ECLI:NL:RBZLY:2006:AX6441
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Kleinrensink
- A. Pennings
- C. van den Steenhoven-Drion
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens overschrijding van de redelijke termijn in een strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 mei 2006 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte. De verdachte was op 19 mei 2003 aangehouden, waarna het proces-verbaal op 29 juli 2003 werd gesloten. Gedurende de periode tot de zitting op 11 mei 2006 zijn er geen opsporingshandelingen meer verricht, wat leidde tot een aanzienlijke vertraging in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ingewikkeldheid van de zaak, de proceshouding van de verdachte en de voortvarendheid van het openbaar ministerie. Het lange tijdsverloop was niet te wijten aan de verdachte, maar aan het openbaar ministerie, dat meerdere malen tekort is geschoten in de naleving van de dagvaardings- en oproepingstermijnen. De rechtbank oordeelde dat, gezien de ernst van de feiten, niet volstaan kon worden met strafvermindering en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vervolging. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de verdachte en zijn advocaat, mr. Weijers, en werd uitgesproken door de rechters M. Kleinrensink, A. Pennings en C. van den Steenhoven-Drion, met mr. Ter Haar als griffier.