ECLI:NL:RBZLY:2006:AV3770

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
7 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
299501 CV 05-6049
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentie- en relatiebeding in arbeidsovereenkomst en de gevolgen van schending

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 maart 2006, staat de vraag centraal of de werknemer zich heeft gehouden aan het concurrentie- en relatiebeding in zijn arbeidsovereenkomst. De werkgeefster vordert betaling van een schadevergoeding van € 78.172,46, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de werknemer na beëindiging van zijn dienstverband een concurrerend bedrijf is gestart en klanten van de werkgeefster heeft benaderd. De werknemer betwist de vordering en stelt dat hij zich aan de afspraken heeft gehouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer tijdens zijn dienstverband activiteiten heeft ontplooid die in strijd zijn met het concurrentiebeding. De werknemer heeft erkend dat hij met twee collega’s heeft gesproken over het opzetten van een eigen bedrijf en dat hij tijdens werktijd contact heeft gehad met potentiële klanten. De kantonrechter oordeelt dat de werkgeefster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemer al tijdens zijn dienstverband heeft geprobeerd om klant [C] voor zichzelf binnen te halen.

De kantonrechter heeft de werknemer in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren tegen de stelling van de werkgeefster. Tevens is er een comparitie van partijen gelast om nadere inlichtingen te verstrekken. De zaak is aangehouden voor overlegging van schriftelijk bewijs en zal op 21 maart 2006 opnieuw worden behandeld. De rechtbank benadrukt dat de werknemer zich ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet houden aan de gerechtvaardigde belangen van de werkgeefster, en dat hij zich had moeten verantwoorden over zijn activiteiten na zijn vertrek.

De uitspraak van de rechtbank zal uiteindelijk bepalen of de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werkgeefster heeft geleden door zijn handelen, en in hoeverre de gevorderde schadevergoeding terecht is.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 299501 CV EXPL 05-6049
datum : 7 maart 2006
Vonnis in de zaak van:
[WERKGEEFSTER],
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats],
eisende partij, hierna werkgeefster genoemd,
gemachtigde mr. L.J.T. Hoksbergen, advocaat te (8000 AP) Zwolle, Postbus 600,
tegen
[WERKNEMER],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna werknemer genoemd,
gemachtigde mr. K. Tunç, advocaat te (7770 AK) Hardenberg, Postbus 416.
Het procedureverloop
De zaak is bij tussenvonnis van 16 november 2005 door de sector civiel van deze rechtbank wegens onbevoegdheid verwezen naar de kantonrechter. Vervolgens hebben partijen nog gere- en gedupliceerd, waarna vonnis is bepaald op heden.
Het geschil
Werkgeefster vordert betaling van € 78.172,46 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2005 en onder veroordeling van werknemer in de proceskosten.
Werknemer concludeert tot afwijzing met veroordeling van werkgeefster in de kosten van de procedure.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
a. Werknemer is van 7 oktober 1999 tot 30 april 2005 krachtens arbeidsovereenkomst als tekenaar/ontwerper en medewerker buitendienst werkzaam geweest bij werkgeefster, die zich bezig houdt met ontwerp, vervaardiging en levering van interieuropstellingen voor met name de medische markt, waaronder tandartsenpraktijken.
b. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is onder art. 8 een verbod opgenomen op concurrerende werkzaamheden tijdens dienstverband behoudens schriftelijke toestemming van werkgeefster. Voorts is onder art. 11 een concurrentiebeding opgenomen dat werknemer verbiedt om gedurende een jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten voor bedrijven die concurrerend zijn in de branche.
c. Werknemer heeft op 29 april 2005 het initiatief genomen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst en tot schrapping van het concurrentiebeding in art. 11. Dit artikel is vervangen door een relatiebeding dat inhoudt dat werknemer gedurende een jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst bepaalde producten niet mag verkopen en geen acquisitie mag plegen naar bestaande klanten en lopende contacten van werkgeefster, of deze mag benaderen. Zou werknemer in die periode benaderd worden “door reeds bestaande klanten of lopende offertes, zal werknemer deze klanten doorverwijzen naar werkgever, doch uiteindelijk blijft klant eigen keuze bepalen”, aldus de beëindigingsovereenkomst tussen partijen.
d. Op 3 mei 2005 heeft werknemer in het handelsregister laten inschrijven dat per 1 mei 2005 zijn eenmanszaak [X] Interieurs is gevestigd te [vestigingsplaats] met daarin drie werkzame personen. De onderneming houdt zich o.a. bezig met ontwerp en productie van interieurs voor met name de medische sector, waaronder tandartsen.
