RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaak/rolnr.: 107814 / FA RK 05-1186
datum : 12 januari 2006
beschikking van de enkelvoudige familiekamer
[adoptante],
beiden wonende [postcode] [plaats], gemeente [gemeente],
[adres],
advocaat mr. D.J. Maassen te 's-Gravenhage,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
hierna als de adoptant, de adoptante, respectievelijk de adoptanten aangeduid,
verzoekers.
Het procesverloop
Bij beschikking van 7 juni 2005 heeft de rechtbank, alvorens verder te beslissen op het verzoek van de adoptanten tot adoptie van de minderjarige oorspronkelijk genaamd [minderjarige] (tevens aangeduid als [minderjarige]), de Raad voor de Kinderbescherming te Zwolle, hierna als de Raad aangeduid, verzocht onderzoek te verrichten in verband met dit verzoek en de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
In verband hiermede heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de inlichtingenrol van deze kamer van donderdag 6 oktober 2005.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van:
- een brief van de Raad d.d. 8 september 2005;
- een brief van de adoptanten d.d. 12 september 2005 met bijlagen;
- een brief van de Raad d.d. 14 november 2005 met als bijlage zijn rapportage, d.d. 10 november 2005;
- een brief van de adoptanten d.d. 22 november 2005 met bijlagen;
- een brief van de adoptanten d.d. 16 december 2005 met bijlage.
- een brief van de adoptanten d.d. 23 december 2005 met bijlage.
De adoptanten hebben afgezien van een behandeling ter zitting.
Vaststaande feiten
De adoptant is geboren op [datum] 1974 in de gemeente [gemeente] en de adoptante op
[datum] 1977 te [plaats], Sovjet-Unie.
Zij zijn op 18 april 2001 in de gemeente [plaats] (thans: de gemeente [gemeente]) met elkaar gehuwd.
De minderjarige is - naar moet worden aangenomen - geboren op [datum] 2002 te [plaats], [regio], Rusland. De moeder van de minderjarige is - zonder achterlating van haar adres - bij de minderjarige weggegaan. De identiteit van de vader is evenmin bekend geworden.
De minderjarige is bij vonnis van "The [plaats] Municipal Federal Court of the [regio]" van 8 september 2003 door de adoptante, die zowel de Nederlandse als de Russische nationaliteit heeft, geadopteerd. Dit vonnis is op 19 september 2003 onherroepelijk geworden.
Door de Minister van Justitie heeft aan de adoptanten tezamen noch aan één van hen toestemming verleend voor het ter adoptie opnemen van een buitenlands kind.
Weliswaar hebben de adoptanten achteraf - derhalve nadat de minderjarige naar Nederland is gekomen - wel een aanvraag om een beginseltoestemming bij de Minister van Justitie ingediend, hetgeen blijkt uit de ontvangstbevestiging van de Minister voornoemd van 8 maart 2004, maar dit verzoek is thans nog in behandeling.
Sedert de adoptie naar het recht van Rusland is de minderjarige genaamd:
[naam na adoptie] (in de overgelegde vertaling van het adoptievonnis tevens aangeduid als [naam na adoptie] en [naam na adoptie]).
De minderjarige wordt vanaf 7 augustus 2003 door de adoptante alleen en vanaf 30 december 2003 (sinds welke datum de minderjarige volgens de adoptanten in Nederland verblijft) door de adoptanten tezamen verzorgd en opgevoed.
De minderjarige is op het Russische paspoort van de vrouw bijgeschreven en heeft vervolgens op 30 december 2003 zijn geboorteland mogen verlaten.
Bij beschikking van deze rechtbank, sector kanton, locatie Zwolle, d.d. 10 mei 2005 is de adoptante benoemd tot voogd over de minderjarige.
Een namens de minderjarige door de adoptante ingediend verzoek tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie bij besluit van 14 januari 2005 afgewezen. Door de adoptante is tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
De voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Gravenhage heeft bij uitspraak van 29 april 2005 het verzoek van de adoptante, die ertoe strekt de uitzetting van de minderjarige achterwege te laten, totdat op voornoemd bezwaarschrift is beslist, toegewezen.
