ECLI:NL:RBZLY:2006:AW1950

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
20 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
307679 VV 06-3
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een gedetineerde werknemer en de doorbetaling van loon

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 20 maart 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een gedetineerde werknemer, en zijn werkgever, Wezo Groep B.V. [eiser] was sinds 9 augustus 2005 werkzaam als verpakker bij Wezo en was vanaf 1 augustus 2005 volledig arbeidsongeschikt. Op 19 november 2005 heeft hij een collega neergestoken, waarna hij in voorlopige hechtenis werd genomen. Wezo heeft hem op 23 november 2005 op staande voet ontslagen, met als reden de mishandeling van een collega, wat volgens Wezo een dringende reden voor ontslag vormde. [eiser] heeft het ontslag betwist en vorderde in kort geding wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris, stellende dat het ontslag onterecht was verleend.

De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen. De rechter oordeelde dat [eiser] sinds 21 november 2005 zijn werk verzuimde, wat samenhing met het ernstige misdrijf dat hij had gepleegd. Dit verzuim werd als een omstandigheid beschouwd die aan [eiser] kon worden toegerekend. De kantonrechter oordeelde verder dat de detentie van [eiser] en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de arbeidsrelatie van Wezo een onherstelbare situatie creëerden, waardoor een terugkeer van [eiser] in de organisatie onaanvaardbaar zou zijn. De rechter concludeerde dat er onvoldoende zekerheid bestond dat [eiser] in een bodemprocedure zou winnen, en dat Wezo geen loon verschuldigd was, aangezien de detentie niet in de risicosfeer van de werkgever viel. [eiser] werd veroordeeld in de kosten van het geding.

De uitspraak benadrukt de complexiteit van arbeidsrechtelijke geschillen in combinatie met strafrechtelijke aspecten, vooral wanneer het gaat om werknemers die in voorlopige hechtenis verkeren. De rechter heeft de belangen van de werkgever en de kwetsbaarheid van de werknemers in de organisatie in overweging genomen, wat leidde tot de afwijzing van de vorderingen van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 307679 VV 06-3
datum : 20 maart 2006
Vonnis in het kort geding van:
[EISER],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in de P.I. te Zwolle,
eiser, verder te noemen: “[eiser]”,
gemachtigde mw. mr. T.H. Dijkstra, advocaat te Zwolle,
voorwaardelijk toegevoegd d.d. 3 februari 2006 onder nr. 2CP5012,
tegen
de besloten vennootschap WEZO GROEP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde, verder te noemen: “Wezo”,
gemachtigde mr. Y.J.M. Rustenberg-Bergman, bedrijfsjurist bij SOWECO N.V. te Almelo.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 22 februari 2006 houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad met aangehechte producties en
- een door Wezo ingediend verweerschrift d.d. 8 maart 2006 met aangehechte producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 maart 2006. Verschenen zijn:
- [eiser], bijgestaan door mw. mr. Dijkstra voormeld, en
- namens Wezo de heer [A], manager sociale zaken, bijgestaan door mw. mr. Rustenberg-Bergman.
Het geschil
De vordering van [eiser] strekt ertoe dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. zal verklaren voor recht dat [eiser] tijdig een beroep heeft gedaan op de vernietigbaarheid van het aan hem verleende ontslag;
II. Wezo zal veroordelen om [eiser] binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis toe te laten tot haar bedrijf en hem daar in de gelegenheid te stellen de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 500 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Wezo in gebreke blijft daaraan te voldoen;
III. Wezo zal veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.168 bruto aan loon over het tijdvak van 23 november 2005 tot 22 februari 2006 en een bedrag van € 1.542 bruto per maand voor iedere maand vanaf 22 februari 2006 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal beëindigd;
onder veroordeling van Wezo in de kosten van deze procedure.
Wezo heeft de vorderingen bestreden en de afwijzing daarvan bepleit.
De vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.
a. Wezo exploiteert op drie locaties in Zwolle een onderneming voor sociale werkgelegenheid. bedoeld voor mensen die zijn aangewezen op aangepaste arbeid.
b. [eiser], geboren op [datum], is sinds [datum] bij Wezo in dienst en vanaf 9 augustus 2005 geplaatst in de functie van verpakker op Wezo’s afdeling “verpakking en montage”, gevestigd op de locatie “Marslanden”.
c. [eiser] is vanaf 1 augustus 2005 volledig arbeidsongeschikt.
d. [eiser] heeft tot 19 november 2005 in zijn woning samengeleefd met [X], die eveneens in dienst is bij Wezo op de afdeling “mailing”, gevestigd op de locatie “Ceintuurbaan/ Boerendanserdijk”. [eiser] was tot zijn overplaatsing per 9 augustus 2005 eveneens op die afdeling werkzaam.
e. Op zaterdag 19 november 2005 heeft [eiser] [X] neergestoken. [eiser] is daarop per die datum in voorlopige hechtenis genomen, welk voorarrest tot op heden heeft voortgeduurd. Een door hem ingediend verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is op 16 februari 2006 door de strafraadkamer van deze rechtbank afgewezen. [eiser] is omtrent dit voorval gedagvaard om op 16 mei 2006 te verschijnen voor meervoudige strafkamer.
