ECLI:NL:RBZLY:2006:AW1946

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
300964 CV 05-3980
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding ambulancekosten in het kader van BOPZ-opname

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 maart 2006, stond de vraag centraal wie verantwoordelijk is voor de betaling van de kosten van ambulancevervoer dat in opdracht van de politie heeft plaatsgevonden, in het kader van een opname op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). De eisende partij, de Stichting Ambulancezorg Noord & Oost Gelderland, vorderde een bedrag van € 378,05 van de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De gedaagde heeft de vordering bestreden en de kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving en de feiten van het geval.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester van Deventer op 4 december 2004 een beschikking heeft afgegeven voor de opname van de gedaagde in een psychiatrisch ziekenhuis, wat leidde tot het ambulancevervoer door de Stichting. De rechter oordeelde dat de politie, die de opdracht voor het vervoer gaf, dit deed in het kader van de uitvoering van de inbewaringstelling en niet op verzoek van de gedaagde. Hierdoor kon de Stichting geen aanspraak maken op vergoeding van de kosten op basis van zaakwaarneming, omdat de politie een rechtsplicht had om de inbewaringstelling uit te voeren.

De kantonrechter concludeerde dat er geen grond was voor de vordering van de Stichting, aangezien de politie niet in de positie was om de kosten van het vervoer op de gedaagde te verhalen. De vordering werd afgewezen en de Stichting werd veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis benadrukt de scheiding tussen de verantwoordelijkheden van de politie en de Stichting in het kader van de Wet BOPZ en de voorwaarden waaronder kosten voor ambulancevervoer kunnen worden verhaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr.: 300964 CV 05-3980
datum : 23 maart 2006
Vonnis in de zaak van:
de stichting STICHTING AMBULANCEZORG NOORD & OOST GELDERLAND,
gevestigd te Zutphen,
eisende partij, verder te noemen: “de Stichting”,
gemachtigde P. Weij, gerechtsdeurwaarder te Zutphen,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats], [adres],
gedaagde partij, verder te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 14 december 2005,
- het antwoord van [gedaagde],
- de repliek van de Stichting en
- de dupliek van [gedaagde].
Het geschil
De vordering van de Stichting strekt ertoe dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 378,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 288,80 vanaf 6 juni 2005, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
[gedaagde] heeft de vordering bestreden en de afwijzing daarvan bepleit.
De beoordeling
1.
De kantonrechter stelt vast dat de door de Stichting in de dagvaarding gebruikte aanduiding van “[gedaagde]” voor [gedaagde] kennelijk een verschrijving betreft. Nu [gedaagde] er geen blijk van heeft gegeven niet te hebben begrepen dat de vordering jegens hem is ingesteld en evenmin gesteld of gebleken is dat hij met een verbetering van deze verschrijving in zijn mogelijkheden tot verweer is geschaad, wordt die verschrijving verbeterd.
2.
Kern van het geschil is of [gedaagde] gehouden is om de kosten te betalen van zijn vervoer per ambulance op 4 december 2004 van het politiebureau te Deventer naar het Psychiatrisch Ziekenhuis “De Brinkgreven” te Deventer, welke kosten in hoofdsom door de Stichting worden gesteld op een bedrag van € 288,80.
3.
Uit de overgelegde stukken kan worden opgemaakt dat de burgemeester van de gemeente Deventer - op initiatief van de politie te Deventer al dan niet in samenspraak met een psychiater van de Riagg - op 4 december 2004 een beschikking heeft afgegeven als bedoeld in artikel 20 lid 3 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) ertoe strekkende dat [gedaagde] in een psychiatrisch ziekenhuis zou worden opgenomen, nader aan te duiden als “de inbewaringstelling”.
4.