Uit de namens de Minister van Justitie door de directeur van de Stichting Adoptievoorzieningen, Voorlichting Interlandelijke Adoptie, d.d. 11 november 2005 ondertekende, door de adoptanten overgelegde, brief blijkt dat de adoptanten de op grond van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, hierna aangeduid als de Wobka, verplicht gestelde voorlichtingsbijeenkomsten interlandelijke adoptie hebben gevolgd, waarmee is voldaan aan één van de voorwaarden, zoals gesteld in de Wobka.
De Raad heeft op 14 november 2005 zijn op 10 november 2005 gedateerde, rapport uitgebracht. Uit dit rapport blijkt, dat de Raad in deze zaak heeft besloten het gebruikelijke gezinsonderzoek, zoals deze wordt verricht wanneer onderzoek en advies wordt gevraagd inzake een verzoek om beginseltoestemming, aan te vullen met een onderzoek gericht op de ontwikkeling van de minderjarige, alsmede naar de opvoedingssituatie van de minderjarige, zoals deze zich thans voordoet.
Beoordeling van de zaak
Ten aanzien van de procedure
Nu de adoptanten hebben afgezien van een behandeling ter zitting en naar het oordeel van de rechtbank overigens geen belanghebbenden ter zitting behoeven te worden opgeroepen, heeft de rechtbank een behandeling ter zitting achterwege gelaten.
Ten aanzien van het verzoek tot adoptie
De adoptanten hebben de adoptie van de minderjarige verzocht.
De adoptanten stellen zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt dat het onderhavige verzoek voldoet aan de bepalingen van Titel 12 van boek I van het Burgerlijk Wetboek en dat alleen deze bepalingen zien op de vereisten van de adoptie. De adoptanten hebben ter ondersteuning van hun standpunt verwezen naar de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 5 april 2004, nr. 1288/2003, gepubliceerd in Rechtspraak Familierecht 2005 / 5, nr. 49. De adoptanten zijn van mening dat het (nog) niet beschikken van de minderjarige over een verblijfsvergunning en een beginseltoestemming onder de gegeven omstandigheden, waarin de minderjarige reeds gedurende langere periode door hen wordt verzorgd en opgevoed, gezien het belang van de minderjarige, aan een toewijzing van het onderhavige adoptieverzoek niet in de weg staan. Ter ondersteuning van hun standpunt verwijzen de adoptanten naar een door hen overgelegde rapportage van prof. dr. R.A.C. Hoksbergen d.d. 1 december 2004 dat is uitgebracht met het oog op de aanvraag om een verblijfsvergunning en de onderhavige adoptieprocedure ten behoeve van de minderjarige, alsmede naar een brief van A.M. Visser, huisarts van de minderjarige d.d. 2 juli 2004 betreffende de gezondheid van de minderjarige. Uit de overgelegde stukken blijkt volgens de adoptanten, dat de minderjarige aan hen beiden is gehecht, dat het gezien de gezondheidssituatie (een ernstige (voedsel-) allergie) en de emotionele ontwikkeling van de minderjarige, niet in zijn belang moet worden geacht, indien hij gedurende kortere of langere tijd van de beide adoptanten of één van hen wordt gescheiden dan wel gedurende kortere of langere tijd in het buitenland dient te verblijven.
De adoptanten zijn tevens van mening dat ingevolge het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind het concrete belang van het kind altijd moet prevaleren boven eventuele
maatregelen van openbare orde of algemene kinderbeschermende bepalingen, zoals opgenomen in het Haags adoptieverdrag, de Wobka en de Vreemdelingenwet.
De Raad heeft in zijn rapport d.d. 10 november 2005 geconcludeerd dat de adoptanten voldoen aan de vereisten die nodig zijn om de verzorging en opvoeding van de minderjarige goed vorm te geven. Volgens de Raad is het absoluut in het belang van de minderjarige dat hij door de adoptanten wordt geadopteerd.
De Raad heeft de rechtbank geadviseerd de adoptie van de minderjarige door de adoptanten uit te spreken.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de adoptante niet overeenkomstig de in Nederland van toepassing zijnde wettelijke bepalingen heeft gehandeld door, zonder voorafgaande beginseltoestemming van de Minister van Justitie voor het ter adoptie opnemen van een buitenlands kind als bedoeld in artikel 2 van de Wobka, de minderjarige - na adoptie op
8 september 2003 naar Russisch recht - vervolgens op 30 december 2003 mee naar Nederland te nemen.
