ECLI:NL:RBZLY:2006:AX5372
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Arbeidsovereenkomst en beëindiging bij opvolgende werkgevers
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 maart 2006, staat de vraag centraal of de arbeidsovereenkomst van de eiseres, die in dienst was bij de Binderij, is voortgezet bij de gedaagde partij na beëindiging van haar eerdere dienstverband. Eiseres, geboren op 25 november 1984, was vanaf 1 juni 2001 werkzaam als leerling vouwer bij de Binderij, waar zij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had. Na een conflict met haar leidinggevende heeft zij haar werkzaamheden per 1 april 2004 beëindigd en is zij in dienst getreden bij de gedaagde partij. De gedaagde heeft echter het contract met eiseres per 1 april 2005 niet verlengd, wat heeft geleid tot deze procedure.
Eiseres vordert onder andere een verklaring voor recht dat haar arbeidsovereenkomst met de gedaagde ook na 31 maart 2005 is voortgezet en dat zij recht heeft op betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een voortzetting van de arbeidsovereenkomst op basis van de Ragetlie-regel, omdat de gedaagde niet als opvolgende werkgever kan worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst met de Binderij niet automatisch is overgegaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij de gedaagde, ondanks de vennootschapsrechtelijke band tussen beide werkgevers. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst met de gedaagde op 1 april 2005 van rechtswege is geëindigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de specifieke omstandigheden van de arbeidsovereenkomsten en de rol van de Ragetlie-regel in het arbeidsrecht. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling van de vorderingen van eiseres, waarbij gedaagde is opgedragen om nadere stukken over te leggen.