ECLI:NL:RBZLY:2006:AV3770
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Concurrentie- en relatiebeding in arbeidsovereenkomst en de gevolgen van schending
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 maart 2006, staat de vraag centraal of de werknemer zich heeft gehouden aan het concurrentie- en relatiebeding in zijn arbeidsovereenkomst. De werkgeefster vordert betaling van een schadevergoeding van € 78.172,46, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de werknemer na beëindiging van zijn dienstverband een concurrerend bedrijf is gestart en klanten van de werkgeefster heeft benaderd. De werknemer betwist de vordering en stelt dat hij zich aan de afspraken heeft gehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer tijdens zijn dienstverband activiteiten heeft ontplooid die in strijd zijn met het concurrentiebeding. De werknemer heeft erkend dat hij met twee collega’s heeft gesproken over het opzetten van een eigen bedrijf en dat hij tijdens werktijd contact heeft gehad met potentiële klanten. De kantonrechter oordeelt dat de werkgeefster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemer al tijdens zijn dienstverband heeft geprobeerd om klant [C] voor zichzelf binnen te halen.
De kantonrechter heeft de werknemer in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren tegen de stelling van de werkgeefster. Tevens is er een comparitie van partijen gelast om nadere inlichtingen te verstrekken. De zaak is aangehouden voor overlegging van schriftelijk bewijs en zal op 21 maart 2006 opnieuw worden behandeld. De rechtbank benadrukt dat de werknemer zich ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet houden aan de gerechtvaardigde belangen van de werkgeefster, en dat hij zich had moeten verantwoorden over zijn activiteiten na zijn vertrek.
De uitspraak van de rechtbank zal uiteindelijk bepalen of de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werkgeefster heeft geleden door zijn handelen, en in hoeverre de gevorderde schadevergoeding terecht is.