Anders dan de adoptanten van mening zijn, is de rechtbank van oordeel dat de adoptie van een buitenlands kind niet alleen dient te worden getoetst aan de voorwaarden van artikel 1: 227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat tevens de bepalingen van de Wobka van toepassing zijn. De eis van beginseltoestemming van de Minister van Justitie geldt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen voor het overbrengen van een kind naar Nederland met het oog op adoptie in Nederland. Deze eis geldt ook voor, zoals in de onderhavige zaak, het overbrengen van een kind naar Nederland van een reeds in het buitenland geadopteerd kind. Dit blijkt uit de toelichting op de Wobka. Van feiten en omstandigheden op grond waarvan de bepalingen van de Wobka buiten toepassing blijven als bedoeld in artikel 14 van de Wobka is in het onderhavige geval niet gebleken.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat het feit dat de Minister van Justitie thans nog geen beslissing heeft gegeven op het eerst in 2004 gedane verzoek van de adoptanten tot afgifte van een beginseltoestemming ingevolge de Wobka, en het feit dat de minderjarige thans nog niet beschikt over een geldige verblijftitel, gelet op de zeer bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak, niet aan het uitspreken van de adoptie van de minderjarige in de weg behoeft te staan.
In de onderhavige zaak heeft de rechtbank op grond van de overgelegde stukken aanleiding gevonden in deze slechts het belang van de minderjarige doorslaggevend te achten, met voorbijgaan van de in andere wetten (de Wobka en Vreemdelingenwet) gestelde eisen. Immers niet alleen het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind, maar ook de Wobka (artikel 10 van de Wobka) gaan ervan uit dat het belang van het kind voorop staat.
Daartoe is van betekenis hetgeen is opgenomen in de door de adoptanten overgelegde rapportage van prof. dr. R.A.C. Hoksbergen d.d. 1 december 2004, alsmede de overgelegde brief van A.M. Visser, huisarts van de adoptanten en de minderjarige d.d. 2 juli 2004, alsmede in de door de Raad op verzoek van de rechtbank uitgebrachte rapportage d.d. 10 november 2005.
Uit het raadsrapport blijkt dat de minderjarige goed is gehecht aan de adoptanten. De adoptanten hebben in de afgelopen twee jaar zoveel kwalitatieve zorg, begeleiding en ondersteuning aan de minderjarige geboden, dat de minderjarige zich, vanuit een ontwikkelingsachterstand, ontwikkelde tot een ondernemend en een levenslustig jongetje met een vrijwel normale ontwikkeling. Voor zover de Raad bekend, heeft de minderjarige niets van zijn ouders in de hoedanigheid van ouder en van zijn familie te verwachten. Uit het Raadsrapport blijkt, dat de minderjarige in augustus 2003 door de Russische Kinderbescherming doorgeplaatst zou worden naar een kindertehuis. De Raad stelt zich op het standpunt dat een scheiding van de adoptanten, alsmede een verhuizing naar Rusland een zeer traumatische ervaring voor de minderjarige zou betekenen.
De Raad heeft de rechtbank geadviseerd de adoptie van de minderjarige door de adoptanten uit te spreken.
De adoptanten hebben verklaard in te stemmen met het advies van de Raad.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van de Raad en de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de verzochte adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige moet worden geacht.
De minderjarige is goed gehecht aan de beide adoptanten. Gezien de gezondheidssituatie (een ernstige (voedsel-) allergie) en de emotionele ontwikkeling van de minderjarige, moet het niet in zijn belang worden geacht, indien hij gedurende kortere of langere tijd van de beide adoptanten of één van hen wordt gescheiden dan wel gedurende kortere of langere tijd in het buitenland dient te verblijven. Daarnaast blijkt uit het Raadsrapport dat de adoptanten geschikt zijn als adoptieouders. De rechtbank overweegt tevens nog dat de adoptanten de op grond van de Wobka, verplicht gestelde voorlichtingsbijeenkomsten interlandelijke adoptie hebben gevolgd, waarmee is voldaan aan één van de voorwaarden, zoals gesteld in de Wobka. De rechtbank
merkt nog op geen aanleiding te hebben gevonden om een beslissing door de Minister van Justitie op het door de adoptanten ingediende verzoek tot afgifte van een beginseltoestemming af te wachten, nu thans niet voorzienbaar is wanneer deze zal worden gegeven en te lange onzekerheid omtrent de positie van de minderjarige niet in zijn belang wordt geacht.