e. De twee andere bij [X] werkzame werknemers zijn eveneens bij werkgeefster in dienst geweest en hebben vrijwel onmiddellijk na werknemer hun baan daar opgezegd. Zij zijn per 1 mei 2005 in dienst bij werknemer.
f. In 2003 heeft werkgeefster een opdracht bij tandarts [C] uitgevoerd. In 2004 heeft [C] aan werkgeefster een offerte gevraagd voor een nieuw interieur. Op 10 februari 2005 is werknemer aanwezig geweest bij een bespreking over de gewenste uitvoering waarbij ook dhr. [A] van Ingenieursburo [A] aanwezig was, en daarbij is werknemer opgedragen een meubeltekening te maken met geïntegreerde radiator. Het verslag van die bespreking is door [A] naar het privé-adres van werknemer gestuurd. Bij brief van 7 maart 2005 is aan [C] een prijsopgave gedaan. Ook in maart 2005 heeft werkgeefster aan werknemer gevraagd hoe het met deze opdracht stond, waarop werknemer heeft geantwoord dat de opdracht stil lag omdat [C] nog moest bepalen wat hij exact wilde , maar dat de besluitvorming in een vergevorderd stadium was. De radiatortekening heeft werkgeefster niet.
g. Na 1 mei 2005 heeft werkgeefster ontdekt dat werknemer zijn concurrerende bedrijf had ingeschreven in het handelsregister en de opdracht van [C] heeft gekregen. Ook heeft werkgeefster bij het opruimen van de werkplek van werknemer geconstateerd dat zij de dossiermap van [C] miste, met daarin alle tekeningen, en daarnaast enkele andere mappen van opdrachtgevers waarvoor werknemer bezig was. Bij brief van 30 mei 2005 heeft zij werknemer gesommeerd tot teruggave, aan welke sommatie werknemer gehoor heeft gegeven.
h. In diezelfde brief heeft werkgeefster werknemer aansprakelijk gesteld en de thans in rechte gevorderde schadevergoeding geclaimd.
2.1
Werkgeefster legt aan haar vordering ten eerste de stelling ten grondslag dat werknemer zich tijdens de arbeidsovereenkomst niet heeft gedragen zoals een goed werknemer betaamt en heeft gehandeld in strijd met het verbod op concurrerende activiteiten.
Daartoe voert werkgeefster aan dat werknemer tijdens dienstverband heeft belet dat de opdracht van [C] naar werkgeefster ging en [C] heeft benaderd om diens opdracht voor zichzelf te verwerven. Dit blijkt uit het feit dat het verslag van [A] van de bespreking in februari 2005 niet naar werkgeefster is gestuurd, maar naar het privé--adres van werknemer. Werknemer heeft in maart 2005 tegen werkgeefster gelogen toen hij op haar vraag antwoordde dat de opdracht stil lag. Er was immers net een offerte uitgegaan. Bovendien had werknemer een aantal dossiers waaronder dat van [C] thuis en blijkt uit telefoongegevens dat werknemer na februari 2005 regelmatig met [C] heeft gebeld, zelfs nog op 30 april 2005. [C] heeft werkgeefster meegedeeld dat hij tevreden was over het eerdere werk van werkgeefster.
Voorts moet werknemer tijdens dienstverband afspraken met de twee andere vertrokken collega’s hebben gemaakt over het opzetten van het concurrerende bedrijf. Ook is gebleken dat werknemer in werktijd en met de fax van werkgeefster een voor zijn eigen bedrijf bedoelde boormachine heeft besteld, waarbij hij de leverancier vroeg om de reactie naar zijn privé--adres te sturen. Verder heeft werknemer vanaf januari 2005 in werktijd en op kosten van werkgeefster verschillende keren gebeld naar de Kamer van Koophandel, naar Probizz (adviseur voor startende ondernemers), naar een bank waar werkgeefster geen relatie mee heeft, en naar Energym (de verhuurder van het huidige bedrijfspand van werknemer).
Ook maakt werkgeefster aan werknemer het verwijt dat hij haar heeft misleid door aan te geven dat zijn nieuwe werkgever had geëist dat het concurrentiebeding werd omgezet in een relatiebeding.