f. Bij brief van 23 november 2005 heeft Wezo [eiser] op staande voet ontslagen en daartoe aangevoerd: (..) De dringende reden is gelegen in het feit dat u een collega werkneemster, met wie U tot voor kort op één en dezelfde afdeling werkte, en waarbij algemeen bekend is dat u met haar in de privé-sfeer nauw contacten onderhoudt, hebt mishandeld (steekpartij). Tevens hebben wij rekening te houden met het thans merkbare effect van uw handelen op de collega’s van uw vroegere afdeling (waar u samenwerkte met mw. Tiekink) en de afdeling waar u zeer recent geplaatst bent. Deze gedragingen en de daaruit voortvloeiende effecten zijn van dien aard, dat van Wezo niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst met u voort te zetten (..).
g. Bij brief van 15 december 2005 is namens [eiser] de vernietigbaarheid van het aan het gegeven ontslag ingeroepen en meegedeeld dat hij zich beschikbaar houdt voor zijn werkzaam-heden en aanspraak maakt op doorbetaling van zijn salaris.
Standpunten van partijen
[eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat hij is ontslagen zonder dat hij daartoe een dringende reden heeft gegeven en zonder dat Wezo daartoe toestemming heeft verkregen. Bij het ontslag heeft Wezo voorts het opzegverbod geschonden uit artikel 7:670 lid 1 BW. De aan [eiser] verweten mishandeling staat los van zijn werkzaamheden bij en voor Wezo en heeft slechts in de privé-sfeer plaatsgevonden. Daarnaast waren [eiser] en de persoon jegens wie hij zich onaanvaardbaar heeft gedragen, niet meer op dezelfde afdeling werkzaam. Nu [eiser] voorts vanaf 1992 naar volle tevredenheid van Wezo heeft gewerkt en zijn leeftijd en arbeidshandicap werk op de reguliere arbeidsmarkt uiterst onwaarschijnlijk maken, was er geen grond voor een ontslag op staande voet. Hij heeft belang bij zijn vorderingen omdat hij inkomen uit arbeid nodig heeft voor bekostiging voor zijn woning en arbeid en huisvesting noodzakelijke voorwaarden zijn voor een schorsing van de voorlopige hechtenis onder de voorwaarde van elektronisch toezicht, waartoe hij eind maart opnieuw een verzoek zal doen, aldus [eiser].
Wezo heeft tegen de vorderingen aangevoerd dat allereerst het spoedeisend belang ontbreekt aangezien het datum van ontslag al dateert van 23 november 2005. Daarnaast geldt dat [eiser] met het neersteken van een collega-werkneemster van Wezo zich binnen Wezo onherstelbaar onmogelijk heeft gemaakt aangezien zijn handelen zodanige onrust en gevoelens van onveiligheid bij de overige werknemers van Wezo heeft veroorzaakt dat van een normale en rustige arbeidsfeer niet meer kon worden gesproken. Daarbij geldt dat het gaat om kwetsbare werknemers die behoefte hebben aan een aangepaste en beschermende werkomgeving. Het feit dat [eiser] tijdens het ontslag arbeidsongeschikt was heeft geen enkele rol gespeeld in de beslissing daartoe. Er is ook niet gehandeld in strijd met een opzegverbod. Er is dan ook geen aanleiding voor toewijzing van de vorderingen. Overigens zal Wezo overgaan tot stappen om te komen tot een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De beoordeling
1.
Door [eiser] is gedagvaard de naamloze vennootschap Wezo Groep n.v. Ter zitting is gebleken dat zulks een vergissing betreft, dat zo’n vennootschap niet bestaat en dat is beoogd in rechte te betrekken de besloten vennootschap Wezo Groep b.v. Aangezien voorts ter zitting is gebleken dat ook laatstgenoemde vennootschap daarvan is uitgegaan en van haar zijde er uitdrukkelijk mee is ingestemd om die verschrijving verbeterd te lezen, moet ervan worden uitgegaan dat Wezo met die verbetering in de partijaanduiding niet is geschaad in haar mogelijkheden tot verweer.
2.
Anders dan Wezo betoogt, is de spoedeisendheid van de zaak in voldoende mate komen vast te staan. [eiser] heeft immers onder meer gevorderd een wedertewerkstelling en een doorbetaling van salaris. Dat Wezo die vorderingen bestrijdt - en in dat kader onder meer heeft gewezen op de verstreken tijd na 23 november 2005 - maakt niet dat [eiser] geen belang heeft bij een spoedige beoordeling van die door hem ingestelde vorderingen.
3.
[eiser] heeft allereerst een verklaring voor recht gevorderd dat hij tijdig een beroep heeft gedaan op de vernietigbaarheid van het aan hem gegeven ontslag. Een dergelijke verklaring is declaratoir van karakter en kan reeds daarom niet bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding worden toegewezen.
4.
[eiser] heeft zijn vorderingen tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon gegrond op de stelling dat hem ten onrechte een ontslag op staande voet is verleend.
5.