Voorts staat vast en is voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat de minderjarige niets meer van zijn ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Uit met name de brief van de adoptanten d.d. 15 december 2005 blijkt dat de adoptanten in Rusland onderzoek hebben laten verrichten naar de biologische ouders van de minderjarige, maar dat tot op heden de juiste identiteit van de biologische ouders niet kon worden vastgesteld. Blijkens het verzoekschrift en de stukken, achten de adoptanten het in het belang van de minderjarige dat hij leeftijdsconform wordt voorgelicht omtrent zijn afstamming, welk standpunt door de rechtbank wordt onderschreven.
Nu verder aan de wettelijke voorwaarden en formaliteiten is voldaan, zal de rechtbank - onder overneming van het Raadsadvies - het primaire verzoek tot adoptie van de minderjarige door de beide adoptanten toewijzen. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarige dat tussen de minderjarige en de beide adoptanten een familierechtelijke betrekking tot stand komt.
Voornaam minderjarige
De adoptanten hebben tevens verzocht de voornaam van de minderjarige vast te stellen als "[voornaam]".
Dit verzoek is op de wet gegrond en zal eveneens worden toegewezen.
Geslachtsnaam minderjarige
Op grond van artikel 1:5, derde lid, eerste volzin, van het Burgerlijk Wetboek heeft de minderjarige door de adoptie de geslachtsnaam van de adoptant, tenzij de adoptanten ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk verklaren dat de minderjarige de geslachtsnaam van de adoptante zal hebben.
De adoptanten hebben in deze procedure gezamenlijk verklaard dat de minderjarige de geslachtsnaam van de adoptante "[geslachtsnaam]" zal hebben.
De rechtbank zal beslissen, zoals hierna is aangegeven.
Geboortegegevens
De door de adoptanten overgelegde vertaling van de geboorteakte van de minderjarige d.d.
[datum] 2003, ? -??, No. [nummer], bevat niet zijn oorspronkelijke geboortegegevens.
De rechtbank zal die gegevens vaststellen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:25c, eerste lid en het derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank is bij het vaststellen van de geboortegegevens uitgegaan van de volgende stukken:
- het stuk "Certificate of Birth", gedateerd [datum] 2003, ? -??, No. [nummer];
- het stuk "Decision" van "The [plaats] Municipal Federal Court of the [regio]" van 8 september 2003,
waarin geboortegegevens van de minderjarige zijn opgenomen.
Spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijke geslacht, oorspronkelijk genaamd [minderjarige] (tevens aangeduid als [minderjarige]), thans genaamd [naam na adoptie] (in de overgelegde vertaling van het adoptievonnis tevens aangeduid als [naam na adoptie] en [naam na adoptie]), geboren op [datum] 2002 te [plaats], [regio], Rusland door adoptanten, beiden wonende [postcode] [plaats], gemeente [gemeente],
[adres].
Stelt als geboortegegevens van de minderjarige vast:
- plaats van geboorte : [plaats], [regio], Rusland
- datum van geboorte : [datum] 2002
- geslacht : mannelijk
- geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
- voornaam [voornaam] [naam]
en gelast de inschrijving daarvan in het register van geboorten van de gemeente [gemeente].
Stelt als voornaam van deze minderjarige vas[voornaam]" en gelast de inschrijving daarvan.
Stelt vast dat door de daartoe strekkende gezamenlijke verklaring van de adoptanten de
minderjarige de geslachtsnaam "[geslachtsnaam]" draagt.
Wijst het meer of anders gevraagde af.
Aldus gegeven door mr. W. Miltenburg, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van C. van Leeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2006.
Hoger beroep
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een procureur/advocaat verplicht.