2.2
Ten tweede stelt werkgeefster dat werknemer na ommekomst van de arbeidsovereenkomst heeft gehandeld in strijd met het relatiebeding en ook overigens onrechtmatig heeft gehandeld. Werknemer heeft nimmer meegedeeld dat [C] hem benaderd had. Het stond werknemer niet vrij om de opdracht van [C] aan te nemen en uit te voeren. Ook heeft werknemer in april 2005 verschillende keren met [W] gebeld, en ook van deze klant van werkgeefster heeft werknemer na 1 mei 2005 een opdracht gekregen. Werkgeefster leidt hieruit af dat werknemer zich tot de klant heeft gericht.
2.3
De schade stelt werkgeefster op de gemiste omzet van [C], ofwel € 59.420,00. Dit bedrag moet worden vermeerderd met € 5770,71, zijnde de helft van het salaris dat werknemer de laatste vier maanden heeft ontvangen plus de telefoon- en kilometerkosten, zulks als schadevergoeding voor verminderde inzet van werknemer. Voorts vordert werkgeefster een bedrag van € 12.981,75 zijnde de tekenkosten van de dossiers die werknemer na afloop van het dienstverband ten onrecht in zijn bezit had. In die dossiers heeft werkgeefster voor 1 mei 2005 offertes uitgebracht, maar geen opdracht verworven omdat werknemer en de dossiers weg waren, zodat het contact met de opdrachtgever niet goed kon verlopen.
3.1
Werknemer betwist dat hij tijdens dienstverband [C] of andere klanten van werkgeefster voor zichzelf heeft benaderd. Dat het verslag van [A] naar zijn huisadres is gestuurd kan komen doordat werknemer toen soms thuis werkte, of post laat kreeg als dat via werkgeefster ging. In dupliek voegt werknemer nog toe dat [A] wegens ziekte in die vergadering vertegenwoordigd werd door zijn zoon. Uit het feit dat werknemer voor de vergadering met [A] benzinekosten declareerde bij werkgeefster en de afspraak in de agenda stond, blijkt al dat hij niets te verbergen had.
De latere telefooncontacten met [C] waren om te informeren naar de voortgang, die echter werd vertraagd door een bijna failliete aannemer. De telefooncontacten met [W] in april 2005 hebben geleid tot een opdracht aan werkgeefster van 28 april 2005 voor wijziging van het restaurant.
Toen [C] hoorde dat werknemer bij werkgeefster weg ging, heeft hij geweigerd de opdracht aan werkgeefster te geven. Na oprichting van zijn eigen bedrijf kreeg werknemer deze opdracht, nadat hij [C] vergeefs naar zijn vorige werkgever had verwezen. Werknemer heeft [C] een verklaring hieromtrent laten tekenen.
De dossiers heeft hij niet ontvreemd, maar zij waren om nog onduidelijke redenen in zijn bezit omdat hij thuis had gewerkt. Eind april 2005 wist hij niet dat hij zo snel uit dienst zou gaan bij werkgeefster.
Volgens werknemer heeft hij aangedrongen op wijziging van het concurrentiebeding omdat het onduidelijk en te ruim was; het is nooit zijn bedoelding geweest om het zodanig te laten wijzigen dat hij zou kunnen concurreren met werkgeefster.
De twee werknemers die nu bij hem in dienst zijn, hadden het plan in Duitsland een onderneming te beginnen met werknemer. Dat bleek vanwege Duitse wetgeving niet mogelijk, waarna bij werknemer het idee ontstond in Nederland te beginnen. De andere twee moesten eerst solliciteren voordat hij ze in dienst nam.
3.2
Met beroep op een hofarrest (Den Bosch, JAR 2004/236) betoogt werknemer dat het hem vrij staat zijn voormalig werkgeefster concurrentie aan te doen. Van de in dat arrest genoemde bijkomende omstandigheden die zulks anders kunnen maken, is geen sprake.
De opdracht die [W] hem in juli 2005 gaf, was een geheel nieuwe opdracht voor welk contact [W] het initiatief nam. Ook [W] heeft geweigerd een doorverwijzing naar werkgeefster te accepteren.
3.3
De omvang van de gevorderde schade wordt betwist. Werkgeefster vordert ten onrechte de gemiste omzet in plaats van gederfde winst voor de opdracht-[C]. Overigens was de projectprijs van werkgeefster lager. Voor terugvordering van loon is geen wettelijke reden. Werknemer ontkent bovendien dat hij zich niet voor de volle 100% heeft ingezet voor werkgeefster. Waarom werknemer tekenkosten verschuldigd is voor geretourneerde dossiers, is hem een raadsel. Werkgeefster heeft niet aangetoond dat zij opdrachten is misgelopen. In een aantal van die dossiers was de opdracht overigens al uitgevoerd.
