ECLI:NL:RBZLY:2006:AX6851

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
109085 / HA ZA 05-663 (2)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C. Moorman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van niet verschijnen ter comparitie in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, is eiseres, het Waterschap Zuiderzeeland, niet verschenen op de inlichtingencomparitie. De rechtbank oordeelt dat eiseres, gezien het tussenvonnis, had moeten begrijpen dat zij op deze comparitie inlichtingen diende te verstrekken. Het niet verschijnen leidt tot de conclusie dat het Waterschap met betrekking tot een deel van de vordering niet langer de stelling wenst te handhaven dat dit schade betreft die door toedoen van gedaagde is geleden. De gedaagde, die eerder veroordeeld was wegens valsheid in geschrifte, had voor een bedrag van EUR 94.600,- onterecht opdrachtverstrekkingen ingediend bij het Waterschap. De rechtbank benadrukt dat het Waterschap en de personeelsvereniging afzonderlijke rechtspersonen zijn en dat de vordering alleen toewijsbaar is indien er schade aan de zijde van het Waterschap is door onrechtmatig handelen van gedaagde. Het Waterschap heeft onvoldoende bewijs geleverd voor het onrechtmatig handelen van gedaagde, wat leidde tot de beslissing dat de vordering voor het meerdere, boven het eerder genoemde bedrag, niet langer wordt gehandhaafd. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het bedrag van EUR 94.600,- met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, en tot betaling van EUR 1.360,11 wegens gelegde beslagen. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagde. Het vonnis is uitgesproken op 19 april 2006 door mr. H.C. Moorman.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 109085 / HA ZA 05-663
Vonnis van 19 april 2006
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP ZUIDERZEELAND,
zetelend te Lelystad,
eiser,
procureur mr. H.A. Bosma,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
procureur mr. E.D. van Tellingen.
Partijen zullen hierna het Waterschap en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis d.d. 21 december 2005
- de in het kader van een comparitie van partijen nader ingezonden producties.
De rechtbank heeft een inlichtingencomparitie bevolen op 7 maart 2006. Partijen zijn niet ter zitting verschenen.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 7 februari 2006 is [gedaagde] veroordeeld wegens valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, daaruit bestaande dat hij voor in totaal EUR 94.600,- opdrachtverstrekkingen of nota's bij het Waterschap heeft ingediend en die heeft voorzien van een paraaf, alsof de bevoegde budgethouder voor akkoord had getekend, waarbij hij het deed voorkomen dat hij namens de personeelsvereniging handelde en dat deze vereniging recht had op betaling van de betreffende bedragen.
De beoordeling
Vooropgesteld dient te worden dat, hoewel het Waterschap en de personeelsvereniging nauw met elkaar zijn verweven, het om afzonderlijke rechtspersonen gaat die niet met elkaar kunnen worden vereenzelvigd. In deze procedure treedt alleen het Waterschap als eiser op. De vordering is dan ook alleen toewijsbaar indien en voorzover er sprake is van schade aan de zijde van het Waterschap als gevolg van onrechtmatig handelen door [gedaagde].
In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat het Waterschap onvoldoende heeft geadstrueerd waaruit het onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens het Waterschap zou hebben bestaan. De rechtbank heeft vervolgens een comparitie gelast teneinde door het Waterschap geïnformeerd te worden over de vraag op welke gedragingen van [gedaagde] het Waterschap doelt als het onrechtmatig handelen van [gedaagde] aan de vordering ten grondslag legt.
[gedaagde] heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Het Waterschap heeft daarop bericht in de afwezigheid van [gedaagde] reden te zien ook niet te verschijnen. De rechtbank acht dat onbegrijpelijk daar voor het Waterschap volstrekt duidelijk moet zijn geweest dat het niet een schikkingscomparitie betrof maar een inlichtingencomparitie, waarbij niet [gedaagde] maar het Waterschap inlichtingen diende te verstrekken.
Het genoemde strafvonnis is, naar de rechtbank ambtshalve bekend is, in kracht van gewijsde gegaan en levert derhalve dwingend bewijs op van het feit dat [gedaagde] door valsheid in geschrifte, en derhalve onrechtmatig, heeft bewerkstelligd dat het Waterschap in totaal EUR 94.600,- aan de personeelsvereniging heeft betaald zonder dat voor die betaling een grond was. Derhalve heeft het Waterschap door onrechtmatig handelen van [gedaagde] schade geleden ter hoogte van EUR 94.600,- en is de vordering toewijsbaar tot dat bedrag.
De vordering van het Waterschap beloopt een groter bedrag. Ten aanzien van dat meerdere is, bij het ontbreken van nadere inlichtingen van het Waterschap, niet duidelijk waarom dat zou moeten worden aangemerkt als schade die het Waterschap heeft geleden als gevolg van onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens het Waterschap.
De rechtbank maakt uit het niet-verschijnen van het Waterschap op grond van het bepaalde in artikel 88, lid 4 Rv de gevolgtrekking dat het Waterschap met betrekking tot hetgeen meer is gevorderd dan EUR 94.600,- niet langer de stelling wenst te handhaven dat dit schade van het Waterschap betreft die door toedoen van [gedaagde] is geleden. Wellicht betreft het schade die de personeelsvereniging heeft geleden, maar die is in deze procedure geen partij. Voor dit meerdere dient de vordering dan ook te worden afgewezen.
Het Waterschap heeft voorts gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het schadebedrag, ingaande op het moment waarop hij daarover op enige wijze de beschikking heeft gekregen of anderszins tot aan de dag der algehele voldoening.
De onderscheidene bedragen zijn overgemaakt naar de rekening van de personeels-vereniging en vervolgens in de tijd daarna door [gedaagde] in kleine porties van die rekening gehaald. Derhalve is niet te achterhalen wanneer [gedaagde] de beschikking heeft gekregen over het bedrag van EUR 94.600,-. De rechtbank acht het redelijk de verplichting tot betaling van de wettelijke rente over het gehele bedrag te laten ingaan op de dag van de dagvaarding, derhalve op 12 mei 2005.
De vordering om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van EUR 1.360,11 wegens gelegde beslagen is tot dat bedrag toewijsbaar nu de kosten van de bij de dagvaarding gevoegde beslagexploten reeds een hoger bedrag belopen.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] aan het Waterschap te betalen een bedrag van
EUR 94.600,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag ingaande
12 mei 2005 tot de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat bij gedeeltelijke voldoening de rente wordt berekend over het resterende bedrag en
dat telkens na afloop van een jaar het bedrag waarover de wettelijke rente wordt berekend wordt vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente.
wijst af het meer of anders gevorderde;
veroordeelt [gedaagde] aan het Waterschap te betalen een bedrag van
EUR 1.360,11 wegens gelegde beslagen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, voorzover gevallen aan de zijde
van het Waterschap tot op heden begroot op EUR 4.548,60;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Moorman en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2006.