Voorts staat vast dat vervolgens de politie te Deventer conform het bepaalde in lid 4 van artikel 20 Wet BOPZ voormelde beschikking ten uitvoer heeft gelegd door [gedaagde] per ambulance van de Stichting naar voormeld ziekenhuis te laten overbrengen. Daarmee staat buiten discussie dat niet [gedaagde] tot voormelde overbrenging heeft besloten en daartoe aan de Stichting een opdracht heeft gegeven.
5.
Uit de bij repliek gevoegde correspondentie blijkt dat de Stichting zich op het standpunt stelt dat noch de Wet BOPZ noch de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst haar verplicht een vervoer te doen in het kader van een inbewaringstelling. Uit die correspondentie blijkt voorts dat zij stelt dat, indien [gedaagde] haar factuur niet hoeft te betalen, zij voortaan de factuur zal zenden aan de gemeente die de inbewaringstelling afgeeft, hetgeen doet vermoeden dat het hier (tevens) gaat om een proefproces.
6.
Vooralsnog stelt de Stichting zich op het standpunt dat haar optreden is gestoeld op zaakwaarneming ten behoeve van [gedaagde]. Die gestelde grondslag kan de vordering van de Stichting jegens [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter evenwel niet dragen.
7.
De Stichting heeft weliswaar gesteld dat de politie (mede) heeft gehandeld in het belang van [gedaagde] doch dat dient te worden gerelativeerd. Zij heeft immers in de eerste plaats gehandeld in de uitvoering van de inbewaringstelling, welke uitvoering door de burgemeester conform lid 4 van artikel 20 Wet BOPZ aan haar was opgedragen. Deze maatregel moet als onvrijwillige opname / vrijheidsbeperking zeer specifiek des overheids worden aangemerkt. Nu op de politie ter zake de uitvoering van die justitiële maatregel een rechtsplicht rustte, moet al op die grond aan het handelen van de politie het karakter van zaakwaarneming worden ontzegd.
8.1
Voorts geldt dat gesteld noch gebleken is wat de politie heeft verhinderd om die inbewaringstelling zelf ten uitvoer te leggen, in die zin dat zij om objectief gerechtvaardigde redenen [gedaagde] niet zelf naar het psychiatrisch ziekenhuis heeft overgebracht doch daarvoor een ander heeft ingeschakeld. Dat het voor de politie een gebruikelijke gang van zaken zou zijn om zo’n vervoer aan een ambulancedienst als de Stichting over te laten, levert op zichzelf niet zo’n reden op. Het is weliswaar niet onbegrijpelijk dat de politie bij zo’n noodzakelijke overbrenging voor een voor haar makkelijke en snelle oplossing kiest, doch dit kan zij niet zonder meer doen uit hoofde van zaakwaarneming ten behoeve en aldus op kosten van de betrokkene.
8.2
Er kan dan ook niet tot de conclusie worden gekomen dat de politie bij het door haar geven van de opdracht tot vervoer de belangen van [gedaagde] bepalend heeft laten zijn. Nu aldus niet gebleken is dat sprake was van omstandigheden die het handelen van de Stichting noodzakelijk en daarmee gerechtvaardigd kon maken, ontbreekt ook om die reden een grond voor vergoeding op basis van zaakwaarneming, nog daargelaten dat kan worden betwijfeld of de Stichting als de opdrachtnemer van de politie (tevens) als [gedaagde]’s zaakwaarnemer kan worden aangemerkt.
9.
Het gegeven dat vaker voorkomt dat een belanghebbende bij ambulancevervoer niet in staat is om te beoordelen of zulks nodig is en/of daartoe zelf opdracht te geven, zoals bij ongevallen en/of bij acute aandoeningen, zoals de Stichting aanvoert, maakt het voorgaande niet anders.
10.
Anders dan de Stichting veronderstelt, brengt het feit dat [gedaagde] voor de kosten van vervoer d.d. 4 december 2004 verzekerd zal zijn, evenmin een rechtsband tussen hen mee en/of een daaruit voortvloeiende verplichting tot vergoeding van die kosten.
11.
Tot slot schept de stelling van de Stichting dat de gemeente en/of de politie jegens [gedaagde] een recht zou hebben van verhaal van de kosten van vervoer nog geen aansprakelijkheid van [gedaagde] jegens de Stichting.
12.
De slotsom is dan ook dat de vordering niet voor toewijzing vatbaar is.
13.
De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van de Stichting af;
- veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 23 maart 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.