4.
De kantonrechter constateert dat werknemer erkent dat hij, toen hij nog in dienst was bij werkgeefster en gebonden was aan het beding van art. 8 van de arbeidsovereenkomst, daadwerkelijk activiteiten heeft ontplooid die zouden leiden tot rechtstreekse concurrentie van werkgeefster, terwijl werknemer toen nog niet ontslagen was van het verbod om na afloop van het dienstverband concurrerende werkzaamheden te verrichten. Werknemer erkent immers dat hij met twee collega’s heeft gesproken over een eigen bedrijf, al dan niet over de grens, hij erkent dat hij de twee collega’s, die blijkens de inschrijving van zijn nieuwe bedrijf per 1 mei 2005 al bij hem werken, eerst bij hem heeft laten solliciteren, en hij heeft niet weersproken dat hij tijdens dienstverband en nota bene op kosten van werkgeefster regelmatig heeft gebeld met zijn financier, zijn adviseur en zijn aanstaande verhuurder.
Daarmee heeft werknemer gehandeld in strijd met de bedoeling van art. 8.
5.
De kantonrechter acht het dan ook zeer begrijpelijk dat werkgeefster geen vertrouwen had in de eerlijkheid van werknemer, toen zij bemerkte dat werknemer haar vrijwel onmiddellijk na zijn opzegging en wijziging van het concurrentiebeding in een relatiebeding rechtstreeks ging beconcurreren en, zonder daarover met werkgeefster contact op te nemen, een klant van werkgeefster binnenhaalde, aan wie werkgeefster offerte had uitgebracht terwijl eerdere post over die opdracht tijdens dienstverband naar het huisadres van werknemer bleek te zijn gestuurd.
De kantonrechter deelt die twijfel vooralsnog geheel. Werkgeefster heeft geen beroep gedaan op een wilsgebrek om daarmee de beëindigingsovereenkomst aan te tasten, en waarschijnlijk is dat op goede gronden niet gedaan, nu werkgeefster met schrapping van het concurrentiebeding akkoord is gegaan zonder zich goed op de hoogte te stellen van de concrete plannen van werknemer. Toch moet het de kantonrechter van het hart dat het verhaal dat werknemer hieromtrent ophangt (nooit zijn bedoeling om daarna rechtstreeks te gaan concurreren!) volstrekt ongeloofwaardig is in het licht van de feiten uit de vorige overweging. Ook is zijn verklaring dat het beding voor hem onduidelijk was verbazingwekkend, al was het maar omdat werknemer zelf onder punt 2 van zijn dupliek al aangeeft wat de gevolgen voor hem zouden zijn bij handhaving van het beding. Daar zit geen woord Spaans bij.
6.
De verklaringen die werknemer geeft voor het vaststaande feit dat het verslag van de vergadering met [A] over het nieuwe project bij [C], al eerder een klant van werkgeefster, met een tekenopdracht aan werknemer naar het huisadres van werknemer is gestuurd, overtuigen de kantonrechter geenszins. Daarmee is een sluier van geheimzinnigheid komen te hangen rondom het verkrijgen van de order van [C] ten nadele van werkgeefster.
Het bevreemdt de kantonrechter ook dat de prijsopgave die op 7 maart 2005 aan [C] is gedaan (productie 10 bij dagvaarding) op geen enkele manier herkenbaar afkomstig is van werkgeefster, bijvoorbeeld aan de hand van briefpapier of door ondertekening.
Ook is de kantonrechter niet onder de indruk van de inhoud van de verklaring die werknemer door [C] heeft laten tekenen (productie 11 bij dagvaarding). Dat [X], het nieuwe bedrijf van werknemer per 1 mei 2005, geen bemiddelende rol zou hebben gespeeld is immers niet beslissend: van belang is wat werknemer zelf heeft gedaan.
7.
De kantonrechter is van oordeel dat, in het licht van het voorgaande, door werkgeefster genoeg aannemelijk is gemaakt dat werknemer al tijdens dienstverband heeft gepoogd klant [C] voor zichzelf binnen te halen. Werknemer mag het tegendeel bewijzen.
8.
