het exploiteren van een uitzendbureau valt naar het oordeel van de kantonrechter op geen enkele wijze te categoriseren als een vorm van handel waar lid 2 van artikel 7:290 BW het oog op heeft. Creyf’s houdt zich immers ter plaatse bezig met arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI) en niet, zoals [[verzoeker]] dat omschrijft, met “de verkoop van banen”.
5.
De door [[verzoeker]] aangevoerde omstandigheden, te weten dat het gehuurde het uiterlijk heeft van een winkel, dat het gehuurde is gesitueerd in het centrum van Kampen in het winkelgebied, dat het gehuurde voor een ieder toegankelijk is, dat in de etalage van het gehuurde de advertenties zijn geplaatst voor banen waarvoor zij arbeidskrachten zoekt en dat uitzendbureaus gewoonlijk zijn gevestigd op een plaats waar veel publiek langskomt, maakt, afzonderlijk dan wel in onderlinge samenhang bezien, het voorgaande niet anders.
6.
Voormelde omstandigheden kunnen wellicht relevant zijn voor de vaststelling van de mate van plaatsgebondenheid van het betreffende bedrijf doch slechts in het geval dat niet zeker is of dat bedrijf onder één van de in lid 2 sub a genoemde categorieën valt. Nu er geen twijfel over kan bestaan dat de door Creyf’s gedreven onderneming niet kan worden beschouwd als een bedrijf in de zin van meerbedoeld artikellid, kan een mogelijke plaatsgebondenheid geen rol spelen. In ieder geval is onjuist dat (alleen) plaatsgebondenheid van een onderneming al leidt tot toepasselijkheid van afdeling 6 van titel 7.4 BW.
7.
De niet toepasselijkheid van artikel 7:290 BW brengt met zich dat [[verzoeker]] in zijn verzoek ex artikel 7:304 BW, welk artikel slechts van toepassing is indien sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW, niet ontvankelijk is.
8.
[[verzoeker]] zal met de proceskosten worden belast.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart [[verzoeker]] niet ontvankelijk in zijn verzoek tot benoeming van een deskundige als bedoeld in het tweede lid van artikel 7:304 BW;
- veroordeelt [[verzoeker]] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Creyf’s gevallen, bepaald op een bedrag van € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 13 februari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.