Of dat ontslag in een procedure ten gronde de toets der kritiek kan doorstaan, moet naar het oordeel van de kantonrechter worden betwijfeld, in aanmerking genomen [eiser]s leeftijd van toen [X] jaar, de duur van het dienstverband van 13 jaar en de kennelijk verder smetteloze staat daarvan, [eiser]s - gezien zijn arbeidshandicap - aannemelijk te achten zwakke arbeidsmarkt-positie, het gegeven dat het aan [eiser] verweten voorval heeft plaatsgevonden in privé-tijd en in de privé-sfeer en er aldus een sprake is van ver verwijderd verband met Wezo en het feit dat [eiser] en [X] geplaatst waren op verschillende locaties.
Gezien hetgeen hierna wordt overwogen, kan die twijfel evenwel niet al tot toewijzing van de vorderingen tot wedertewerkstelling en tot doorbetaling van salaris leiden.
6.1 wedertewerkstelling
Vast staat immers dat [eiser] zich thans in voorlopige hechtenis bevindt en dat er geen concreet uitzicht bestaat op een beëindiging dan wel schorsing daarvan. Een recent verzoek tot schorsing is afgewezen en een hernieuwd verzoek daartoe is zelfs nog niet ingediend. Voorts geldt dat de behandeling van het strafrechtelijke verwijt jegens hem is gepland op 16 mei 2006, zodat er vooralsnog vanuit moet worden gegaan dat [eiser] in ieder geval tot en met die datum zijn werk voor Wezo niet kan hervatten.
6.2
Voorts is onduidelijk gebleven hoe de vordering tot wedertewerkstelling zich verhoudt tot de tevens door [eiser] betrokken stelling dat hij sinds augustus 2005 onveranderd arbeidsongeschikt is. Dat Wezo dan verplicht zou moeten worden om [eiser] de overeengekomen werkzaamheden te laten verrichten, valt zonder nadere (arbeidsmedische) onderbouwing, die ontbreekt, niet in te zien.
6.3
Tot slot pleit tegen een wedertewerkstelling het feit dat Wezo heeft aangekondigd te willen komen tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog mocht blijken te bestaan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan vooralsnog niet tot de conclusie worden gekomen dat zo’n ontbindingsverzoek niet kansrijk zal zijn en niet voor ommekomst van [eiser]s detentie beslist zal zijn.
[eiser] verzuimt immers sinds maandag 21 november 2005 zijn werk. Dat verzuim hangt samen met een - gelet op de (duur van de) voorlopige hechtenis en [eiser]s erkenning dat het gaat om onaanvaardbaar gedrag - kennelijk ernstig misdrijf, gepleegd tegen een andere werknemer van Wezo, zodat zowel die detentie als het daaruit voortvloeiend verzuim geacht moeten worden het gevolg te zijn van aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden. Voorts kan niet onaannemelijk worden geacht de stelling van Wezo dat bedoeld incident heeft geleid tot beroering binnen haar organisatie en bij haar werknemers en dat een terugkeer van [eiser] binnen haar organisatie opnieuw zal leiden tot gevoelens van onrust en onveiligheid bij de werknemers van met name de afdelingen waarbinnen [eiser] in het recente verleden heeft gewerkt. Nu onomstreden is dat de werknemers van Wezo behoren tot een meer dan gemiddeld kwetsbare groep personen, kan bepaald niet worden uitgesloten dat, ondanks de in r.o. 5 vermelde omstandigheden, een afweging van de belangen ter zake in het nadeel van [eiser] zal uitvallen.
6.4
De conclusie moet thans dan ook zijn dat om de hierboven weergegeven redenen onvoldoende zeker is dat Wezo verplicht kan / moet worden [eiser] tot zijn werk toe te laten. Daarmee ontbreekt het noodzakelijke vooruitzicht op een voor [eiser] positieve uitkomst in een bodemprocedure dienaangaande, hetgeen leidt tot de conclusie dat de vordering tot wedertewerkstelling thans niet toewijsbaar is.
7. doorbetaling van salaris
Anders dan [eiser] veronderstelt, is Wezo op grond van de in artikel 7:627 BW neergelegde hoofdregel “geen arbeid, geen loon” geen loon aan hem verschuldigd over de tijd die [eiser] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en kennelijk nog dient door te brengen. De verhindering om voor Wezo arbeid te verrichten is sinds 19 november 2005 in de eerste plaats het gevolg van detentie en niet van [eiser]s arbeidsongeschiktheid. Een detentie betreft, anders dan arbeidsongeschiktheid, geen omstandigheid die in de risicosfeer ligt van Wezo als werkgever. Over de achterliggende periode vanaf 23 november 2005 tot heden kan aldus niet tot een verschuldigdheid van loon worden geconcludeerd. Nu er voorts geen concreet vooruitzicht bestaat op een einde van [eiser]s detentie, is er thans evenmin grond voor een verplichting van Wezo tot doorbetaling van eventueel toekomstig loon van [eiser].
8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden verwezen.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
- weigert de door [eiser] gevorderde voorlopige voorzieningen;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Wezo begroot op € 400,00 voor salaris gemachtigde;
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 20 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.