Ook als werknemer zou slagen in het hem opgedragen bewijs, betekent dat nog niet dat het hem zonder meer vrijstond om na ommekomst van zijn arbeidsovereenkomst de opdracht van [C] aan te nemen zonder rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van werkgeefster. Hij heeft die opdracht immers kunnen uitvoeren op basis van voorbereidende werkzaamheden die hij eerder in loondienst van werkgeefster heeft uitgevoerd, en zich aldus kosten kunnen besparen. Dit spreekt temeer nu werknemer bovendien het dossier van [C] met daarin de tekeningen onder zich heeft gehouden gedurende ongeveer een maand na ommekomst van de arbeidsovereenkomst. Niet ondenkbaar acht de kantonrechter overigens dat werknemer daardoor ook een lagere prijs heeft kunnen bieden om zodoende de opdracht binnen te halen.
Zelfs als werknemer het relatiebeding oprecht heeft nageleefd, niet onder de prijs van werkgeefster is gaan zitten en [C] inderdaad heeft verzocht de opdracht onder te brengen bij werkgeefster, hetgeen [C] dan niet zou hebben gewild, was het behoorlijk geweest indien werknemer zich uit eigen beweging met werkgeefster had verstaan om werkgeefster van het gebeurde in kennis te stellen en afspraken te maken over een vergoeding voor bespaarde kosten.
9.
Werkgeefster heeft niet meer kunnen reageren op het bij dupliek gevoerde verweer van werknemer betreffende de andere klant, [W]. De kantonrechter zal dit punt reserveren voor bespreking tijdens de comparitie die zij zal gelasten.
10.
Werknemer heeft wel het gelijk aan zijn zijde wanneer hij de berekening van de gevorderde schadevergoeding betwist. Werkgeefster kan, ook als werknemer niet slaagt in zijn bewijsopdracht, een deel van die gevorderde vergoeding niet zonder meer stellen op gemiste omzet, maar zal in het geval van de opdracht-[C] in beginsel moeten uitgaan van geleden verlies of gederfde winst.
Omtrent de schadecomponenten wenst de kantonrechter nadere inlichtingen van partijen, hetgeen op de comparitie aan de orde zal komen. Daartoe zal een persoonlijke verschijning worden bevolen. Aan het niet verschijnen kan de kantonrechter gevolgen verbinden. Deze inlichtingencomparitie kan tevens worden benut voor het onderzoeken van de mogelijkheid van een minnelijke regeling.
De comparitie kan vooraf worden gegaan door een getuigenverhoor, indien werknemer daartoe een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod doet.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt werknemer in de gelegenheid bewijs bij te brengen tegen de voorshands voldoende aannemelijk geachte stelling van werkgeefster dat werknemer al tijdens dienstverband heeft gepoogd klant [C] voor zichzelf binnen te halen;
- bepaalt voorts het navolgende:
Voor overlegging van schriftelijk bewijs wordt de zaak aangehouden tot de zitting van dinsdag 21 maart 2006 om 09.30 uur. Indien werknemer bewijs door getuigen wil leveren, moet dat voor of uiterlijk op die zitting schriftelijk aan de sector kanton worden meegedeeld met opgave van het aantal getuigen dat zal worden voorgebracht.
Werknemer wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat uiterlijk zeven dagen voor het verhoor ook aan de tegenpartij de namen en woonplaatsen van de getuigen moeten worden opgegeven.
Als partijen wensen dat met hun verhinderdata rekening wordt gehouden, zullen zij die eveneens voor of uiterlijk op die zitting schriftelijk dienen op te geven. Vervolgens zal dan worden bepaald wanneer het getuigenverhoor zal plaatsvinden.
- beveelt, alvorens verder te beslissen, partijen om in persoon (werkgeefster deugdelijk vertegenwoordigd,) te verschijnen voor de kantonrechter voor het verstrekken van nadere inlichtingen en wel op een nader, in overleg met partijen, vast te stellen datum en tijdstip;
- verwijst de zaak naar bovengenoemde rol; vóór of uiterlijk op die zitting kunnen beide partijen schriftelijk aan de sector kanton opgeven op welke dagen zij in de 10 weken daarna verhinderd zijn, voor welke opgave geen nader uitstel zal worden verleend;
op deze zitting zal dan worden bepaald wanneer en waar de comparitie van partijen zal plaatsvinden;
na dagbepaling wordt geen uitstel meer verleend;
- houdt de zaak aan voor het overige.
Aldus gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 7 maart 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.